archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Erger je niet Willem Minderhout

2017BS Erger je niet
Ik heb al eerder een stukje gewijd aan het boekje ‘Humeurig volk, verkrampte politiek’ van Joop van den Berg waarin hij de oorzaken van de huidige crisis van de parlementaire democratie tracht te analyseren en wegen naar verbetering probeert te vinden. Ik vind het een moedige poging, maar – helaas – geen overtuigend recept voor een weg uit de misere. Maar wie heeft dat recept wel?  

Van den Berg constateert onder meer, hij is daarin niet de eerste, dat politieke partijen steeds meer moeite hebben om goede kandidaten te rekruteren.  Onlangs leek deze constatering bevestigd te worden door het gedoe binnen de vers gekozen fractie van GroenLinks in de Zuid-Hollandse Staten.

GroenLinks in Zuid Holland

Ik doel hier op de korte carrière van Debora Fernald als Statenlid voor GroenLinks in Zuid-Holland. Het zou om te lachen zijn als het niet zo diepdroevig is. Nadat bekend werd dat ze op Volt had gestemd in plaats van op haar eigen partij bij de Eerste Kamerverkiezingen, waardoor Volt een zetel in de Eerste Kamer won en GroenLinks er een verloor, is ze de GroenLinks-fractie uitgegooid.  De verklaringen die ze zelf gaf over haar gedrag zijn u vast bekend. Haar opmerking dat niemand haar had uitgelegd hoe zo'n verkiezing werkt 'ging viraal’ zoals dat tegenwoordig heet.

Blijkbaar vindt ze zichzelf toch een aanwinst voor de democratie, want ze trekt zich niet schaamtevol terug, maar gaat verder als ‘Groep Doe Stoer'. Als je er vanuit gaat dat in een representatieve democratie ook de mafkezen gerepresenteerd moeten worden, dan is dat bij deze geregeld.
Indien je van mening bent dat er zekere kwaliteitseisen aan volksvertegenwoordigers gesteld zouden kunnen worden, dan is dit incident echter bepaald zorgwekkend. Natuurlijk zijn er partijen die van het afvaardigen van wappie-achtigen hun corebusiness hebben gemaakt, zoals Forum, maar GroenLinks wordt toch geacht een serieuze partij te zijn.

Goede kandidaten

De observatie van Van den Berg dat partijen onvoldoende kwalitatief goede kandidaten zouden hebben, zodat ze noodgedwongen nitwits op hun lijst toelaten gaat voor GroenLinks Zuid-Holland niet op. Ik weet dat er genoeg kandidaten op de lijst stonden met een goede staat van dienst. Als oud-statenlid was ik wel verbaasd over de lage plek waarop sommige zeer capabele kandidaten terecht waren gekomen.

De oplossing lijkt dus eenvoudig: kandidaatstellingscommissies moeten strenger selecteren. Incapabele kandidaten moet je ook niet op een lage plaats zetten, want ze kunnen – zie onze Debora – met voorkeurstemmen gekozen worden.

Representatie

Het is echter ingewikkelder. Kandidaatstellingscommissies worden geacht een representatieve lijst samen te stellen. Het gaat daarbij niet alleen om wie je bent en wat je kunt en of je bij de partij passende politieke idealen hebt, maar ook om wat je bent: man, vrouw, jong oud, hetero, homo, wit, bruin, zwart, theoretisch geschoold, praktisch geschoold en alles wat daar dan weer zo'n beetje tussenin zit.

Maar als je iemand alleen vanwege zijn of haar kenmerken selecteert kun je van een koude kermis thuiskomen. Ik sprak iemand die op Debora gestemd had omdat ze een jonge vrouw met gemengd Surinaams-Nederlandse wortels was. Zij bekende dat ze geen idee had wie ze als persoon was of wat haar capaciteiten waren, maar ging er vanuit dat ze wel geschikt zou zijn omdat ze immers gekandideerd was. Ze had spijt als haren op haar hoofd van haar keuze.

