archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Bert Kreemers worstelt met Defensie Willem Minderhout

0611BS Bert Kreemers
Op dinsdag 10 februari promoveerde Bert Kreemers op ‘Hete hangijzers. De aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen’ . ‘Mijn vriend en partijgenoot’, schreef ik op mijn weblog. Dat bleek gedeeltelijk achterhaald te zijn.
 
‘Dat heeft nog een heus ‘Boekestijntje’ opgeleverd’, lacht Bert. ‘Arend Jan Boekestijns eerste reactie was dat ik een ‘echt PvdA-proefschrift, Leiden onwaardig’ had geschreven. Nadat hij zich wat beter had georiënteerd op de inhoud van mijn proefschrift en ervan op de hoogte was gebracht dat ik geen PvdA-lid meer was heeft hij hier schriftelijk zijn excuses voor aangeboden. Ik bevind me nu dus in het eerbiedwaardige gezelschap, van Mark Rutte tot de Chinezen, dat excuses van Boekestijn heeft gehad. Joshua Livestro wees me wel op jouw weblog waarin stond dat ik nog lid was, vandaar dat ik je vroeg om dat aan te passen. Je merkt dat je weblog goed gelezen wordt!’
 
‘Ik heb natuurlijk een PvdA-verleden. Ik werkte voor de Tweede Kamerfractie en ik werd voorlichter bij Defensie onder Relus Ter Beek. Bart Tromp zou aanvankelijk mijn promotor zijn. Na zijn plotselinge overlijden werd die rol overgenomen door Jouke de Vries. Twee vooraanstaande PvdA-geleerden. Misschien is het leuk om in dit verband te melden dat Jouke één van mijn stellingen afkeurde: ‘In Nederland komt kannibalisme alleen nog bij de PvdA voor’. Maar dat geeft wel aan waarom ik bij de PvdA weg ben gegaan: de horkerige manier waarop daar met mensen om wordt gegaan. Ik was bijvoorbeeld bij die vergadering waar de gemeenteraadslijst voor Den Haag werd vastgesteld en Marieke Bolle aanvankelijk op de zeventiende plek was gezet. Met veel pijn en moeite wist ze nog een verkiesbare plek te bemachtigen. Ik vond dat een beschamende vertoning. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat mijn band met de partij zich beperkte tot een band met een aantal personen zoals Bart Tromp en heb ik mijn lidmaatschap opgezegd. Het feit dat Marieke Bolle toch nog fractievoorzitter werd en nu zelfs wethouder doet daar niets aan af. Bart Tromp zei altijd: ‘Je kunt je lidmaatschap maar één keer opzeggen en er komt vast nog wel een moment waarop er een betere aanleiding is om dat te doen’. Hij bleef dus lid tot zijn dood, maar ik had er geen zin meer in.’
 
‘Tijdens de promotieplechtigheid werd ik nogal doorgezaagd over de rol die ik aan ‘groupthink’ toeschrijf in het proces om tot de aanschaf van vliegtuigen over te gaan. Groupthink treedt op als de samenhang van de groep belangrijker wordt gevonden dan het kritisch nadenken over waar men mee bezig is. Het treedt vaak op op momenten dat er onder grote tijdsdruk beslissingen moeten worden genomen. Je hebt gelijk dat ik me daar altijd aan heb trachten te ontworstelen. Dat zal enerzijds met mijn eigenwijze karakter te maken hebben, maar ik ben er ook toe gestimuleerd. Toen ik woordvoerder bij Defensie werd, eiste Relus ter Beek van me dat ik hem scherp zou houden en zou behoeden voor de waan van de dag. Een minister van Defensie is een eenzame figuur. Defensie is een wereld op zich. Als een minister van Volksgezondheid iets wil, reageren er onmiddellijk allerlei organisaties van ziekenhuizen, verzekeraars, artsen en patiënten en ontstaat er een maatschappelijke discussie, maar bij Defensie verdwijnt zoiets in het apparaat en moet je maar afwachten wat er uiteindelijk van wordt opgepikt. Minister Vredeling vroeg zich ooit af wie er eigenlijk echt voor hem werkten. Uiteindelijk kwam hij niet verder dan zijn secretaresse en zijn chauffeur. Om toch een vertrouweling op een wat hogere functie te hebben haalde hij Ab Sligting, een medewerker van Den Uyl, als hoofd voorlichting naar Defensie. Voorlichting heeft daardoor bij dat ministerie een heel andere positie dan bij de andere ministeries. Ook onder Ter Beek was Voorlichting een club waarop hij kon blindvaren. Hij moest grote bezuinigingen doorvoeren en hij deed dat tot grote schrik van de militaire leiding ook werkelijk. Generaals en admiraals probeerden dat openlijk te dwarsbomen.´
 
