archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Wie beoordeelt onze parlementariërs? Arie de Jong

1806BS KamerCieBij het parlementaire onderzoek over de zogeheten Toeslagenaffaire bij de Belastingdienst dook de vraag op waarom de commissie niet uitzocht wat de rol van de Tweede Kamer is geweest in deze onverkwikkelijke affaire. Er was alle aanleiding toe. Was er immers vanuit de Tweede Kamer niet bij herhaling aangedrongen op een stevige aanpak van de bestrijding van fraude met toeslagen? Vooral na het schandaal van de ‘Bulgaarse affaire’ (waarbij toeslagen werden gegeven voor kinderen die in Bulgarije verbleven, maar soms zelfs niet eens bestonden) klonk ook vanuit de Tweede Kamer de roep om scherp optreden. Zelfs Pieter Omtzigt, die later met Renske Leijten zeer intensief (en gelukkig effectief) opponeerde tegen de disproportionele aanpak, hoorde bij de Kamerleden die toen ageerden. Dat alles neemt de verantwoordelijkheid niet weg van de Belastingdienst (en wie daar politiek verantwoordelijkheid voor draagt), maar plaatst de houding van de Belastingdienst wel in een breder kader.

Toch: zou het niet verstandig zijn geweest als de onderzoekcommissie ook Tweede Kamerleden had gehoord en de aandacht had verbreed tot de vraag in welke mate het parlement zelf een stimulans is geweest bij het uit de hand gelopen fraudebeleid? Pas bij het eindrapport van de commissie bleek dat ze de Tweede Kamer hadden opgenomen in de lange lijst van instanties die gefaald hadden. Specifieker werd het niet.

Zoals bekend houden parlementariërs er niet van elkaar onderling te corrigeren. Onder het motto dat de kiezer degene is die een oordeel moet uitspreken over het handelen van parlementariërs, wordt de boot van onderlinge controle altijd afgehouden. De stelling dat de kiezer oordeelt is verregaande flauwekul. Niet alleen dat ‘de’ kiezer helemaal niet bestaat, maar hoe kan hij in de veelheid van issues op één onderdeel afkeuring laten blijken? Kletskoek van het ergste soort.
Kortom: het wordt tijd dat er een mechanisme komt om goed te analyseren hoe parlementariërs en fracties zich in specifieke situaties gedragen of hebben gedragen, als daar reden toe is natuurlijk. Wat niet volstaat is dat journalisten met zo’n kwestie aan de haal gaan, al helpen zij natuurlijk wel bij het aan de orde stellen van miskleunen en het weglopen voor verantwoordelijkheden.

Er is nóg een kwestie die om een voorziening vraagt: toezien op de integriteit van parlementariërs. Dat is een slepende kwestie, die steeds opnieuw in een andere gedaante opduikt. Over Kamerleden die wat sjoemelen met de afstand tot Den Haag en de bijbehorende vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Of gedoe over de vraag of, en in welke mate, belangenverstrengeling aan de orde is en of dat vraagt om onthouding van stemmen over onderwerpen. Of de overstap van Kamerleden naar een functie die dicht aan ligt bij waarmee ze zich politiek hebben bezig gehouden.
Als er een onafhankelijke commissie zou zijn van mensen zonder verdere belangen en posities, maar wel met het gezag om zich over dergelijke zaken uit te spreken, zou dat een interessante oplossing zijn voor de schimmigheid waarmee we nu te maken hebben. Zo’n commissie kan ook een functie vervullen om het parlement of parlementariërs te beoordelen op de medeverantwoordelijkheid bij zaken die niet goed zijn gegaan.

Maar wie moeten er in zitten? Om te maken dat er voldoende diversiteit wordt bereikt, zou je kunnen denken aan een stuk of zeven mensen. Te benoemen door de Tweede Kamer of door de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Bij de leden van zo’n commissie moet een stevige ervaring aanwezig zijn vanuit de Tweede en Eerste Kamer. Maar het lijkt me niet goed dat het alleen een verzameling is van oud-parlementariërs. Wellicht moet zelfs worden vastgelegd dat minstens drie leden geen deel mogen hebben uitgemaakt van het parlement. Zo wordt voorkomen dat er een soort oude jongens krentenbrood houding bestaat, in ieder geval in de beeldvorming.

Zou je moeten solliciteren naar een dergelijke functie? Dat kan verstandig zijn. Is het erg als de leden allen wat ouder zijn? Het lijkt me welhaast een voordeel: veel levenservaring en geen ambities meer. Toch lijkt het me dat er niet al te veel eisen vooraf moeten worden gesteld. Ook zonder allerlei voorgeschreven eisen, zal de commissie uit de Tweede (en Eerste) Kamer die het voorwerk doet wel zorgen voor een nette man/vrouw-verhouding, politieke spreiding, voldoende juridisch niveau en gezag. Het lijkt me dat de zittingsduur beperkt moet zijn, het is geen baan voor het leven. Laten we zeggen twee maal vier jaar en dan is een ander weer aan de beurt. Een rooster van aftreden moet ervoor zorgen dat niet alle leden tegelijk vertrekken.

We kunnen er nog over twisten waar de spelregels moeten staan. In de Grondwet? Op den duur wel, maar als we daar op gaan wachten zijn we tien jaar verder. In een wet? Op den duur wel, maar laten we beginnen met het Reglement van Orde van beide kamers van de Staten-Generaal.

Zo maar doen dan?