Als we bij de Staten van Zuid-Holland blijven dan kun je al snel zien dat representativiteit ook praktisch een onmogelijke opgave is: vijfenvijftig Statenzetels en vijftien fracties. Nu Debora stoer is gaan doen dus zelfs zestien. Hoe kan een gemiddelde fractie van 3 à 4 Statenleden ooit representatief zijn samengesteld? Veel kleine tot zeer kleine fracties is overigens het standaardbeeld in de meeste vertegenwoordigende lichamen. Die versplintering maakt het democratisch proces zeer tijdrovend, want iedere fractie moet zijn zegje doen en aandacht zien te trekken, een zaak waar geen kwaliteitswinst tegenover staat.  

Suggesties

Joop van den Berg doet in 'Humeurig volk, verkrampte politiek', een aantal suggesties aan politieke partijen om goede representanten te rekruteren. Hij meent dat de focus op 'jong’ te ver is doorgeschoten en dat juist maatschappelijke ervaring meer moet worden gewaardeerd. Ook hekelt hij de drang van partijen om hun vertegenwoordigers na hooguit twee periodes te vervangen. Met deze aanbevelingen ben ik het van harte eens, maar de versplintering stuit je er niet mee.

Een andere aanbeveling van Van den Berg vind ik echt problematisch. Hij adviseert kandidaten van buiten de partij te werven. Hij noemt dit zelfs ‘een vereiste'. Het probleem met mevrouw Fernald lijkt mij juist dat ze een relatieve buitenstaander was, want van de politieke mores en spelregels bleek ze naar eigen zeggen geen kaas gegeten te hebben.

Ik meen dat Van den Berg een belangrijke functie van politieke partijen als kweekvijver van politiek talent negeert als hij adviseert om buiten de eigen leden te gaan werven. Niet voor niets wordt naast het opstellen van een politiek programma en het werven van kandidaten voor verkiezingen ook 'socialisatie’ als een kerntaak van politieke partijen gezien. Als lid leer je de geschreven en vooral de ongeschreven regels van je partij kennen: de ‘nestgeur’. Idealiter zorgt dat voor een zekere mate van voorspelbaarheid en stabiliteit.   

Ik constateer met Van den Berg dat het zeer zorgelijk is dat partijen steeds minder leden trekken, maar als je representanten buiten je ledenbestand zoekt, waarom zouden mensen dan überhaupt nog lid worden? En hoe moeten de leden, die in normale partijen uiteindelijk de lijst vaststellen, die kandidaten van buiten beoordelen?   
Maar hoe maak je politieke partijen weer aantrekkelijk in de huidige tijd? En hoe stuit je de wildgroei aan nieuwe partijtjes? Is er weer iets als het vertrouwde 'driestromenland’ denkbaar in onze netwerksamenleving? Of is de representatieve democratie echt aan het eind van zijn Latijn?

Wat te doen?

Ik weet het niet, maar ik ben nogal gehecht aan ons systeem dus ik houd mijn hart vast. Ik denk daarom dat een noodzakelijke maatregel om onze democratie te redden niet zozeer gezocht moet worden in nieuwe spelregels, maar in het uitleggen van de huidige spelregels en vooral waarom die zo geformuleerd zijn als ze zijn.
Om te eindigen met een citaat van Debora Fernald: ‘Als je niet weet wat de spelregels van Mens Erger Je Niet zijn, dan erger je je kapot’. Precies. Laten we van politici eisen dat ze zich aan de spelregels van onze representatieve democratie houden, want anders ergeren we ons kapot. Ik in ieder geval wel.

PS: Na het verschijnen van dit artikel wees Joop van den Berg me erop dat 'die mevrouw van Groen Links al sinds 2014 lid is van GroenLinks en actief is in haar partij'. Ze is dus zeker geen buitenstaander te noemen. In dit geval hadden zowel de kandidaatstellingscommissie en de ledenvergadering moeten weten wat voor vlees men in de kuip had. Haar kandidatuur is dus geen argument tegen kandidaten 'van buiten', zoals ik beweerde. Desalniettemin blijf ik het werven van kandidaten buiten de partij een kwestieuze zaak vinden. Dat komt wellicht door mijn herinneringen aan de politieke carrière van Astrid Roemer toen ikzelf nog lid van GroenLinks was.

----------

Het fotootje is van Henk Klaren, die had nog een historische versie van het gezelschapspel.



