archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Vakwerk van de Stijl in Straatsburg Geertrui Marks

In Straatsburg is het altijd druk. De historische stadskern staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Als zetel van de Raad van Europa, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Parlement is Straatsburg hoofdstad van Europa. Toeristen uit alle windrichtingen bezoeken de kathedraal, de musea en de monumenten. Maar dat er zich in het hart van de stad behalve fraaie vakwerkhuizen en Duitse stadsarchitectuur uit het fin-de-siècle, een Modernistisch Gesamtkunstwerk (voltooid in 1928) bevindt weten maar weinigen. Geen toeristengids maakt er tot nu toe melding van.
Het gaat om een aantal zalen in De Aubette (Aubette betekent abri) op Place Klébèr, een monumentaal neoclassicistisch gebouw uit de 18e eeuw, oorspronkelijk een kazerne. De bestaande zalen werden in de 20’er jaren van de 20e eeuw, de roaring-twenties, opnieuw ingericht door drie vrienden, de Nederlander Theo van Doesburg, de Straatsburger Jean-Hans Arp en zijn Zwitserse vrouw Sophie Taeuber. Ze kenden elkaar van internationale Dada-bijeenkomsten in Zürich en Weimar, waar zij deel uitmaakten van de Europese avant-garde, met kunstenaars als Kurt Schwitters en Tristan Tzara.

De interieurs van de Aubette, onder kunsthistorici wel ‘de Sixtijnse kapel van het Modernisme’ of ‘icoon van De Stijl in Frankrijk’ genoemd, gelden als de belangrijkste realisaties van de kunstbeweging De Stijl. De Stijl werd in 1917 opgericht in Leiden met naast Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Vilmos Huszàr, Bart van der Leck, Gerrit Rietveld en J.J.P. Oud als leden. Hun ideeën wisselden zij uit in het gelijknamige tijdschrift De Stijl. Daarin betogen zij dat alle bestaande kunststijlen, of het nu gaat om schilderkunst, beeldhouwkunst, bouwkunst of poëzie tot hun essentie moeten worden teruggebracht om daarmee universeel geldig te worden. Het romantische begrip originaliteit werd overboord gegooid, men streefde naar elementaire beeldtaal die internationaal begrepen kon worden. De kleuren waren primair, gecombineerd met zwart, wit en grijs en de lijnen waren recht. Het doel was behalve artistiek ook ideëel, het voorkomen van een volgende wereldoorlog door internationale samenwerking in de kunst.
Tussen de Frans-Duitse oorlog (1870-1871), waarin De Aubette wordt gebombardeerd en alleen de façade overeind blijft, en W.O. I. (1914-1918) behoorde Elzas-Lotharingen tot het Duitse Rijk. Wanneer dat gebied (en daarmee Straatsburg) na de Eerste Wereldoorlog weer Frans wordt, staat een groot deel van de inmiddels herbouwde Aubette leeg en dat zal nog vier jaar zo blijven. Pas in 1922 besluit de gemeente de rechtervleugel te verhuren aan twee broers, de succesvolle architecten en projectontwikkelaars Paul en André Horn. Zij willen van de Aubette een groots opgezet amusementspaleis maken, zoals ze dat gezien hebben in Berlijn. Bioscopen, concertzalen, salons en bars, ondergebracht in één gebouw. Omdat een Duitse inspiratie in die tijd slecht zou vallen, noemen ze de Parijse salons als hun voorbeeld. Door de ook toen al talloze bureaucratische regels van de gemeente komt het project moeizaam op gang. In 1926, het jaar waarin het kunstenaarsechtpaar Arp-Taeuber zich in Straatsburg vestigt, staat de rechtervleugel nog steeds leeg. André Horn, verzamelaar van avant-garde kunst, raakt gecharmeerd van Sophie Taeuber en vraagt de Arps de inrichting van de Aubette te ontwerpen. Omdat de opdracht te omvangrijk is stellen zij voor hun vriend Theo van Doesburg erbij te betrekken. Hij heeft al de nodige ervaring met het inrichten van interieurs en beschikt over internationale contacten. Hij neemt en krijgt dan ook de leiding van het project. Met z’n drieën verdelen ze de ruimtes.