´Bij het uitbreken van de Golfoorlog, Irak was op 2 augustus 1990 Koeweit binnen gevallen, was ik een van de weinigen die niet op vakantie was. Ter Beek zat ergens in Marbella. Het was een hele mooie zomer, maar wij hebben het daglicht nauwelijks gezien. We zagen ons ineens geplaatst voor vraagstukken waar we nog nooit bij stil hadden gestaan. Alles bij Defensie was gericht op het verdedigen van de Noord-Duitse laagvlakte en nu moesten we ons ineens buigen over deelname aan een oorlog bij de Perzische Golf. Toen Ter Beek terug kwam had ik een uitgebreid dossier samengesteld met onder andere een motie van hemzelf uit 1980 waarin hij opriep afzijdig te blijven bij de oorlog tussen Iran en Irak. Er ontstond een soort maalstroom waarin we werden meegezogen. Ter Beek wist bijvoorbeeld niet dat minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek Patriot-raketten had toegezegd aan Israel. Vanaf dat moment ben ik aantekeningen bijgehouden van alle belangrijke gebeurtenissen waar ik bij betrokken was. ‘
 
‘ Srebrenica was van alles wat ik heb meegemaakt uiteraard het meest ingrijpend. Ook hier probeerde de strijdmacht zoveel mogelijk alles buiten de politieke leiding om te regelen. Ik ben er twee keer geweest. De eerste keer kwam ik er met Ter Beek. Het bleek dat de enclave al drie weken niet bevoorraad was en Ter Beek wist van niets. Dat vond het militaire commando niet nodig. Ik had indertijd een stagiaire, Drea Berghorst, die met een scriptie bezig was waarin zij stelde dat de besluitvorming over het uitzenden van Dutchbat te overhaast was gebeurd. Zij dreigde haar deadline niet te halen en vroeg me op een gegeven moment of ze wat meer tijd mocht hebben. Ik heb haar gezegd dat ze gewoon hard door moest werken en dat bleek achteraf een gouden advies. Ze leverde haar scriptie – ‘Very Good News’ geheten, naar de uitspraak van Boutros Ghali toen Nederland besloot tot deelname – op 6 juli 1995 in. Vijf dagen later viel de enclave. Ze was dus op het nippertje ontsnapt aan het verwijt dat ze achteraf makkelijk praten had.’
 
‘Als voorlichter had ik het moeilijk in die tijd, want ik wist dat we niet over alle relevante informatie konden beschikken. Er bleef veel in het militaire apparaat steken. Mensen als Couzy vonden mij op het randje van de deloyaliteit wankelen, maar door de buitenwacht werd ik gezien als een spindoctor die alles goedpraatte wat er rond de val van de enclave gebeurd was. Zelfs Karremans’ uitspraak dat er in Srebrenica ‘geen good en bad guys’ waren, werd aan mij toegeschreven. Op een gegeven moment werd ik door minister De Grave weggepromoveerd naar Clingendael. Anders dan zijn voorganger Voorhoeve, die bij mijn promotie als opponens aanwezig was, wilde De Grave vooral rust in de tent. Hij vond mij maar lastig. Ik voelde me ernstig in mijn eer en goede naam aangetast en besloot een artikel in NRC te schrijven waarin ik opriep om ‘Srebrenica’ aan een parlementair onderzoek te onderwerpen. Dat is er toen gelukkig gekomen.‘
 