© 2023 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Erger je niet Willem Minderhout
2017BS Erger je niet
Ik heb al eerder een stukje gewijd aan het boekje ‘Humeurig volk, verkrampte politiek’ van Joop van den Berg waarin hij de oorzaken van de huidige crisis van de parlementaire democratie tracht te analyseren en wegen naar verbetering probeert te vinden. Ik vind het een moedige poging, maar – helaas – geen overtuigend recept voor een weg uit de misere. Maar wie heeft dat recept wel?  

Van den Berg constateert onder meer, hij is daarin niet de eerste, dat politieke partijen steeds meer moeite hebben om goede kandidaten te rekruteren.  Onlangs leek deze constatering bevestigd te worden door het gedoe binnen de vers gekozen fractie van GroenLinks in de Zuid-Hollandse Staten.

GroenLinks in Zuid Holland

Ik doel hier op de korte carrière van Debora Fernald als Statenlid voor GroenLinks in Zuid-Holland. Het zou om te lachen zijn als het niet zo diepdroevig is. Nadat bekend werd dat ze op Volt had gestemd in plaats van op haar eigen partij bij de Eerste Kamerverkiezingen, waardoor Volt een zetel in de Eerste Kamer won en GroenLinks er een verloor, is ze de GroenLinks-fractie uitgegooid.  De verklaringen die ze zelf gaf over haar gedrag zijn u vast bekend. Haar opmerking dat niemand haar had uitgelegd hoe zo'n verkiezing werkt 'ging viraal’ zoals dat tegenwoordig heet.

Blijkbaar vindt ze zichzelf toch een aanwinst voor de democratie, want ze trekt zich niet schaamtevol terug, maar gaat verder als ‘Groep Doe Stoer'. Als je er vanuit gaat dat in een representatieve democratie ook de mafkezen gerepresenteerd moeten worden, dan is dat bij deze geregeld.
Indien je van mening bent dat er zekere kwaliteitseisen aan volksvertegenwoordigers gesteld zouden kunnen worden, dan is dit incident echter bepaald zorgwekkend. Natuurlijk zijn er partijen die van het afvaardigen van wappie-achtigen hun corebusiness hebben gemaakt, zoals Forum, maar GroenLinks wordt toch geacht een serieuze partij te zijn.

Goede kandidaten

De observatie van Van den Berg dat partijen onvoldoende kwalitatief goede kandidaten zouden hebben, zodat ze noodgedwongen nitwits op hun lijst toelaten gaat voor GroenLinks Zuid-Holland niet op. Ik weet dat er genoeg kandidaten op de lijst stonden met een goede staat van dienst. Als oud-statenlid was ik wel verbaasd over de lage plek waarop sommige zeer capabele kandidaten terecht waren gekomen.

De oplossing lijkt dus eenvoudig: kandidaatstellingscommissies moeten strenger selecteren. Incapabele kandidaten moet je ook niet op een lage plaats zetten, want ze kunnen – zie onze Debora – met voorkeurstemmen gekozen worden.

Representatie

Het is echter ingewikkelder. Kandidaatstellingscommissies worden geacht een representatieve lijst samen te stellen. Het gaat daarbij niet alleen om wie je bent en wat je kunt en of je bij de partij passende politieke idealen hebt, maar ook om wat je bent: man, vrouw, jong oud, hetero, homo, wit, bruin, zwart, theoretisch geschoold, praktisch geschoold en alles wat daar dan weer zo'n beetje tussenin zit.

Maar als je iemand alleen vanwege zijn of haar kenmerken selecteert kun je van een koude kermis thuiskomen. Ik sprak iemand die op Debora gestemd had omdat ze een jonge vrouw met gemengd Surinaams-Nederlandse wortels was. Zij bekende dat ze geen idee had wie ze als persoon was of wat haar capaciteiten waren, maar ging er vanuit dat ze wel geschikt zou zijn omdat ze immers gekandideerd was. Ze had spijt als haren op haar hoofd van haar keuze.