Op de begane grond richt Van Doesburg een café en een restaurant in, de Arps nemen een theesalon en een bar voor hun rekening. Op een tussenverdieping maakt Sophie Taeuber een ontwerp voor een biljartzaal. Deze zalen zijn helaas verloren gegaan, maar op de eerste verdieping is gelukkig nog veel over. Een foyer van Sophie Taeuber, een zogenoemde ciné-balzaal en een feestzaal van Van Doesburg en een trap die waarschijnlijk ook door Taeuber is ontworpen.
Oorspronkelijk zou iedere kunstenaar zijn eigen ruimte tot in alle details ontwerpen. Voor Van Doesburg is het vierkant of de rechthoek de meest elementaire beeldende vorm, voor Arp het ovaal, dat hij identificeert met de navel als oervorm. Uiteindelijk is het Van Doesburg die alle radiatoren, klokken, asbakken en zekeringspanelen vorm geeft. Tegenover Horn benadrukt hij dat de Aubette een voorbeeld moet zijn van een volledig nieuwe avant-gardistische interieurarchitectuur waar spiegels, tafels, stoelen en kapstokken deel van moeten uitmaken. Een samenhangende vormgeving, een stijl. Daarin past ook een zakelijk Aubette-lettertype voor de bewegwijzering in het gebouw. Maar voor neon-letters op de voorgevel geeft de gemeente geen toestemming.
Op kwaliteitspapier geeft Van Doesburg een goed verzorgd Numéro consacré à l'Aubette, Strasbourg van De Stijl uit met hoogwaardige reproducties. Hiervoor steekt hij zich zodanig in de schulden dat het het laatste door hem uitgegeven nummer wordt. Maar naast deze uitgave en een artikel van nota bene Van Doesburg zelf in een architectuurtijdschrift, wordt0603VG De Stijl klein de Aubette door de vakpers genegeerd.
Begin 1928 is het project voltooid. Op de officiële uitnodiging voor een galadiner ter gelegenheid van de opening in februari noemt Van Doesburg de interieurs van de Aubette 'nieuwe elementaire premorfistische interieurs'. Het doel is 'den mensch in in plaats van tegenover de beeldende kunst te plaatsen’. Dada wordt genoemd als de basis van alle kunst, maar ook Dada heeft zo zijn retoriek. De culturele erfenis van de voorvaderen moet vernietigd worden en plaats maken voor een taal en een kunst die iedereen kan begrijpen. Het evenwicht tussen hemel en hel moet worden hersteld.
De bezoekers van het Monument van het Modernisme zijn er weinig gevoelig voor en ze zijn zeker niet gecharmeerd van het nieuwe interieur, dat wel erg ver afstaat van de hertengeweitjes smaak van de doorsnee Elzasser. Ze vinden het maar koud en ongezellig. In een brief aan een bevriende architect schrijft Van Doesburg:

het publiek kan zijn “bruine” wereld niet verlaten en weigert hardnekkig de nieuwe witte wereld. Het publiek wil in stront leven en mag in stront verrekken. Zo de architect voor het publiek schept, de kunstenaar schept boven het publiek uit en zorgt voor nieuwe verhoudingen die diametraal tegenover de oude gewoonten staan, en daarom bevat elk kunstwerk een vernietigende kracht.
In een andere brief:
slechts munsterkaas en bretzels interesseren de Elzasser.
Dieptepunt voor de kunstenaars is de feestelijke opening van de nieuwe zalen. In de tot in de kleinste details uitgekiende inrichting, blijkt de uitbater slingers te hebben opgehangen! Om publiek te trekken, laat hij de interieurs al na een paar maanden ontsieren door schrootjes, kunstbloemen en kleurverlichting. In 1928 schrijft Van Doesburg in zijn dagboek:
Scheppen is de meest troostelooze en teleurstellende bezigheid, waarmede God den mensch gekastijd heeft.
