archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Een beurs vol passie Theo van Oeffelt

0212 Restauratie Gilde
Nog een paar weken, en dan staan de Brabanthallen in Den Bosch weer barstensvol restauratoren, archeologen, monumentenzorgers en al die anderen die het cultureel erfgoed een warm en doorgaans zeer deskundig hart toedragen.

De tweejaarlijkse Nederlandse Restauratiebeurs wordt eind mei voor de derde keer in successie gehouden. Tenminste 140 bedrijven, organisaties en instellingen presenteren zich drie dagen achtereen aan het publiek, van restauratieaannemers tot zilversmeden en horlogemakers. Daarnaast is er bijvoorbeeld een Groenplein, waar onder andere het Groenfonds zich presenteert, naast het Bomencentrum en diverse tuin- en landschapsarchitecten. Op het Kennisplein zijn kenniscentra als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het Instituut Collectie Nederland te vinden. Elders op de beursvloer heeft de Federatie Monumentenwacht met diverse andere organisaties een klimtoren opgebouwd, om het publiek het werk op de steiger te tonen. En als vanouds zijn er tal van bijeenkomsten, symposia en workshops, waaronder van het Nederlands Gilde van Kunstsmeden en van het VSBfonds. Deze laatste gaat onder meer voorlichting geven over fondsenwerving.

Interessant belooft ook het symposium ‘Herstel de ambachtsopleiding!’ te worden, dat een lans wil breken voor meer een praktijkgerichte beroepsopleiding. Het Restauratieconvergent, aanjager van het symposium, stelt dat de groeiende vraag naar gespecialiseerde restauratoren tot steeds meer restauratiedisciplines leidt. Daarmee neemt de behoefte aan relevante technische kennis, inzicht in de historische achtergronden en een goede ethische visie toe. Binnen het onderwijs echter is weinig aandacht voor goede praktijkervaring met ambachtelijke technieken. Eeuwenlang, stelt het convergent, leverde directe ervaringen met handvaardigheid de kennis van het bewerken van materialen. In het ambachtsgilde werd kennisoverdracht binnen de beroepshiërarchie gerealiseerd: de leerling (leerknaap) ging voor een bepaalde tijd in de leer bij een meester, waarna hij tegen een vast loon een geschoold arbeider (gezel) werd, die voor een meester werkte. Gezellen die enig kapitaal hadden verworven, konden tegen betaling van een toegangsrecht meester worden mits ze door het maken van een ‘proefstuk’ of ‘meesterwerk’ het bewijs leverden dat ze de ambachtelijke vaardigheden volledig beheersten.

Het verdwijnen van de gilden had grote gevolgen voor de organisatiestructuur van de ambachtsopleiding en de wijze waarop de kennisoverdracht plaatsvond. Vanaf 1865 kwam de ambachtsschool tot ontwikkeling met het doel op te leiden voor ambacht en nijverheid. Het accent kwam echter steeds meer te liggen op een bredere kennis en een gevarieerdere inzetbaarheid bij het productieproces. Honderd jaar later wijzigde de naam Ambachtsschool in Lagere Technische School. Deze zogenoemde LTS ging later op in het Voorbereidend Beroepsonderwijs (VBO). Van opleiding in de specifiek ambachtelijke technieken is tegenwoordig nauwelijks sprake meer.

Volgens de leden van het Restauratieconvergent ‘maakt het restauratievak het noodzakelijk dat ambachtelijke technieken voortbestaan. Hoewel al veel is verdwenen zijn veel stukjes van de ambachtspuzzel nog bij diverse restauratiedisciplines te vinden’, aldus voorzitter Vincent van Drie. De leden van het convergent proberen tijdens eigen bijeenkomsten deze ‘puzzel’ zo compleet mogelijk te krijgen. Maandelijks komt men bij toerbeurt in telkens een ander atelier bijeen. De actuele werkzaamheden worden dan doorgenomen om eigen vaardigheden, inzichten en kennis aan te vullen met die van collega's uit andere restauratiedisciplines. Elke keer opnieuw blijkt er veel respect en bewondering te bestaan voor het vakmanschap, dat is af te lezen aan de kwaliteit van de producten. Tijdens deze bijeenkomsten is het idee van het symposium geboren, om het gemis aan een goede ambachtelijke opleiding aan de orde stellen. Het is belangrijk, zegt Van Drie, ‘dat de samenspraak tussen vakmanschap en wetenschap weer wordt bevorderd. Goed vakmanschap is cultureel erfgoed, het is kapitaal. Daarom moet het als waardevol voor het cultureel erfgoed wordt gepromoot’.

