archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Typisch Nederlands Carlo van Praag

1315BS ZahnDe spreker is  aan het einde van zijn betoog. Het publiek (the audience) komt aan het woord (takes the floor). Als eerste verheft zich een welopgevoede West-Europeaan.

Welopgevoede West-Europeaan:
While listening to your most enlightening lecture it occurred to me that you might have overlooked the fact (admittedly a minor point in your argument), that…..

Nu richt een Nederlander zich tot de inleider:
I don’t agree at all with what you say. Apparently you have no knowledge of the report published by me and my colleagues a few years ago, which deals with exactly the same question and which ……..

Herkenbaar? Vermoedelijk wel. Een karikatuur? Vermoedelijk ook. In elk geval is de meest in het oog lopende eigenschap die Nederlanders door buitenlandse auteurs wordt toegeschreven lompheid. Het is bovendien een constante. Al vanaf de zeventiende eeuw doemt deze karaktertrek op in reisbeschrijvingen van bezoekende vreemdelingen. Verdere attributies die we regelmatig tegenkomen zijn moralisme, soberheid, warsheid van uiterlijk vertoon, gebrek aan savoir vivre, gelijkheidszin en een gering ontzag voor autoriteit.

Het is een hachelijke onderneming: de beschrijving van volkskarakters. Veel van die beschrijvingen, zo niet de meeste, berusten op terloopse impressies van de auteur, opgedaan tijdens een min of meer vluchtig bezoek aan een land. Willekeurige bewoners die de reiziger op zijn weg vindt, fungeren als belangrijke zegslieden, toevallige gebeurtenissen  worden betekenisvol, overdrijvingen moeten bijdragen aan de leesbaarheid. In omloop zijnde clichés worden gretig opgepikt. De Schotten zijn zuinig en de Nederlandse huisvrouwen schrobben eindeloos de stoep en anders zijn zij wel koper aan het poetsen.

Er zijn desondanks genoeg beoefenaars van het genre die hun indrukken baseren op een langer durend verblijf en die dieper graven, zoals bij voorbeeld Ernest Zahn (een in Tsjechië geboren Zwitser die hier langdurig heeft verbleven en aan de universiteit heeft gedoceerd). In zijn boek 'Regenten, rebellen en reformatoren' (laatste druk 1991) schrijft hij de Nederlanders een Calvinistische inslag toe. De hierboven vermelde eigenschappen laten zich inderdaad goed daarmee rijmen.

Maar zijn wij dan nog steeds Calvinisten? Wij wonen in een van de meest seculiere landen ter wereld, de caféterrassen puilen uit van de levensgenieters, voor de niet weinige pretparken vormen zich regelmatig files, de hoog op de poten staande intimideerauto's zijn niet aan te slepen en echtscheiding is zo ingeburgerd dat een derde van de huwelijken op deze manier eindigt. Onze houding ten opzichte van de seksualiteit is uitgesproken ruimhartig en Nederland behoort tot het handjevol landen waar je een legale euthanasie kunt verkrijgen. Van blasfemie wordt geen punt gemaakt, tenzij het om de islam gaat die vanwege zijn schare fanatieke aanhangers een beetje ontzien moet worden. Van een Calvinistisch arbeidsethos is weinig over. Wij hebben de kortste werktijden van Europa. Nee, het is hier intussen meer zwelgen dan zwoegen.

Zahn betoogt echter dat de Calvinistische mentaliteit het Calvinisme heeft overleefd en als verklaring voor een aantal moderne ontwikkelingen opgeld blijft doen. De inhoud van de overtuigingen is veranderd, maar de rechtlijnigheid waarmee zij worden beleden grijpt terug op deze mentaliteit. Het secularisme wordt even principieel beleden als eertijds de religie.