Ook noemt hij Paul Horn dan al een even dikke als domme aannemer zakenarchitect.
Geruïneerd en teleurgesteld vertrekt hij in 1928 uit Straatsburg naar Parijs, waar hij de bekende villa Meudon gaat bouwen. In 1931 sterft hij, 48 jaar oud.
In 1938, 10 jaar na de opening, heeft men de ruimten “vernieuwd”, onherkenbaar gemaakt. Ook tussen 1950 en 1970 zijn er allerlei “vernieuwingen” aangebracht, maar in de jaren 1980 komt er weer belangstelling voor de modernistische interieurs. Op instigatie van de directeur des musées de Strasbourg wordt begonnen met een grootscheepse renovatie. De ciné-balzaal wordt gerestaureerd van 1989-1994. De VPRO zendt in 1996 een bijzondere televisiefilm uit, “De Aubette”, waarin binnen een klein uur twaalf bekende Nederlandse kunstkenners een metamorfose ondergaan. Achter grote potten zuurkool met worst reflecteren ze op de ruimten om er ten slotte in een balletachtig gebeuren in op te gaan. Een film als Gesamtkunstwerk.
De andere ruimten worden van 2004 tot 2006 gerenoveerd. Vooral deze laatste renovatie is gewetensvol en wetenschappelijk verantwoord uitgevoerd onder leiding van Evert van Straaten, directeur van het Kröller Müller museum, Isabelle Ewig, hoogleraar aan de Sorbonne en een kleurspecialiste, Mariel Polman van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
In juni 2006 vindt er in besloten kring een feestelijke opening plaats, een soirée Dada, maar voor het publiek blijven de zalen gesloten. Belangstellenden moeten genoegen nemen met een maquette in het Musée de l’Art Moderne in een achterafzaaltje waar ook twee buistafeltjes en een glas-in-loodraam van Van Doesburg te bezichtigen zijn. De fanatiekelingen kunnen in de Vinstub L’Autruche, schuin tegenover de kathedraal dezelfde buistafeltjes afgedekt met boerenbontkleedjes in gebruik zien. Ook kunnen ze in Hotel Hannong op steenworpafstand van de Aubette een wand bewonderen die het modernistische project aanschouwelijk maakt. Maar dat moet je allemaal maar weten, de gidsen berichten er niet over.
Dat duurt zo tot oktober 2008. In de regionale krant staat dan een onopvallend berichtje dat de Aubette-zalen vanaf 17 oktober voor het publiek zijn opengesteld, op vijf middagen per week. Op de tweede middag, een zonnige zaterdag, 18 oktober, de Place Klébèr vol Straatsburgers, Europeanen en dagjesmensen bezoek ik ruim na het déjeuner de zalen. Ze liggen er mooi bij, de lichtinval is schitterend. Er zit wat tape op een paar verse scheuren die het gevolg zijn van werkzaamheden aan het centre commercial op de begane grond, maar een kniesoor die daar op let. Afgezien van vier suppoosten van wie één de nationaliteit van de bezoekers turft, tref ik ook nog vier belangstellenden. De Stijl gedijt niet in de Elzas, het Gesamtkunstwerk staat in Straatsburg als een boom in verkeerde grond, als een Barokkerk in Urk. Tussen de Elzas en het Modernisme zal het nooit wat worden. Ieder zijn eigen vakwerk.