Meer informatie over de Nederlandse Restauratiebeurs, op 26, 27 en 28 mei, is te vinden op www.restauratiebeurs.nl



© 2005 Theo van Oeffelt meer Theo van Oeffelt - meer "Een omweg waard"
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Een beurs vol passie Theo van Oeffelt
0212 Restauratie Gilde
Nog een paar weken, en dan staan de Brabanthallen in Den Bosch weer barstensvol restauratoren, archeologen, monumentenzorgers en al die anderen die het cultureel erfgoed een warm en doorgaans zeer deskundig hart toedragen.

De tweejaarlijkse Nederlandse Restauratiebeurs wordt eind mei voor de derde keer in successie gehouden. Tenminste 140 bedrijven, organisaties en instellingen presenteren zich drie dagen achtereen aan het publiek, van restauratieaannemers tot zilversmeden en horlogemakers. Daarnaast is er bijvoorbeeld een Groenplein, waar onder andere het Groenfonds zich presenteert, naast het Bomencentrum en diverse tuin- en landschapsarchitecten. Op het Kennisplein zijn kenniscentra als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het Instituut Collectie Nederland te vinden. Elders op de beursvloer heeft de Federatie Monumentenwacht met diverse andere organisaties een klimtoren opgebouwd, om het publiek het werk op de steiger te tonen. En als vanouds zijn er tal van bijeenkomsten, symposia en workshops, waaronder van het Nederlands Gilde van Kunstsmeden en van het VSBfonds. Deze laatste gaat onder meer voorlichting geven over fondsenwerving.

Interessant belooft ook het symposium ‘Herstel de ambachtsopleiding!’ te worden, dat een lans wil breken voor meer een praktijkgerichte beroepsopleiding. Het Restauratieconvergent, aanjager van het symposium, stelt dat de groeiende vraag naar gespecialiseerde restauratoren tot steeds meer restauratiedisciplines leidt. Daarmee neemt de behoefte aan relevante technische kennis, inzicht in de historische achtergronden en een goede ethische visie toe. Binnen het onderwijs echter is weinig aandacht voor goede praktijkervaring met ambachtelijke technieken. Eeuwenlang, stelt het convergent, leverde directe ervaringen met handvaardigheid de kennis van het bewerken van materialen. In het ambachtsgilde werd kennisoverdracht binnen de beroepshiërarchie gerealiseerd: de leerling (leerknaap) ging voor een bepaalde tijd in de leer bij een meester, waarna hij tegen een vast loon een geschoold arbeider (gezel) werd, die voor een meester werkte. Gezellen die enig kapitaal hadden verworven, konden tegen betaling van een toegangsrecht meester worden mits ze door het maken van een ‘proefstuk’ of ‘meesterwerk’ het bewijs leverden dat ze de ambachtelijke vaardigheden volledig beheersten.

Het verdwijnen van de gilden had grote gevolgen voor de organisatiestructuur van de ambachtsopleiding en de wijze waarop de kennisoverdracht plaatsvond. Vanaf 1865 kwam de ambachtsschool tot ontwikkeling met het doel op te leiden voor ambacht en nijverheid. Het accent kwam echter steeds meer te liggen op een bredere kennis en een gevarieerdere inzetbaarheid bij het productieproces. Honderd jaar later wijzigde de naam Ambachtsschool in Lagere Technische School. Deze zogenoemde LTS ging later op in het Voorbereidend Beroepsonderwijs (VBO). Van opleiding in de specifiek ambachtelijke technieken is tegenwoordig nauwelijks sprake meer.

Volgens de leden van het Restauratieconvergent ‘maakt het restauratievak het noodzakelijk dat ambachtelijke technieken voortbestaan. Hoewel al veel is verdwenen zijn veel stukjes van de ambachtspuzzel nog bij diverse restauratiedisciplines te vinden’, aldus voorzitter Vincent van Drie. De leden van het convergent proberen tijdens eigen bijeenkomsten deze ‘puzzel’ zo compleet mogelijk te krijgen. Maandelijks komt men bij toerbeurt in telkens een ander atelier bijeen. De actuele werkzaamheden worden dan doorgenomen om eigen vaardigheden, inzichten en kennis aan te vullen met die van collega's uit andere restauratiedisciplines. Elke keer opnieuw blijkt er veel respect en bewondering te bestaan voor het vakmanschap, dat is af te lezen aan de kwaliteit van de producten. Tijdens deze bijeenkomsten is het idee van het symposium geboren, om het gemis aan een goede ambachtelijke opleiding aan de orde stellen. Het is belangrijk, zegt Van Drie, ‘dat de samenspraak tussen vakmanschap en wetenschap weer wordt bevorderd. Goed vakmanschap is cultureel erfgoed, het is kapitaal. Daarom moet het als waardevol voor het cultureel erfgoed wordt gepromoot’.

Meer informatie over de Nederlandse Restauratiebeurs, op 26, 27 en 28 mei, is te vinden op www.restauratiebeurs.nl

© 2005 Theo van Oeffelt
powered by CJ2