‘Bij Clingendael kwam ik Bart Tromp tegen. Ik was bezig aan een artikel over de besluitvorming rond de aanschaf van de F-16 en Bart raadde me aan om dat uit te werken tot een proefschrift. Daar had ik wel oren naar en ik vroeg hem of hij mijn promotor wilde zijn. Op 4 juni 2007 gaf hij zijn goedkeuring aan mijn manuscript, maar zestien dagen later overleed hij plotseling. Dat was een enorme schok voor me, want hij was niet zo maar een promotor. Bart was een vriend en een enorme inspiratiebron.’

‘ Met de aanschaf van gevechtsvliegtuigen heb ik nooit direct te maken gehad. Ik herinner me wel dat ik ergens in 1986 een voorstel aantrof om driehonderd miljoen gulden te investeren om de veiligheid van de vliegers te vergroten. Dat was niet begroot, maar hoe kon je daar tegen zijn? Dat was de eerste keer dat ik geconfronteerd werd met de macht van de experts van de Luchtmacht. Ik noem dat de ‘Technopols’. Het zijn stuk voor stuk breed ontwikkelde experts, uitstekende vaklieden, maar ze onttrekken zich aan iedere democratische controle. ‘
 
‘De aanschaf van de Starfighter was een comedy – of wellicht een tragedy - of errors. Na de oorlog zorgden de VS voor de herbewapening van Europa, maar dat tij was aan het keren. Wij verwachtten dat de VS ons de helft van de Starfighters cadeau zou doen, maar dat gebeurde niet. Bovendien bleek dit toestel al bij aanschaf verouderd. De Starfighter was een soort raket met vleugeltjes die pijlsnel naar Oost Europa kon vliegen om daar een atoombom te laten vallen en vervolgens weer razendsnel rechtsomkeert te maken. Die nucleaire taak was al snel achterhaald, maar veel anders kon dat toestel niet. Het was nauwelijks wendbaar, dus als jachtvliegtuig, of voor grondsteun was het niet inzetbaar.‘
 
‘Er werd al snel naar een opvolger gezocht. Northrop gooide hoge ogen als leverancier. Dat had onder meer te maken met de vriendschap van Prins Bernhard met de directeur van Northrop, Thomas Jones. Jones logeerde zelfs op Soestdijk en werd rondgereden in de dienstauto van de Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht. Dat was tot de ‘Lockheed-affaire’ de functie van Prins Bernhard. Vredeling kwam Jones ooit tegen tijdens een lunch op paleis Soestdijk. Over die banden met Northrop was al veel bekend. Ik heb ontdekt dat die relatie al in de jaren vijftig bestond. Prins Bernhard heeft destijds in Las Vegas met de Duitse minister Franz Joseph Strauss om een fles champagne gewed dat niet de Starfighter van Lockheed, maar een toestel van Northrop zou worden aangeschaft. In het Rijksarchief trof ik een brief aan waarin Strauss aan Bernhard vraagt waar die fles blijft. Toen de KLM zijn landingsrechten in de VS dreigde te verliezen heeft Bernhard overigens bij de minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, gedreigd dat de aanschaf van de F-16 zou worden afgeblazen. ’
 
‘Bij de discussie rond de vervanging van de Starfighter zie je dat een heleboel elementen een rol spelen. Dat maakt het zo ingewikkeld. Niet alleen de kwaliteit van het toestel, maar ook de economische belangen in de vorm van compensatieopdrachten en strategische overwegingen met betrekking tot het belang van een Europese defensie-industrie. Het Franse Dassault heeft nog een wat onbeholpen poging gedaan om Nederlandse parlementariërs, Piet Dankert met name, om te kopen in een poging hun Mirage naar voren te schuiven. Dat heeft een averechts effect gehad. Alle betrokkenen zijn inmiddels overleden, op Philip Freriks na die deze zaak op verzoek van Dankert in Le Monde wereldkundig had gemaakt. ’
 