 
---------------
De feitelijke gegevens en de citaten van van Doesburg komen uit: ‘De Aubette of de kleur in de architectuur, een ontwerp van Hans Arp, Sophie Taeuber-Arp en Theo van Doesburg.’ Willinge, Mariet 010 Publishers, 2006, Paperback, 224 p. Nederland 978 90 6450 597 3

Foto’s: John Marks


© 2008 Geertrui Marks meer Geertrui Marks - meer "Een omweg waard"
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Vakwerk van de Stijl in Straatsburg Geertrui Marks
In Straatsburg is het altijd druk. De historische stadskern staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Als zetel van de Raad van Europa, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Parlement is Straatsburg hoofdstad van Europa. Toeristen uit alle windrichtingen bezoeken de kathedraal, de musea en de monumenten. Maar dat er zich in het hart van de stad behalve fraaie vakwerkhuizen en Duitse stadsarchitectuur uit het fin-de-siècle, een Modernistisch Gesamtkunstwerk (voltooid in 1928) bevindt weten maar weinigen. Geen toeristengids maakt er tot nu toe melding van.
Het gaat om een aantal zalen in De Aubette (Aubette betekent abri) op Place Klébèr, een monumentaal neoclassicistisch gebouw uit de 18e eeuw, oorspronkelijk een kazerne. De bestaande zalen werden in de 20’er jaren van de 20e eeuw, de roaring-twenties, opnieuw ingericht door drie vrienden, de Nederlander Theo van Doesburg, de Straatsburger Jean-Hans Arp en zijn Zwitserse vrouw Sophie Taeuber. Ze kenden elkaar van internationale Dada-bijeenkomsten in Zürich en Weimar, waar zij deel uitmaakten van de Europese avant-garde, met kunstenaars als Kurt Schwitters en Tristan Tzara.

De interieurs van de Aubette, onder kunsthistorici wel ‘de Sixtijnse kapel van het Modernisme’ of ‘icoon van De Stijl in Frankrijk’ genoemd, gelden als de belangrijkste realisaties van de kunstbeweging De Stijl. De Stijl werd in 1917 opgericht in Leiden met naast Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Vilmos Huszàr, Bart van der Leck, Gerrit Rietveld en J.J.P. Oud als leden. Hun ideeën wisselden zij uit in het gelijknamige tijdschrift De Stijl. Daarin betogen zij dat alle bestaande kunststijlen, of het nu gaat om schilderkunst, beeldhouwkunst, bouwkunst of poëzie tot hun essentie moeten worden teruggebracht om daarmee universeel geldig te worden. Het romantische begrip originaliteit werd overboord gegooid, men streefde naar elementaire beeldtaal die internationaal begrepen kon worden. De kleuren waren primair, gecombineerd met zwart, wit en grijs en de lijnen waren recht. Het doel was behalve artistiek ook ideëel, het voorkomen van een volgende wereldoorlog door internationale samenwerking in de kunst.
Tussen de Frans-Duitse oorlog (1870-1871), waarin De Aubette wordt gebombardeerd en alleen de façade overeind blijft, en W.O. I. (1914-1918) behoorde Elzas-Lotharingen tot het Duitse Rijk. Wanneer dat gebied (en daarmee Straatsburg) na de Eerste Wereldoorlog weer Frans wordt, staat een groot deel van de inmiddels herbouwde Aubette leeg en dat zal nog vier jaar zo blijven. Pas in 1922 besluit de gemeente de rechtervleugel te verhuren aan twee broers, de succesvolle architecten en projectontwikkelaars Paul en André Horn. Zij willen van de Aubette een groots opgezet amusementspaleis maken, zoals ze dat gezien hebben in Berlijn. Bioscopen, concertzalen, salons en bars, ondergebracht in één gebouw. Omdat een Duitse inspiratie in die tijd slecht zou vallen, noemen ze de Parijse salons als hun voorbeeld. Door de ook toen al talloze bureaucratische regels van de gemeente komt het project moeizaam op gang. In 1926, het jaar waarin het kunstenaarsechtpaar Arp-Taeuber zich in Straatsburg vestigt, staat de rechtervleugel nog steeds leeg. André Horn, verzamelaar van avant-garde kunst, raakt gecharmeerd van Sophie Taeuber en vraagt de Arps de inrichting van de Aubette te ontwerpen. Omdat de opdracht te omvangrijk is stellen zij voor hun vriend Theo van Doesburg erbij te betrekken. Hij heeft al de nodige ervaring met het inrichten van interieurs en beschikt over internationale contacten. Hij neemt en krijgt dan ook de leiding van het project. Met z’n drieën verdelen ze de ruimtes.