Maarten van Rossem veegt in zijn boekje ‘Typisch Nederlands’ de vloer aan met deze visie op Nederland. Niet alleen dat het Calvinisme in de hedendaagse samenleving een randverschijnsel is, ook historisch was het Calvinisme in Nederland nooit dominant. De meerderheid van de bevolking is nooit aanhanger van deze stroming geweest en de rekkelijke zeventiende-eeuwse elite had minstens zo’n grote invloed op ons volksbestaan als de Calvinistische dominees.

Ik ben het vaak met Van Rossem eens, maar in dit geval neem ik het toch op voor Zahn. Ook ik denk weliswaar dat anno 2016 van het Calvinisme weinig meer te bespeuren is, maar in de periode die Zahn observeerde (midden jaren tachtig) waren de restanten van die mentaliteit nog wel duidelijk aanwezig. Verder houdt Zahn wel degelijk rekening met de invloed van de eertijdse regenten en kooplieden waaruit een andere Nederlandse eigenschap als de bereidheid tot compromissen zou voortkomen.

Waarin ik Van Rossem wel helemaal volg is zijn scepsis over de methode die wordt gebruikt om volkskarakters te typeren. Daar is bij voorbeeld de subjectiviteit van de onderzoeker, een factor die ook door K. Vyvary wordt genoemd. In een kort en elegant essay betoogt Vyvary dat het beeld dat buitenlanders van een land hebben voornamelijk bepaald wordt door hun culturele afstand tot het gastland, hun sociale rol in dat land en hun eigen persoonlijkheid. Een in Nederland verblijvende gastarbeider neemt andere eigenschappen van de Nederlanders waar dan een Amerikaanse gastonderzoeker. En wat voor de ene waarnemer lompheid en opdringerigheid is, is voor een andere verfrissende openhartigheid en gezonde nieuwsgierigheid (K. Vyvary: Berichten uit het Vyvarium, SCP 2003). Van Rossem heeft als belangrijkste bezwaar tegen de beschrijvingen van ons volkskarakter dat de conclusies zelden of nooit berusten op vergelijkend onderzoek. Wat onderscheidend is voor een land kan eigenlijk alleen maar worden vastgesteld als andere landen ook deel uitmaken van het onderzoek. Van Rossem komt zelf wel met een1315BS Van Rossem vergelijking tussen Nederland en andere landen. Zijn informatie is ontleend aan het Sociaal en Cultureel Rapport 2000 van het SCP, mij zeer bekend doordat ik hieraan zelf als auteur en redacteur heb meegewerkt. Het gaat in dat rapport niet zozeer om Nederlandse karaktertrekken als wel om institutionele verschillen tussen Nederland en andere landen. Zo'n vergelijking levert inderdaad wat op, want geen twee landen hebben dezelfde regelingen en instellingen als het gaat om zulke zaken als sociale zekerheid, gezondheidszorg, onderwijs, volkshuisvesting en openbaar bestuur. Door de bank genomen springt  Nederland er niet duidelijk uit. Wij passen aardig in het West- en Noord-Europese gezelschap. Het gaat wel om een momentopname, want regelingen en instellingen zijn politiek gevoelig en aan verandering onderhevig. Onze sociale zekerheid is niet meer wat zij was en het zorgstelsel is ingrijpend, en mijns inziens nogal ten kwade, veranderd.

Maar ons volkskarakter? Hoe ziet dat eruit? Bestaat er wel zoiets als een volkskarakter? Zijn de Nederlanders bijvoorbeeld, gezien hun relatief korte arbeidstijden, een lui volk? Ik denk het niet. De verklaring ligt eerder in de sociale regelingen en afspraken rond het verschijnsel arbeid. En scheiden Nederlanders vaker dan Spanjaarden of Italianen, omdat zij minder van hun partner houden? Lijkt mij ook niet. Ook op dit punt valt eerder te denken aan wetten, regelingen, sociale voorzieningen die echtscheiding faciliteren dan wel bemoeilijken.