´De F-16 was aanvankelijk geen kandidaat om de Starfighter op te volgen. De producent, General Dynamics, bleek echter alles behalve zo’n arrogant bedrijf als Northrop. GD dacht mee met de experts van de luchtmacht en die werden steeds enthousiaster. Achteraf blijkt de aanschaf van dit toestel een gouden keus te zijn geweest, want ze hebben uitstekend voldaan en zijn nog lang niet afgeschreven. Met name dat laatste zou een belangrijkere rol moeten spelen in de JSF-discussie’
 
‘Ik ben helemaal niet per se tegen de JSF. Je kunt echter twee posities innemen. De eerste positie is dat we nu al intekenen en in 2015 de eerste vliegtuigen geleverd krijgen. Volgens de Luchtmacht ligt alles op schema, maar aanvankelijk zou dat 2010 zijn. Het is niet ondenkbeeldig dat dat later wordt vanwege de wijze waarop de JSF wordt gebouwd. Ontwikkeling en productie zijn in elkaar geschoven en dat is volgens de Amerikaanse Rekenkamer nogal riskant. Als er iets mis gaat bij de ontwikkeling leidt dit onmiddellijk tot vertraging van de productie en dus tot hogere kosten.'
 
'Het voordeel van de Nederlandse deelname aan de ontwikkeling en productie van de JSF zou zijn dat de Nederlandse industrie daar bij betrokken wordt. Rond de ‘business case’ vormde zich ‘spontaan’ een platform van Nederlandse bedrijven, de NIFARP (Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform). Op de oprichtingsvergadering kreeg de nieuwgekozen voorzitter, een directeur van STORK, een voorzittershamer met zijn naam er op van de Luchtmacht. Zo’n verrassing was dat dus niet. De opdrachten aan de Nederlandse industrie blijven overigens ver achter bij de verwachtingen en als de dollar verder wegzakt tegenover de euro zal dat verder wegsmelten. De aanvankelijke prognose dat er zesduizend JSF’s gebouwd zouden worden is ook al teruggeschroefd. We moeten rekening houden met vijfentwintighonderd. ’
 
‘Ik ben voor een tweede positie: bepaal eerst wat je nodig hebt en onderzoek hoelang de F-16’s nog mee kunnen. Als er dan vliegtuigen vervangen moeten worden koop ze dan ‘van de plank’. ‘
 
‘Ik denk echter dat het point of no return bereikt is als Nederland besluit om testtoestellen aan te schaffen. Die toestellen zullen gebruikt worden om in de VS Nederlandse vliegers op te leiden. Die opleiding moet zorgvuldig geschieden want de JSF is een eenpersoonsvliegtuig. Er kan geen instructeur mee.’
 
‘Het allerbelangrijkste is echter dat we eens goed nagaan wat we kunnen betalen. We hebben nu zevenentachtig F-16’s. Volgens de plannen schaffen we vijfentachtig JSF’s aan. Maar we hebben maar budget voor veertig JSF’s. In feite zijn die vliegtuigen de bestaansreden voor de Koninklijke Luchtmacht. Straks hebben we dus een organisatie van zo’n zevenduizend man om veertig vliegtuigen in de lucht te houden. En dan heeft Nederland nog een vrij omvangrijke Luchtmacht, kan je nagaan wat dat voor landen als Portugal en Denemarken betekent. In Europees verband moet er dringend worden nagedacht over taakspecialisatie en samenwerking. Helaas blijft dat tot nu toe in de fase van nadenken steken. ’
 
Bert Kreemers (2009), Hete Hangijzers. De aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen, Balans Amsterdam
Bert Kreemers (2002), De achterkant van de maan. Haagse schaduwen over Srebrenica, Prometheus Amsterdam.
 