Op de begane grond richt Van Doesburg een café en een restaurant in, de Arps nemen een theesalon en een bar voor hun rekening. Op een tussenverdieping maakt Sophie Taeuber een ontwerp voor een biljartzaal. Deze zalen zijn helaas verloren gegaan, maar op de eerste verdieping is gelukkig nog veel over. Een foyer van Sophie Taeuber, een zogenoemde ciné-balzaal en een feestzaal van Van Doesburg en een trap die waarschijnlijk ook door Taeuber is ontworpen.
Oorspronkelijk zou iedere kunstenaar zijn eigen ruimte tot in alle details ontwerpen. Voor Van Doesburg is het vierkant of de rechthoek de meest elementaire beeldende vorm, voor Arp het ovaal, dat hij identificeert met de navel als oervorm. Uiteindelijk is het Van Doesburg die alle radiatoren, klokken, asbakken en zekeringspanelen vorm geeft. Tegenover Horn benadrukt hij dat de Aubette een voorbeeld moet zijn van een volledig nieuwe avant-gardistische interieurarchitectuur waar spiegels, tafels, stoelen en kapstokken deel van moeten uitmaken. Een samenhangende vormgeving, een stijl. Daarin past ook een zakelijk Aubette-lettertype voor de bewegwijzering in het gebouw. Maar voor neon-letters op de voorgevel geeft de gemeente geen toestemming.
Op kwaliteitspapier geeft Van Doesburg een goed verzorgd Numéro consacré à l'Aubette, Strasbourg van De Stijl uit met hoogwaardige reproducties. Hiervoor steekt hij zich zodanig in de schulden dat het het laatste door hem uitgegeven nummer wordt. Maar naast deze uitgave en een artikel van nota bene Van Doesburg zelf in een architectuurtijdschrift, wordt0603VG De Stijl klein de Aubette door de vakpers genegeerd.
Begin 1928 is het project voltooid. Op de officiële uitnodiging voor een galadiner ter gelegenheid van de opening in februari noemt Van Doesburg de interieurs van de Aubette 'nieuwe elementaire premorfistische interieurs'. Het doel is 'den mensch in in plaats van tegenover de beeldende kunst te plaatsen’. Dada wordt genoemd als de basis van alle kunst, maar ook Dada heeft zo zijn retoriek. De culturele erfenis van de voorvaderen moet vernietigd worden en plaats maken voor een taal en een kunst die iedereen kan begrijpen. Het evenwicht tussen hemel en hel moet worden hersteld.
De bezoekers van het Monument van het Modernisme zijn er weinig gevoelig voor en ze zijn zeker niet gecharmeerd van het nieuwe interieur, dat wel erg ver afstaat van de hertengeweitjes smaak van de doorsnee Elzasser. Ze vinden het maar koud en ongezellig. In een brief aan een bevriende architect schrijft Van Doesburg:

het publiek kan zijn “bruine” wereld niet verlaten en weigert hardnekkig de nieuwe witte wereld. Het publiek wil in stront leven en mag in stront verrekken. Zo de architect voor het publiek schept, de kunstenaar schept boven het publiek uit en zorgt voor nieuwe verhoudingen die diametraal tegenover de oude gewoonten staan, en daarom bevat elk kunstwerk een vernietigende kracht.
In een andere brief:
slechts munsterkaas en bretzels interesseren de Elzasser.
Dieptepunt voor de kunstenaars is de feestelijke opening van de nieuwe zalen. In de tot in de kleinste details uitgekiende inrichting, blijkt de uitbater slingers te hebben opgehangen! Om publiek te trekken, laat hij de interieurs al na een paar maanden ontsieren door schrootjes, kunstbloemen en kleurverlichting. In 1928 schrijft Van Doesburg in zijn dagboek:
Scheppen is de meest troostelooze en teleurstellende bezigheid, waarmede God den mensch gekastijd heeft.
