archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
De Albert Cuypstraat Katharina Kouwenhoven

0703VG Albert Cuyp
De Albert Cuypstraat is waarschijnlijk de bekendste straat in de Pijp. Vanaf de Ferdinand Bolstraat tot aan de Van Woustraat bevindt zich daar namelijk de Albert Cuypmarkt en die is wereldberoemd.
Van de Ferdinand Bolstraat naar de Ruysdaelkade heet de straat nog steeds Albert Cuypstraat, maar daarna, over de brug over de Boerenwetering: Ruysdaelstraat. Vanaf de Van Woustraat heet de straat echter Hemonylaan, een ongerechtvaardigd deftige aanduiding voor een wel brede, maar toch wat morsige straat, die doodloopt op de Hemonystraat, die er haaks op staat. Op de Hemonylaan bevindt zich de bekende biljartfabriek Wilhelmina, waarin je van buitenaf vaak een kijkje wordt gegund als je er langs loopt.
 
Soms is de naamgeving van de Amsterdamse straten volstrekt ondoorgrondelijk. Veel straten rondom de Albert Cuypstraat dragen namelijk de naam van een zeventiende eeuwse schilder, maar niet allemaal. Ik vraag me af of de aard van de straat en de schilder die als straatnaam werd gekozen iets zegt over de kunsthistorische opvattingen aan het eind van de negentiende eeuw, toen deze straten gebouwd zijn.
De namen van Ferdinand Bol en Albert Cuyp zijn aan vrij brede straten toegewezen en Ruysdael is een mooie kade en nog een straat ten deel gevallen, maar wat heeft Frans Hals gedaan om zo'n onaanzienlijke straat te verdienen of Saenredam? En, nog zoiets vreemds, waarom worden sommigen alleen aangeduid met hun achternaam (Saenredam, Quellijn, van der Helst, Van Ostade, bijvoorbeeld) en anderen met hun voor- én achternaam (zoals Frans Hals, Gerard Dou, Govert Flinck, Jan Steen, Jan van der Heijden).
 
Zoals gezegd dragen niet alle straten rondom de Albert Cuypstraat de naam van een schilder. Jacob van Campen was bijvoorbeeld een architect en bouwde het Mauritshuis, Daniel Stalpert was Stadsbouwmeester, Gert van Wou klokkengieter en Johannes Lutma zilversmid. Het is een zooitje in die buurt. Het grootste fremdkörper wordt echter gevormd door de Rustenburgerstraat, want een Rustenburger is iemand uit Rustenburg, zoals bijvoorbeeld Paul Kruger. Waar die straat zijn naam aan te danken heeft is volstrekt onduidelijk.
 
Het marktgedeelte van de Albert Cuypstraat wordt in drieën verdeeld door twee dwarsstraten, de 1e van der Helststraat (die verderop om onduidelijke redenen 2e van der Helststraat heet), de meest zuidelijke van de twee en de 1e Sweelinckstraat (idem). Tussen de 1e Sweelinckstraat en het einde van de markt, de Van Woustraat, bevindt zich alleen aan de linkerkant nog een kort dwarsstraatje, waarvan ik de naam niet kan onthouden.
Achter de marktkramen heb je in de Albert Cuypstraat ook nog allemaal winkels. Soms horen die kramen bij zo'n winkel, soms niet. Sommige kramen hebben een vaste plaats, iets waar iedere marktkoopman naar streeft, maar andere tref je iedere keer ergens anders. Die plek wordt geloof ik door loting bepaald, maar er is vaak gedoe over het gedrag van de marktmeesters, die niet altijd even eerlijk te werk schijnen te gaan. Er zijn natuurlijk ook de nodige café's en ook een paar echte ouderwetse koffiehuizen (niet te verwarren met koffieshops), waar geen sterke drank verkocht wordt, maar wel eigengemaakte gehaktballen.
Elke ochtend moeten de marktkramen opgebouwd worden en aan het einde van de dag weer afgebroken. Ik word al moe als ik er aan denk. Het materiaal van die kramen ligt opgeslagen in loodsjes in de omliggende straten, net als de voorraden van de marktlui. Vooral in de Govert Flinckstraat bevinden zich veel van dat soort opslagruimten.
De Govert Flinckstraat is daardoor verreweg de ongezelligste straat in De Pijp, ondanks het feit dat er vroeg in het voorjaar perenboompjes bloeien.
 