***********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.


© 2009 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Bert Kreemers worstelt met Defensie Willem Minderhout
0611BS Bert Kreemers
Op dinsdag 10 februari promoveerde Bert Kreemers op ‘Hete hangijzers. De aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen’ . ‘Mijn vriend en partijgenoot’, schreef ik op mijn weblog. Dat bleek gedeeltelijk achterhaald te zijn.
 
‘Dat heeft nog een heus ‘Boekestijntje’ opgeleverd’, lacht Bert. ‘Arend Jan Boekestijns eerste reactie was dat ik een ‘echt PvdA-proefschrift, Leiden onwaardig’ had geschreven. Nadat hij zich wat beter had georiënteerd op de inhoud van mijn proefschrift en ervan op de hoogte was gebracht dat ik geen PvdA-lid meer was heeft hij hier schriftelijk zijn excuses voor aangeboden. Ik bevind me nu dus in het eerbiedwaardige gezelschap, van Mark Rutte tot de Chinezen, dat excuses van Boekestijn heeft gehad. Joshua Livestro wees me wel op jouw weblog waarin stond dat ik nog lid was, vandaar dat ik je vroeg om dat aan te passen. Je merkt dat je weblog goed gelezen wordt!’
 
‘Ik heb natuurlijk een PvdA-verleden. Ik werkte voor de Tweede Kamerfractie en ik werd voorlichter bij Defensie onder Relus Ter Beek. Bart Tromp zou aanvankelijk mijn promotor zijn. Na zijn plotselinge overlijden werd die rol overgenomen door Jouke de Vries. Twee vooraanstaande PvdA-geleerden. Misschien is het leuk om in dit verband te melden dat Jouke één van mijn stellingen afkeurde: ‘In Nederland komt kannibalisme alleen nog bij de PvdA voor’. Maar dat geeft wel aan waarom ik bij de PvdA weg ben gegaan: de horkerige manier waarop daar met mensen om wordt gegaan. Ik was bijvoorbeeld bij die vergadering waar de gemeenteraadslijst voor Den Haag werd vastgesteld en Marieke Bolle aanvankelijk op de zeventiende plek was gezet. Met veel pijn en moeite wist ze nog een verkiesbare plek te bemachtigen. Ik vond dat een beschamende vertoning. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat mijn band met de partij zich beperkte tot een band met een aantal personen zoals Bart Tromp en heb ik mijn lidmaatschap opgezegd. Het feit dat Marieke Bolle toch nog fractievoorzitter werd en nu zelfs wethouder doet daar niets aan af. Bart Tromp zei altijd: ‘Je kunt je lidmaatschap maar één keer opzeggen en er komt vast nog wel een moment waarop er een betere aanleiding is om dat te doen’. Hij bleef dus lid tot zijn dood, maar ik had er geen zin meer in.’
 
‘Tijdens de promotieplechtigheid werd ik nogal doorgezaagd over de rol die ik aan ‘groupthink’ toeschrijf in het proces om tot de aanschaf van vliegtuigen over te gaan. Groupthink treedt op als de samenhang van de groep belangrijker wordt gevonden dan het kritisch nadenken over waar men mee bezig is. Het treedt vaak op op momenten dat er onder grote tijdsdruk beslissingen moeten worden genomen. Je hebt gelijk dat ik me daar altijd aan heb trachten te ontworstelen. Dat zal enerzijds met mijn eigenwijze karakter te maken hebben, maar ik ben er ook toe gestimuleerd. Toen ik woordvoerder bij Defensie werd, eiste Relus ter Beek van me dat ik hem scherp zou houden en zou behoeden voor de waan van de dag. Een minister van Defensie is een eenzame figuur. Defensie is een wereld op zich. Als een minister van Volksgezondheid iets wil, reageren er onmiddellijk allerlei organisaties van ziekenhuizen, verzekeraars, artsen en patiënten en ontstaat er een maatschappelijke discussie, maar bij Defensie verdwijnt zoiets in het apparaat en moet je maar afwachten wat er uiteindelijk van wordt opgepikt. Minister Vredeling vroeg zich ooit af wie er eigenlijk echt voor hem werkten. Uiteindelijk kwam hij niet verder dan zijn secretaresse en zijn chauffeur. Om toch een vertrouweling op een wat hogere functie te hebben haalde hij Ab Sligting, een medewerker van Den Uyl, als hoofd voorlichting naar Defensie. Voorlichting heeft daardoor bij dat ministerie een heel andere positie dan bij de andere ministeries. Ook onder Ter Beek was Voorlichting een club waarop hij kon blindvaren. Hij moest grote bezuinigingen doorvoeren en hij deed dat tot grote schrik van de militaire leiding ook werkelijk. Generaals en admiraals probeerden dat openlijk te dwarsbomen.´
 