------
Het plaatje is van Coc van Duijn
Meer informatie op: http://cocvanduijn.nl/

© 2021 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Wie beoordeelt onze parlementariërs? Arie de Jong
1806BS KamerCieBij het parlementaire onderzoek over de zogeheten Toeslagenaffaire bij de Belastingdienst dook de vraag op waarom de commissie niet uitzocht wat de rol van de Tweede Kamer is geweest in deze onverkwikkelijke affaire. Er was alle aanleiding toe. Was er immers vanuit de Tweede Kamer niet bij herhaling aangedrongen op een stevige aanpak van de bestrijding van fraude met toeslagen? Vooral na het schandaal van de ‘Bulgaarse affaire’ (waarbij toeslagen werden gegeven voor kinderen die in Bulgarije verbleven, maar soms zelfs niet eens bestonden) klonk ook vanuit de Tweede Kamer de roep om scherp optreden. Zelfs Pieter Omtzigt, die later met Renske Leijten zeer intensief (en gelukkig effectief) opponeerde tegen de disproportionele aanpak, hoorde bij de Kamerleden die toen ageerden. Dat alles neemt de verantwoordelijkheid niet weg van de Belastingdienst (en wie daar politiek verantwoordelijkheid voor draagt), maar plaatst de houding van de Belastingdienst wel in een breder kader.

Toch: zou het niet verstandig zijn geweest als de onderzoekcommissie ook Tweede Kamerleden had gehoord en de aandacht had verbreed tot de vraag in welke mate het parlement zelf een stimulans is geweest bij het uit de hand gelopen fraudebeleid? Pas bij het eindrapport van de commissie bleek dat ze de Tweede Kamer hadden opgenomen in de lange lijst van instanties die gefaald hadden. Specifieker werd het niet.

Zoals bekend houden parlementariërs er niet van elkaar onderling te corrigeren. Onder het motto dat de kiezer degene is die een oordeel moet uitspreken over het handelen van parlementariërs, wordt de boot van onderlinge controle altijd afgehouden. De stelling dat de kiezer oordeelt is verregaande flauwekul. Niet alleen dat ‘de’ kiezer helemaal niet bestaat, maar hoe kan hij in de veelheid van issues op één onderdeel afkeuring laten blijken? Kletskoek van het ergste soort.
Kortom: het wordt tijd dat er een mechanisme komt om goed te analyseren hoe parlementariërs en fracties zich in specifieke situaties gedragen of hebben gedragen, als daar reden toe is natuurlijk. Wat niet volstaat is dat journalisten met zo’n kwestie aan de haal gaan, al helpen zij natuurlijk wel bij het aan de orde stellen van miskleunen en het weglopen voor verantwoordelijkheden.

Er is nóg een kwestie die om een voorziening vraagt: toezien op de integriteit van parlementariërs. Dat is een slepende kwestie, die steeds opnieuw in een andere gedaante opduikt. Over Kamerleden die wat sjoemelen met de afstand tot Den Haag en de bijbehorende vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Of gedoe over de vraag of, en in welke mate, belangenverstrengeling aan de orde is en of dat vraagt om onthouding van stemmen over onderwerpen. Of de overstap van Kamerleden naar een functie die dicht aan ligt bij waarmee ze zich politiek hebben bezig gehouden.
Als er een onafhankelijke commissie zou zijn van mensen zonder verdere belangen en posities, maar wel met het gezag om zich over dergelijke zaken uit te spreken, zou dat een interessante oplossing zijn voor de schimmigheid waarmee we nu te maken hebben. Zo’n commissie kan ook een functie vervullen om het parlement of parlementariërs te beoordelen op de medeverantwoordelijkheid bij zaken die niet goed zijn gegaan.

Maar wie moeten er in zitten? Om te maken dat er voldoende diversiteit wordt bereikt, zou je kunnen denken aan een stuk of zeven mensen. Te benoemen door de Tweede Kamer of door de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Bij de leden van zo’n commissie moet een stevige ervaring aanwezig zijn vanuit de Tweede en Eerste Kamer. Maar het lijkt me niet goed dat het alleen een verzameling is van oud-parlementariërs. Wellicht moet zelfs worden vastgelegd dat minstens drie leden geen deel mogen hebben uitgemaakt van het parlement. Zo wordt voorkomen dat er een soort oude jongens krentenbrood houding bestaat, in ieder geval in de beeldvorming.

Zou je moeten solliciteren naar een dergelijke functie? Dat kan verstandig zijn. Is het erg als de leden allen wat ouder zijn? Het lijkt me welhaast een voordeel: veel levenservaring en geen ambities meer. Toch lijkt het me dat er niet al te veel eisen vooraf moeten worden gesteld. Ook zonder allerlei voorgeschreven eisen, zal de commissie uit de Tweede (en Eerste) Kamer die het voorwerk doet wel zorgen voor een nette man/vrouw-verhouding, politieke spreiding, voldoende juridisch niveau en gezag. Het lijkt me dat de zittingsduur beperkt moet zijn, het is geen baan voor het leven. Laten we zeggen twee maal vier jaar en dan is een ander weer aan de beurt. Een rooster van aftreden moet ervoor zorgen dat niet alle leden tegelijk vertrekken.

We kunnen er nog over twisten waar de spelregels moeten staan. In de Grondwet? Op den duur wel, maar als we daar op gaan wachten zijn we tien jaar verder. In een wet? Op den duur wel, maar laten we beginnen met het Reglement van Orde van beide kamers van de Staten-Generaal.

Zo maar doen dan?

------
Het plaatje is van Coc van Duijn
Meer informatie op: http://cocvanduijn.nl/
© 2021 Arie de Jong
powered by CJ2