Als we bij de Staten van Zuid-Holland blijven dan kun je al snel zien dat representativiteit ook praktisch een onmogelijke opgave is: vijfenvijftig Statenzetels en vijftien fracties. Nu Debora stoer is gaan doen dus zelfs zestien. Hoe kan een gemiddelde fractie van 3 à 4 Statenleden ooit representatief zijn samengesteld? Veel kleine tot zeer kleine fracties is overigens het standaardbeeld in de meeste vertegenwoordigende lichamen. Die versplintering maakt het democratisch proces zeer tijdrovend, want iedere fractie moet zijn zegje doen en aandacht zien te trekken, een zaak waar geen kwaliteitswinst tegenover staat.  

Suggesties

Joop van den Berg doet in 'Humeurig volk, verkrampte politiek', een aantal suggesties aan politieke partijen om goede representanten te rekruteren. Hij meent dat de focus op 'jong’ te ver is doorgeschoten en dat juist maatschappelijke ervaring meer moet worden gewaardeerd. Ook hekelt hij de drang van partijen om hun vertegenwoordigers na hooguit twee periodes te vervangen. Met deze aanbevelingen ben ik het van harte eens, maar de versplintering stuit je er niet mee.

Een andere aanbeveling van Van den Berg vind ik echt problematisch. Hij adviseert kandidaten van buiten de partij te werven. Hij noemt dit zelfs ‘een vereiste'. Het probleem met mevrouw Fernald lijkt mij juist dat ze een relatieve buitenstaander was, want van de politieke mores en spelregels bleek ze naar eigen zeggen geen kaas gegeten te hebben.

Ik meen dat Van den Berg een belangrijke functie van politieke partijen als kweekvijver van politiek talent negeert als hij adviseert om buiten de eigen leden te gaan werven. Niet voor niets wordt naast het opstellen van een politiek programma en het werven van kandidaten voor verkiezingen ook 'socialisatie’ als een kerntaak van politieke partijen gezien. Als lid leer je de geschreven en vooral de ongeschreven regels van je partij kennen: de ‘nestgeur’. Idealiter zorgt dat voor een zekere mate van voorspelbaarheid en stabiliteit.   

Ik constateer met Van den Berg dat het zeer zorgelijk is dat partijen steeds minder leden trekken, maar als je representanten buiten je ledenbestand zoekt, waarom zouden mensen dan überhaupt nog lid worden? En hoe moeten de leden, die in normale partijen uiteindelijk de lijst vaststellen, die kandidaten van buiten beoordelen?   
Maar hoe maak je politieke partijen weer aantrekkelijk in de huidige tijd? En hoe stuit je de wildgroei aan nieuwe partijtjes? Is er weer iets als het vertrouwde 'driestromenland’ denkbaar in onze netwerksamenleving? Of is de representatieve democratie echt aan het eind van zijn Latijn?

Wat te doen?

Ik weet het niet, maar ik ben nogal gehecht aan ons systeem dus ik houd mijn hart vast. Ik denk daarom dat een noodzakelijke maatregel om onze democratie te redden niet zozeer gezocht moet worden in nieuwe spelregels, maar in het uitleggen van de huidige spelregels en vooral waarom die zo geformuleerd zijn als ze zijn.
Om te eindigen met een citaat van Debora Fernald: ‘Als je niet weet wat de spelregels van Mens Erger Je Niet zijn, dan erger je je kapot’. Precies. Laten we van politici eisen dat ze zich aan de spelregels van onze representatieve democratie houden, want anders ergeren we ons kapot. Ik in ieder geval wel.

PS: Na het verschijnen van dit artikel wees Joop van den Berg me erop dat 'die mevrouw van Groen Links al sinds 2014 lid is van GroenLinks en actief is in haar partij'. Ze is dus zeker geen buitenstaander te noemen. In dit geval hadden zowel de kandidaatstellingscommissie en de ledenvergadering moeten weten wat voor vlees men in de kuip had. Haar kandidatuur is dus geen argument tegen kandidaten 'van buiten', zoals ik beweerde. Desalniettemin blijf ik het werven van kandidaten buiten de partij een kwestieuze zaak vinden. Dat komt wellicht door mijn herinneringen aan de politieke carrière van Astrid Roemer toen ikzelf nog lid van GroenLinks was.

----------

Het fotootje is van Henk Klaren, die had nog een historische versie van het gezelschapspel.

© 2023 Willem Minderhout
powered by CJ2