Helemaal aan het eind van deze straat, dichtbij de Amstel, zijn er drie huizen met een stenen trap. In één van die huizen woonde de familie De Pous, die mijn ouders en ik wel eens bezochten. Mijnheer De Pous, die mijn vader van zijn werk kende, was een zachtaardige reus met een rond, kaal hoofd. Op zijn vrouw, die buitengewoon hartelijk was, had mijn moeder wel wat aan te merken. Ze vond haar ordinair. Bij de familie De Pous heb ik voor het eerst Oud Bruin gedronken en eigenlijk vind ik dat nog steeds lekker. We reden met lijn zeven naar het Frederiksplein, liepen de Van Woustraat in en sloegen dan direct rechtsaf. Via die stenen trap kwam je in een piepklein portaaltje met twee smalle deuren en vervolgens in een trappenhuis met een zeer smalle, steile trap. Een typisch Pijpse trap. Daarna stond je in een halletje, waarin je ook je kont al niet keren kon en dan kon je de woning betreden, een halve woning natuurlijk. Deze benauwde ruimte had de familie De Pous verfraaid met zware gordijen en dito meubelen, zodat er niet alleen geen licht de ruimte binnendrong, maar ook bitter weinig zuurstof. Mijnheer en Mevrouw De Pous waren niettemin zeer trots op hun woninkje. Ik was altijd blij als ik aan het verstikkingsgevaar ontsnapt was en weer buiten stond. Voor een kind was er ook niets anders te doen dan wachten tot het bezoek weer was afgelopen. De Pousjes hadden zelf, tot hun grote verdriet, geen kinderen en geen idee dat kinderen graag ergens mee spelen, al is het maar een doos met knopen.
 
Hoewel er in de Govert Flinckstraat niet heel veel woningen gerenoveerd zijn, is dat in de omringende straten wel het geval, ook in de Albert Cuypstraat zelf. Halve woningen zijn samengevoegd tot hele woningen en verdiepingen zijn samengevoegd tot dubbele woningen. Ook staan er op diverse plekken stukjes nieuwbouw. De Pijp is inmiddels een geliefde buurt geworden, om te wonen, maar ook om te winkelen en om uit te gaan. Aan horecagelegenheden geen gebrek, zoveel zelfs dat er een groot verloop in is. Ook de markt heeft natuurlijk een grote aantrekkingskracht. Je 'gulden' is er nog steeds een 'daalder' waard en het assortiment groenten, fruit, vis en kaas is enorm. Tussen de stallen met levensmiddelen bevinden zich de kramen met, doorgaans goedkope, kleding. Die kleding heeft, naar mijn gevoel, een eigen stijl. Kleren van de markt. Je herkent ze direct. Ik draag ze trouwens zelf ook. Net als de tweedehandskleren die je er ook in ruime mate kunt krijgen. Voor de echte liefhebber is het toch vooral de vis die de Albert Cuypmarkt zo aantrekkelijk maakt. Vis, die daar niet verkrijgbaar is, bestaat niet.
Die markt geeft Amsterdam internationale allure en confronteert je tevens met de prettige bijkomstigheden van de multiculturele samenleving.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2009 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
De Albert Cuypstraat Katharina Kouwenhoven
0703VG Albert Cuyp
De Albert Cuypstraat is waarschijnlijk de bekendste straat in de Pijp. Vanaf de Ferdinand Bolstraat tot aan de Van Woustraat bevindt zich daar namelijk de Albert Cuypmarkt en die is wereldberoemd.
Van de Ferdinand Bolstraat naar de Ruysdaelkade heet de straat nog steeds Albert Cuypstraat, maar daarna, over de brug over de Boerenwetering: Ruysdaelstraat. Vanaf de Van Woustraat heet de straat echter Hemonylaan, een ongerechtvaardigd deftige aanduiding voor een wel brede, maar toch wat morsige straat, die doodloopt op de Hemonystraat, die er haaks op staat. Op de Hemonylaan bevindt zich de bekende biljartfabriek Wilhelmina, waarin je van buitenaf vaak een kijkje wordt gegund als je er langs loopt.
 
Soms is de naamgeving van de Amsterdamse straten volstrekt ondoorgrondelijk. Veel straten rondom de Albert Cuypstraat dragen namelijk de naam van een zeventiende eeuwse schilder, maar niet allemaal. Ik vraag me af of de aard van de straat en de schilder die als straatnaam werd gekozen iets zegt over de kunsthistorische opvattingen aan het eind van de negentiende eeuw, toen deze straten gebouwd zijn.
De namen van Ferdinand Bol en Albert Cuyp zijn aan vrij brede straten toegewezen en Ruysdael is een mooie kade en nog een straat ten deel gevallen, maar wat heeft Frans Hals gedaan om zo'n onaanzienlijke straat te verdienen of Saenredam? En, nog zoiets vreemds, waarom worden sommigen alleen aangeduid met hun achternaam (Saenredam, Quellijn, van der Helst, Van Ostade, bijvoorbeeld) en anderen met hun voor- én achternaam (zoals Frans Hals, Gerard Dou, Govert Flinck, Jan Steen, Jan van der Heijden).
 
Zoals gezegd dragen niet alle straten rondom de Albert Cuypstraat de naam van een schilder. Jacob van Campen was bijvoorbeeld een architect en bouwde het Mauritshuis, Daniel Stalpert was Stadsbouwmeester, Gert van Wou klokkengieter en Johannes Lutma zilversmid. Het is een zooitje in die buurt. Het grootste fremdkörper wordt echter gevormd door de Rustenburgerstraat, want een Rustenburger is iemand uit Rustenburg, zoals bijvoorbeeld Paul Kruger. Waar die straat zijn naam aan te danken heeft is volstrekt onduidelijk.
 