´Bij het uitbreken van de Golfoorlog, Irak was op 2 augustus 1990 Koeweit binnen gevallen, was ik een van de weinigen die niet op vakantie was. Ter Beek zat ergens in Marbella. Het was een hele mooie zomer, maar wij hebben het daglicht nauwelijks gezien. We zagen ons ineens geplaatst voor vraagstukken waar we nog nooit bij stil hadden gestaan. Alles bij Defensie was gericht op het verdedigen van de Noord-Duitse laagvlakte en nu moesten we ons ineens buigen over deelname aan een oorlog bij de Perzische Golf. Toen Ter Beek terug kwam had ik een uitgebreid dossier samengesteld met onder andere een motie van hemzelf uit 1980 waarin hij opriep afzijdig te blijven bij de oorlog tussen Iran en Irak. Er ontstond een soort maalstroom waarin we werden meegezogen. Ter Beek wist bijvoorbeeld niet dat minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek Patriot-raketten had toegezegd aan Israel. Vanaf dat moment ben ik aantekeningen bijgehouden van alle belangrijke gebeurtenissen waar ik bij betrokken was. ‘
 
‘ Srebrenica was van alles wat ik heb meegemaakt uiteraard het meest ingrijpend. Ook hier probeerde de strijdmacht zoveel mogelijk alles buiten de politieke leiding om te regelen. Ik ben er twee keer geweest. De eerste keer kwam ik er met Ter Beek. Het bleek dat de enclave al drie weken niet bevoorraad was en Ter Beek wist van niets. Dat vond het militaire commando niet nodig. Ik had indertijd een stagiaire, Drea Berghorst, die met een scriptie bezig was waarin zij stelde dat de besluitvorming over het uitzenden van Dutchbat te overhaast was gebeurd. Zij dreigde haar deadline niet te halen en vroeg me op een gegeven moment of ze wat meer tijd mocht hebben. Ik heb haar gezegd dat ze gewoon hard door moest werken en dat bleek achteraf een gouden advies. Ze leverde haar scriptie – ‘Very Good News’ geheten, naar de uitspraak van Boutros Ghali toen Nederland besloot tot deelname – op 6 juli 1995 in. Vijf dagen later viel de enclave. Ze was dus op het nippertje ontsnapt aan het verwijt dat ze achteraf makkelijk praten had.’
 
‘Als voorlichter had ik het moeilijk in die tijd, want ik wist dat we niet over alle relevante informatie konden beschikken. Er bleef veel in het militaire apparaat steken. Mensen als Couzy vonden mij op het randje van de deloyaliteit wankelen, maar door de buitenwacht werd ik gezien als een spindoctor die alles goedpraatte wat er rond de val van de enclave gebeurd was. Zelfs Karremans’ uitspraak dat er in Srebrenica ‘geen good en bad guys’ waren, werd aan mij toegeschreven. Op een gegeven moment werd ik door minister De Grave weggepromoveerd naar Clingendael. Anders dan zijn voorganger Voorhoeve, die bij mijn promotie als opponens aanwezig was, wilde De Grave vooral rust in de tent. Hij vond mij maar lastig. Ik voelde me ernstig in mijn eer en goede naam aangetast en besloot een artikel in NRC te schrijven waarin ik opriep om ‘Srebrenica’ aan een parlementair onderzoek te onderwerpen. Dat is er toen gelukkig gekomen.‘
 
