archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
De Biënnale in Venetië Dik Kruithof

1504VG Biennale1Wij zijn deze keer in november naar Venetië geweest voor de grote kunsttentoonstelling en het was eigenlijk iets te koud en iets te nat. Niet dat dat veel afdoet aan de kwaliteit van de kunst maar het zoeken naar kunst in de stad zelf is minder leuk als het regenachtig, mistig en vroeger donker is dan in de zomertijd. Maar we gaan natuurlijk vooral voor de kunst en die was prima, maar niet erg verrassend.

Typerend is misschien dat de prijs voor het beste landenpaviljoen was gewonnen door Duitsland met een performance die – in november – éénmaal per dag te zien was. Wij arriveerden om tien uur in de Giardini, waar 28 landen hun inzending hebben, en er stond al een grote menigte rond het Duitse paviljoen voor de performance van elf uur. Die hebben we dus maar aan ons voorbij laten gaan. ’s Avonds nog wel even door het paviljoen gelopen en dat maakte een ‘sehr unheimische’ indruk: glazen vloeren boven witte kelders, kale wanden, wat restanten van schoonmaakmiddelen. Het verstoren van de gemoedsrust was overigens bijna een thema op deze Biënnale, zowel in negatieve als in positieve zin, zoals in de Hongaarse Vrede op Aarde bijdrage.

Zelf was ik het meest onder de indruk van de Follies van Philida Barlow in het Engelse paviljoen, omdat haar fantasievolle Dwaze Bouwsels het paviljoen letterlijk overwoekerden. Spanje was ook leuk met een installatie die bestond uit stadsmodellen en video’s, die de bewoners moesten oproepen om hun eigen stadsomgeving vorm te geven. Treffend was dat er videobeelden te zien waren van eerdere demonstraties in Barcelona, waar toen wij het zagen net de afscheiding van Catalonië speelde. Kunst en werkelijkheid raakten elkaar op een mooie manier.

Het Nederlandse paviljoen was sober ingericht en draaide om een film waarvan ik de laatste minuten gezien heb – die waren best innemend – maar toen moest ik tien minuten wachten voor de nieuwe vertoning begon. Tegen zoveel klantonvriendelijkheid waren wij niet bestand en dus kan ik er niet echt een oordeel over geven. Wel was duidelijk dat bij voorbeeld de tentoonstelling van Claudy Jongstra uit het Fries Museum, met haar natuurlijk gemaakte wandkleden, uitstekend gepast had in het thema van de Biennale.
Films waren er meer: Finland had The Aalto, een meeslepend verhaal over merkwaardige wereldverbeteraars en Zwitserland had een prachtige film over de zoon van Alberto Giacometti en een Amerikaanse studente die later in het leven ontdekte wie zijn vader was geweest. Australië had een prachtig oud filmpje over de eerste bewoners.    

En opvallend: er was publieksvriendelijke kunst. Oostenrijk had objecten met gaten op vreemde plaatsen waar iedereen hoofden, benen en armen uit kon laten steken en laten fotograferen, wat druk gebeurde. Japan had zijn hele paviljoen op de eerste verdieping ingericht, maar een gat vrijgelaten waardoor je vanaf een keukentrapje op vloerhoogte alles kon bekijken en zelf bekeken kon worden. Frankrijk had een prachtig vormgegeven geluidsstudio, waar je veel muziekinstrumenten kon beluisteren.

Het thema van de curator, Christine Macel, was Viva Arte Viva1504VG Biennale2 en zij wilde hiermee de kunstenaar de vrijheid laten zonder hem te binden aan thema’s. Haar grote tentoonstelling, gespreid over het Giardini-gebouw en het grote gebouw van de Arsenale, kende wel een aantal thema’s uitgedrukt in Paviljoenen (van kunstenaars en boeken, van vreugde en vrees, van kleur, van tijd en oneindigheid als voorbeelden). Bij vorige Biennales lag soms de nadruk op politieke kunst, of kregen bepaalde werelddelen extra nadruk. Het gevolg van die vrijheid was dat er nogal wat textiele kunstvormen te zien waren, vaak een wat ondergewaardeerd gebied. Nu kreeg Sheila Hicks de mooiste plek van de Arsenale-tentoonstelling aan het eind van de grote hal met een overdonderend spektakel van kleuren in grote bollen en kleden.