Ook noemt hij Paul Horn dan al een even dikke als domme aannemer zakenarchitect.
Geruïneerd en teleurgesteld vertrekt hij in 1928 uit Straatsburg naar Parijs, waar hij de bekende villa Meudon gaat bouwen. In 1931 sterft hij, 48 jaar oud.
In 1938, 10 jaar na de opening, heeft men de ruimten “vernieuwd”, onherkenbaar gemaakt. Ook tussen 1950 en 1970 zijn er allerlei “vernieuwingen” aangebracht, maar in de jaren 1980 komt er weer belangstelling voor de modernistische interieurs. Op instigatie van de directeur des musées de Strasbourg wordt begonnen met een grootscheepse renovatie. De ciné-balzaal wordt gerestaureerd van 1989-1994. De VPRO zendt in 1996 een bijzondere televisiefilm uit, “De Aubette”, waarin binnen een klein uur twaalf bekende Nederlandse kunstkenners een metamorfose ondergaan. Achter grote potten zuurkool met worst reflecteren ze op de ruimten om er ten slotte in een balletachtig gebeuren in op te gaan. Een film als Gesamtkunstwerk.
De andere ruimten worden van 2004 tot 2006 gerenoveerd. Vooral deze laatste renovatie is gewetensvol en wetenschappelijk verantwoord uitgevoerd onder leiding van Evert van Straaten, directeur van het Kröller Müller museum, Isabelle Ewig, hoogleraar aan de Sorbonne en een kleurspecialiste, Mariel Polman van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
In juni 2006 vindt er in besloten kring een feestelijke opening plaats, een soirée Dada, maar voor het publiek blijven de zalen gesloten. Belangstellenden moeten genoegen nemen met een maquette in het Musée de l’Art Moderne in een achterafzaaltje waar ook twee buistafeltjes en een glas-in-loodraam van Van Doesburg te bezichtigen zijn. De fanatiekelingen kunnen in de Vinstub L’Autruche, schuin tegenover de kathedraal dezelfde buistafeltjes afgedekt met boerenbontkleedjes in gebruik zien. Ook kunnen ze in Hotel Hannong op steenworpafstand van de Aubette een wand bewonderen die het modernistische project aanschouwelijk maakt. Maar dat moet je allemaal maar weten, de gidsen berichten er niet over.
Dat duurt zo tot oktober 2008. In de regionale krant staat dan een onopvallend berichtje dat de Aubette-zalen vanaf 17 oktober voor het publiek zijn opengesteld, op vijf middagen per week. Op de tweede middag, een zonnige zaterdag, 18 oktober, de Place Klébèr vol Straatsburgers, Europeanen en dagjesmensen bezoek ik ruim na het déjeuner de zalen. Ze liggen er mooi bij, de lichtinval is schitterend. Er zit wat tape op een paar verse scheuren die het gevolg zijn van werkzaamheden aan het centre commercial op de begane grond, maar een kniesoor die daar op let. Afgezien van vier suppoosten van wie één de nationaliteit van de bezoekers turft, tref ik ook nog vier belangstellenden. De Stijl gedijt niet in de Elzas, het Gesamtkunstwerk staat in Straatsburg als een boom in verkeerde grond, als een Barokkerk in Urk. Tussen de Elzas en het Modernisme zal het nooit wat worden. Ieder zijn eigen vakwerk.
 
---------------
De feitelijke gegevens en de citaten van van Doesburg komen uit: ‘De Aubette of de kleur in de architectuur, een ontwerp van Hans Arp, Sophie Taeuber-Arp en Theo van Doesburg.’ Willinge, Mariet 010 Publishers, 2006, Paperback, 224 p. Nederland 978 90 6450 597 3

Foto’s: John Marks
© 2008 Geertrui Marks
powered by CJ2