‘Bij Clingendael kwam ik Bart Tromp tegen. Ik was bezig aan een artikel over de besluitvorming rond de aanschaf van de F-16 en Bart raadde me aan om dat uit te werken tot een proefschrift. Daar had ik wel oren naar en ik vroeg hem of hij mijn promotor wilde zijn. Op 4 juni 2007 gaf hij zijn goedkeuring aan mijn manuscript, maar zestien dagen later overleed hij plotseling. Dat was een enorme schok voor me, want hij was niet zo maar een promotor. Bart was een vriend en een enorme inspiratiebron.’

‘ Met de aanschaf van gevechtsvliegtuigen heb ik nooit direct te maken gehad. Ik herinner me wel dat ik ergens in 1986 een voorstel aantrof om driehonderd miljoen gulden te investeren om de veiligheid van de vliegers te vergroten. Dat was niet begroot, maar hoe kon je daar tegen zijn? Dat was de eerste keer dat ik geconfronteerd werd met de macht van de experts van de Luchtmacht. Ik noem dat de ‘Technopols’. Het zijn stuk voor stuk breed ontwikkelde experts, uitstekende vaklieden, maar ze onttrekken zich aan iedere democratische controle. ‘
 
‘De aanschaf van de Starfighter was een comedy – of wellicht een tragedy - of errors. Na de oorlog zorgden de VS voor de herbewapening van Europa, maar dat tij was aan het keren. Wij verwachtten dat de VS ons de helft van de Starfighters cadeau zou doen, maar dat gebeurde niet. Bovendien bleek dit toestel al bij aanschaf verouderd. De Starfighter was een soort raket met vleugeltjes die pijlsnel naar Oost Europa kon vliegen om daar een atoombom te laten vallen en vervolgens weer razendsnel rechtsomkeert te maken. Die nucleaire taak was al snel achterhaald, maar veel anders kon dat toestel niet. Het was nauwelijks wendbaar, dus als jachtvliegtuig, of voor grondsteun was het niet inzetbaar.‘
 
‘Er werd al snel naar een opvolger gezocht. Northrop gooide hoge ogen als leverancier. Dat had onder meer te maken met de vriendschap van Prins Bernhard met de directeur van Northrop, Thomas Jones. Jones logeerde zelfs op Soestdijk en werd rondgereden in de dienstauto van de Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht. Dat was tot de ‘Lockheed-affaire’ de functie van Prins Bernhard. Vredeling kwam Jones ooit tegen tijdens een lunch op paleis Soestdijk. Over die banden met Northrop was al veel bekend. Ik heb ontdekt dat die relatie al in de jaren vijftig bestond. Prins Bernhard heeft destijds in Las Vegas met de Duitse minister Franz Joseph Strauss om een fles champagne gewed dat niet de Starfighter van Lockheed, maar een toestel van Northrop zou worden aangeschaft. In het Rijksarchief trof ik een brief aan waarin Strauss aan Bernhard vraagt waar die fles blijft. Toen de KLM zijn landingsrechten in de VS dreigde te verliezen heeft Bernhard overigens bij de minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, gedreigd dat de aanschaf van de F-16 zou worden afgeblazen. ’
 
‘Bij de discussie rond de vervanging van de Starfighter zie je dat een heleboel elementen een rol spelen. Dat maakt het zo ingewikkeld. Niet alleen de kwaliteit van het toestel, maar ook de economische belangen in de vorm van compensatieopdrachten en strategische overwegingen met betrekking tot het belang van een Europese defensie-industrie. Het Franse Dassault heeft nog een wat onbeholpen poging gedaan om Nederlandse parlementariërs, Piet Dankert met name, om te kopen in een poging hun Mirage naar voren te schuiven. Dat heeft een averechts effect gehad. Alle betrokkenen zijn inmiddels overleden, op Philip Freriks na die deze zaak op verzoek van Dankert in Le Monde wereldkundig had gemaakt. ’
 