In de Arsenale nog eens 23 landenpaviljoens, met als uitschieter Zuid Afrika waar videoverhalen over vluchtelingen en discriminatie te zien waren. Ze werden verteld door bekende blanke filmacteurs wat een vervreemdend en intrigerend effect had. Verder had Georgië een prachtig wat verlopen buitenhuisje, waar het binnen regende. Nieuw Zeeland presenteerde een spannend, levensgroot en levensecht, stripverhaal over de vroege geschiedenis van het land, althans vanaf het moment dat de blanken er voet aan wal zetten. Italië was hier het land dat de bezoeker uit het evenwicht bracht met doolhofachtige constructies en nagemaakte opgegraven lijken. Heel vreemd.  

Dan waren er nog eens 32 landen – de grootste groep – verspreid over de hele stad en 29 erkende ‘collateral events’ en 67 andere tentoonstellingen, waarvan overigens de meeste niet even lang duren als de Biënnale zelf (van 13 mei tot 26 november).
Uiteraard is het nagenoeg onmogelijk om alles te zien, dus probeer ik altijd zoveel mogelijk landenpaviljoens te bezoeken, maar zelfs dat is in een week bijna onmogelijk. Maar ik ben in elk geval wel weer bij Armenië geweest, terug in het oude Palazzo Zenobio. Twee jaar geleden waren ze winnaar van de landenprijs, met een prachtige en aangrijpende tentoonstelling over de Armeense diaspora op ‘hun’ eiland San Lazaro di Armenia.

Venetië is namelijk al zevenhonderd jaar toevluchtsoord voor Armenen en ze hebben op verschillende plaatsen ‘eigen’ gebouwen. De man die vorige keer de tentoonstelling financierde, de in België wonende kunstenaar Boghossian had nu met pyrotechnische kunstwerken de belangrijkste inbreng in de presentatie. Die bestond uit een gigantische wand – zo’n vijftien bij zes meter – bekleed met bewerkte panelen aan de voet waarvan verkoolde resten van grote en dikke boeken lagen. De vlammen uit de boeken hadden de panelen ook bereikt en aangetast, waardoor een indrukwekkend effect ontstond. Verder waren er vijf zalen met schilderijen – grotendeels wit - waar de verf met branders was bewerkt. Uiteraard had dat soms tot gaatjes en gaten geleid, maar meestal tot een typerende lichtbruine kleur.
Toevallig zag ik precies dezelfde bruine kleur terug op een schilderij ‘pyrografie’ van Henk Peeters uit 1960 dat op de kunsttentoonstelling PAN in Amsterdam hangt.

--------
De foto's zijn van de schrijver


© 2017 Dik Kruithof meer Dik Kruithof - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
De Biënnale in Venetië Dik Kruithof
1504VG Biennale1Wij zijn deze keer in november naar Venetië geweest voor de grote kunsttentoonstelling en het was eigenlijk iets te koud en iets te nat. Niet dat dat veel afdoet aan de kwaliteit van de kunst maar het zoeken naar kunst in de stad zelf is minder leuk als het regenachtig, mistig en vroeger donker is dan in de zomertijd. Maar we gaan natuurlijk vooral voor de kunst en die was prima, maar niet erg verrassend.

Typerend is misschien dat de prijs voor het beste landenpaviljoen was gewonnen door Duitsland met een performance die – in november – éénmaal per dag te zien was. Wij arriveerden om tien uur in de Giardini, waar 28 landen hun inzending hebben, en er stond al een grote menigte rond het Duitse paviljoen voor de performance van elf uur. Die hebben we dus maar aan ons voorbij laten gaan. ’s Avonds nog wel even door het paviljoen gelopen en dat maakte een ‘sehr unheimische’ indruk: glazen vloeren boven witte kelders, kale wanden, wat restanten van schoonmaakmiddelen. Het verstoren van de gemoedsrust was overigens bijna een thema op deze Biënnale, zowel in negatieve als in positieve zin, zoals in de Hongaarse Vrede op Aarde bijdrage.

Zelf was ik het meest onder de indruk van de Follies van Philida Barlow in het Engelse paviljoen, omdat haar fantasievolle Dwaze Bouwsels het paviljoen letterlijk overwoekerden. Spanje was ook leuk met een installatie die bestond uit stadsmodellen en video’s, die de bewoners moesten oproepen om hun eigen stadsomgeving vorm te geven. Treffend was dat er videobeelden te zien waren van eerdere demonstraties in Barcelona, waar toen wij het zagen net de afscheiding van Catalonië speelde. Kunst en werkelijkheid raakten elkaar op een mooie manier.