Het marktgedeelte van de Albert Cuypstraat wordt in drieën verdeeld door twee dwarsstraten, de 1e van der Helststraat (die verderop om onduidelijke redenen 2e van der Helststraat heet), de meest zuidelijke van de twee en de 1e Sweelinckstraat (idem). Tussen de 1e Sweelinckstraat en het einde van de markt, de Van Woustraat, bevindt zich alleen aan de linkerkant nog een kort dwarsstraatje, waarvan ik de naam niet kan onthouden.
Achter de marktkramen heb je in de Albert Cuypstraat ook nog allemaal winkels. Soms horen die kramen bij zo'n winkel, soms niet. Sommige kramen hebben een vaste plaats, iets waar iedere marktkoopman naar streeft, maar andere tref je iedere keer ergens anders. Die plek wordt geloof ik door loting bepaald, maar er is vaak gedoe over het gedrag van de marktmeesters, die niet altijd even eerlijk te werk schijnen te gaan. Er zijn natuurlijk ook de nodige café's en ook een paar echte ouderwetse koffiehuizen (niet te verwarren met koffieshops), waar geen sterke drank verkocht wordt, maar wel eigengemaakte gehaktballen.
Elke ochtend moeten de marktkramen opgebouwd worden en aan het einde van de dag weer afgebroken. Ik word al moe als ik er aan denk. Het materiaal van die kramen ligt opgeslagen in loodsjes in de omliggende straten, net als de voorraden van de marktlui. Vooral in de Govert Flinckstraat bevinden zich veel van dat soort opslagruimten.
De Govert Flinckstraat is daardoor verreweg de ongezelligste straat in De Pijp, ondanks het feit dat er vroeg in het voorjaar perenboompjes bloeien.
 
Helemaal aan het eind van deze straat, dichtbij de Amstel, zijn er drie huizen met een stenen trap. In één van die huizen woonde de familie De Pous, die mijn ouders en ik wel eens bezochten. Mijnheer De Pous, die mijn vader van zijn werk kende, was een zachtaardige reus met een rond, kaal hoofd. Op zijn vrouw, die buitengewoon hartelijk was, had mijn moeder wel wat aan te merken. Ze vond haar ordinair. Bij de familie De Pous heb ik voor het eerst Oud Bruin gedronken en eigenlijk vind ik dat nog steeds lekker. We reden met lijn zeven naar het Frederiksplein, liepen de Van Woustraat in en sloegen dan direct rechtsaf. Via die stenen trap kwam je in een piepklein portaaltje met twee smalle deuren en vervolgens in een trappenhuis met een zeer smalle, steile trap. Een typisch Pijpse trap. Daarna stond je in een halletje, waarin je ook je kont al niet keren kon en dan kon je de woning betreden, een halve woning natuurlijk. Deze benauwde ruimte had de familie De Pous verfraaid met zware gordijen en dito meubelen, zodat er niet alleen geen licht de ruimte binnendrong, maar ook bitter weinig zuurstof. Mijnheer en Mevrouw De Pous waren niettemin zeer trots op hun woninkje. Ik was altijd blij als ik aan het verstikkingsgevaar ontsnapt was en weer buiten stond. Voor een kind was er ook niets anders te doen dan wachten tot het bezoek weer was afgelopen. De Pousjes hadden zelf, tot hun grote verdriet, geen kinderen en geen idee dat kinderen graag ergens mee spelen, al is het maar een doos met knopen.
 
Hoewel er in de Govert Flinckstraat niet heel veel woningen gerenoveerd zijn, is dat in de omringende straten wel het geval, ook in de Albert Cuypstraat zelf. Halve woningen zijn samengevoegd tot hele woningen en verdiepingen zijn samengevoegd tot dubbele woningen. Ook staan er op diverse plekken stukjes nieuwbouw. De Pijp is inmiddels een geliefde buurt geworden, om te wonen, maar ook om te winkelen en om uit te gaan. Aan horecagelegenheden geen gebrek, zoveel zelfs dat er een groot verloop in is. Ook de markt heeft natuurlijk een grote aantrekkingskracht. Je 'gulden' is er nog steeds een 'daalder' waard en het assortiment groenten, fruit, vis en kaas is enorm. Tussen de stallen met levensmiddelen bevinden zich de kramen met, doorgaans goedkope, kleding. Die kleding heeft, naar mijn gevoel, een eigen stijl. Kleren van de markt. Je herkent ze direct. Ik draag ze trouwens zelf ook. Net als de tweedehandskleren die je er ook in ruime mate kunt krijgen. Voor de echte liefhebber is het toch vooral de vis die de Albert Cuypmarkt zo aantrekkelijk maakt. Vis, die daar niet verkrijgbaar is, bestaat niet.
Die markt geeft Amsterdam internationale allure en confronteert je tevens met de prettige bijkomstigheden van de multiculturele samenleving.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2009 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2