´De F-16 was aanvankelijk geen kandidaat om de Starfighter op te volgen. De producent, General Dynamics, bleek echter alles behalve zo’n arrogant bedrijf als Northrop. GD dacht mee met de experts van de luchtmacht en die werden steeds enthousiaster. Achteraf blijkt de aanschaf van dit toestel een gouden keus te zijn geweest, want ze hebben uitstekend voldaan en zijn nog lang niet afgeschreven. Met name dat laatste zou een belangrijkere rol moeten spelen in de JSF-discussie’
 
‘Ik ben helemaal niet per se tegen de JSF. Je kunt echter twee posities innemen. De eerste positie is dat we nu al intekenen en in 2015 de eerste vliegtuigen geleverd krijgen. Volgens de Luchtmacht ligt alles op schema, maar aanvankelijk zou dat 2010 zijn. Het is niet ondenkbeeldig dat dat later wordt vanwege de wijze waarop de JSF wordt gebouwd. Ontwikkeling en productie zijn in elkaar geschoven en dat is volgens de Amerikaanse Rekenkamer nogal riskant. Als er iets mis gaat bij de ontwikkeling leidt dit onmiddellijk tot vertraging van de productie en dus tot hogere kosten.'
 
'Het voordeel van de Nederlandse deelname aan de ontwikkeling en productie van de JSF zou zijn dat de Nederlandse industrie daar bij betrokken wordt. Rond de ‘business case’ vormde zich ‘spontaan’ een platform van Nederlandse bedrijven, de NIFARP (Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform). Op de oprichtingsvergadering kreeg de nieuwgekozen voorzitter, een directeur van STORK, een voorzittershamer met zijn naam er op van de Luchtmacht. Zo’n verrassing was dat dus niet. De opdrachten aan de Nederlandse industrie blijven overigens ver achter bij de verwachtingen en als de dollar verder wegzakt tegenover de euro zal dat verder wegsmelten. De aanvankelijke prognose dat er zesduizend JSF’s gebouwd zouden worden is ook al teruggeschroefd. We moeten rekening houden met vijfentwintighonderd. ’
 
‘Ik ben voor een tweede positie: bepaal eerst wat je nodig hebt en onderzoek hoelang de F-16’s nog mee kunnen. Als er dan vliegtuigen vervangen moeten worden koop ze dan ‘van de plank’. ‘
 
‘Ik denk echter dat het point of no return bereikt is als Nederland besluit om testtoestellen aan te schaffen. Die toestellen zullen gebruikt worden om in de VS Nederlandse vliegers op te leiden. Die opleiding moet zorgvuldig geschieden want de JSF is een eenpersoonsvliegtuig. Er kan geen instructeur mee.’
 
‘Het allerbelangrijkste is echter dat we eens goed nagaan wat we kunnen betalen. We hebben nu zevenentachtig F-16’s. Volgens de plannen schaffen we vijfentachtig JSF’s aan. Maar we hebben maar budget voor veertig JSF’s. In feite zijn die vliegtuigen de bestaansreden voor de Koninklijke Luchtmacht. Straks hebben we dus een organisatie van zo’n zevenduizend man om veertig vliegtuigen in de lucht te houden. En dan heeft Nederland nog een vrij omvangrijke Luchtmacht, kan je nagaan wat dat voor landen als Portugal en Denemarken betekent. In Europees verband moet er dringend worden nagedacht over taakspecialisatie en samenwerking. Helaas blijft dat tot nu toe in de fase van nadenken steken. ’
 
Bert Kreemers (2009), Hete Hangijzers. De aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen, Balans Amsterdam
Bert Kreemers (2002), De achterkant van de maan. Haagse schaduwen over Srebrenica, Prometheus Amsterdam.
 
***********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
© 2009 Willem Minderhout
powered by CJ2