Het Nederlandse paviljoen was sober ingericht en draaide om een film waarvan ik de laatste minuten gezien heb – die waren best innemend – maar toen moest ik tien minuten wachten voor de nieuwe vertoning begon. Tegen zoveel klantonvriendelijkheid waren wij niet bestand en dus kan ik er niet echt een oordeel over geven. Wel was duidelijk dat bij voorbeeld de tentoonstelling van Claudy Jongstra uit het Fries Museum, met haar natuurlijk gemaakte wandkleden, uitstekend gepast had in het thema van de Biennale.
Films waren er meer: Finland had The Aalto, een meeslepend verhaal over merkwaardige wereldverbeteraars en Zwitserland had een prachtige film over de zoon van Alberto Giacometti en een Amerikaanse studente die later in het leven ontdekte wie zijn vader was geweest. Australië had een prachtig oud filmpje over de eerste bewoners.    

En opvallend: er was publieksvriendelijke kunst. Oostenrijk had objecten met gaten op vreemde plaatsen waar iedereen hoofden, benen en armen uit kon laten steken en laten fotograferen, wat druk gebeurde. Japan had zijn hele paviljoen op de eerste verdieping ingericht, maar een gat vrijgelaten waardoor je vanaf een keukentrapje op vloerhoogte alles kon bekijken en zelf bekeken kon worden. Frankrijk had een prachtig vormgegeven geluidsstudio, waar je veel muziekinstrumenten kon beluisteren.

Het thema van de curator, Christine Macel, was Viva Arte Viva1504VG Biennale2 en zij wilde hiermee de kunstenaar de vrijheid laten zonder hem te binden aan thema’s. Haar grote tentoonstelling, gespreid over het Giardini-gebouw en het grote gebouw van de Arsenale, kende wel een aantal thema’s uitgedrukt in Paviljoenen (van kunstenaars en boeken, van vreugde en vrees, van kleur, van tijd en oneindigheid als voorbeelden). Bij vorige Biennales lag soms de nadruk op politieke kunst, of kregen bepaalde werelddelen extra nadruk. Het gevolg van die vrijheid was dat er nogal wat textiele kunstvormen te zien waren, vaak een wat ondergewaardeerd gebied. Nu kreeg Sheila Hicks de mooiste plek van de Arsenale-tentoonstelling aan het eind van de grote hal met een overdonderend spektakel van kleuren in grote bollen en kleden.

In de Arsenale nog eens 23 landenpaviljoens, met als uitschieter Zuid Afrika waar videoverhalen over vluchtelingen en discriminatie te zien waren. Ze werden verteld door bekende blanke filmacteurs wat een vervreemdend en intrigerend effect had. Verder had Georgië een prachtig wat verlopen buitenhuisje, waar het binnen regende. Nieuw Zeeland presenteerde een spannend, levensgroot en levensecht, stripverhaal over de vroege geschiedenis van het land, althans vanaf het moment dat de blanken er voet aan wal zetten. Italië was hier het land dat de bezoeker uit het evenwicht bracht met doolhofachtige constructies en nagemaakte opgegraven lijken. Heel vreemd.  

Dan waren er nog eens 32 landen – de grootste groep – verspreid over de hele stad en 29 erkende ‘collateral events’ en 67 andere tentoonstellingen, waarvan overigens de meeste niet even lang duren als de Biënnale zelf (van 13 mei tot 26 november).
Uiteraard is het nagenoeg onmogelijk om alles te zien, dus probeer ik altijd zoveel mogelijk landenpaviljoens te bezoeken, maar zelfs dat is in een week bijna onmogelijk. Maar ik ben in elk geval wel weer bij Armenië geweest, terug in het oude Palazzo Zenobio. Twee jaar geleden waren ze winnaar van de landenprijs, met een prachtige en aangrijpende tentoonstelling over de Armeense diaspora op ‘hun’ eiland San Lazaro di Armenia.

Venetië is namelijk al zevenhonderd jaar toevluchtsoord voor Armenen en ze hebben op verschillende plaatsen ‘eigen’ gebouwen. De man die vorige keer de tentoonstelling financierde, de in België wonende kunstenaar Boghossian had nu met pyrotechnische kunstwerken de belangrijkste inbreng in de presentatie. Die bestond uit een gigantische wand – zo’n vijftien bij zes meter – bekleed met bewerkte panelen aan de voet waarvan verkoolde resten van grote en dikke boeken lagen. De vlammen uit de boeken hadden de panelen ook bereikt en aangetast, waardoor een indrukwekkend effect ontstond. Verder waren er vijf zalen met schilderijen – grotendeels wit - waar de verf met branders was bewerkt. Uiteraard had dat soms tot gaatjes en gaten geleid, maar meestal tot een typerende lichtbruine kleur.
Toevallig zag ik precies dezelfde bruine kleur terug op een schilderij ‘pyrografie’ van Henk Peeters uit 1960 dat op de kunsttentoonstelling PAN in Amsterdam hangt.

--------
De foto's zijn van de schrijver
© 2017 Dik Kruithof
powered by CJ2