Verschillen in sociale structuur en sociale voorzieningen kunnen ongetwijfeld veel van het verschil in gedrag van bevolkingen verklaren. Toch is dit niet het hele verhaal. Er is ook nog een andere factor in het spel: cultuur, waarden, normen, kortom de ongeschreven regels voor het goede leven en het goede gedrag. Deze factor is moeilijk los te maken van de menselijke eigenschappen die het volkskarakter uitmaken. Cultuur en menselijke eigenschappen zijn met elkaar verstrengeld.  Mensen laten zich in hun gedrag leiden door culturele voorschriften en ze groeien op in een bepaalde cultuur die niet alleen een bepaald gedrag afdwingt, maar ook een factor is in de vorming van hun persoonlijkheid. Volkskarakter, wellicht te definiëren als de kans dat individuen uit een bepaalde bevolking op een bepaalde manier reageren op een bepaalde situatie, is dus een wat groezelig geheel van institutionele arrangementen, culturele waarden en persoonlijkheidskenmerken. Het is dus ook een variabele die in termen van kansen op een bepaald gedrag moet worden gezien. Lang niet alle individuen in een bevolking beantwoorden aan het stereotype. Zelf ben ik bij voorbeeld helemaal niet lomp, maar juist fijnbesnaard, tactvol en uitermate bescheiden. Tenzij men mij tegenspreekt!

-----------
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden' kan besteld worden bij:
www.eburon.nl


© 2016 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Typisch Nederlands Carlo van Praag
1315BS ZahnDe spreker is  aan het einde van zijn betoog. Het publiek (the audience) komt aan het woord (takes the floor). Als eerste verheft zich een welopgevoede West-Europeaan.

Welopgevoede West-Europeaan:
While listening to your most enlightening lecture it occurred to me that you might have overlooked the fact (admittedly a minor point in your argument), that…..

Nu richt een Nederlander zich tot de inleider:
I don’t agree at all with what you say. Apparently you have no knowledge of the report published by me and my colleagues a few years ago, which deals with exactly the same question and which ……..

Herkenbaar? Vermoedelijk wel. Een karikatuur? Vermoedelijk ook. In elk geval is de meest in het oog lopende eigenschap die Nederlanders door buitenlandse auteurs wordt toegeschreven lompheid. Het is bovendien een constante. Al vanaf de zeventiende eeuw doemt deze karaktertrek op in reisbeschrijvingen van bezoekende vreemdelingen. Verdere attributies die we regelmatig tegenkomen zijn moralisme, soberheid, warsheid van uiterlijk vertoon, gebrek aan savoir vivre, gelijkheidszin en een gering ontzag voor autoriteit.

Het is een hachelijke onderneming: de beschrijving van volkskarakters. Veel van die beschrijvingen, zo niet de meeste, berusten op terloopse impressies van de auteur, opgedaan tijdens een min of meer vluchtig bezoek aan een land. Willekeurige bewoners die de reiziger op zijn weg vindt, fungeren als belangrijke zegslieden, toevallige gebeurtenissen  worden betekenisvol, overdrijvingen moeten bijdragen aan de leesbaarheid. In omloop zijnde clichés worden gretig opgepikt. De Schotten zijn zuinig en de Nederlandse huisvrouwen schrobben eindeloos de stoep en anders zijn zij wel koper aan het poetsen.

Er zijn desondanks genoeg beoefenaars van het genre die hun indrukken baseren op een langer durend verblijf en die dieper graven, zoals bij voorbeeld Ernest Zahn (een in Tsjechië geboren Zwitser die hier langdurig heeft verbleven en aan de universiteit heeft gedoceerd). In zijn boek 'Regenten, rebellen en reformatoren' (laatste druk 1991) schrijft hij de Nederlanders een Calvinistische inslag toe. De hierboven vermelde eigenschappen laten zich inderdaad goed daarmee rijmen.

Maar zijn wij dan nog steeds Calvinisten? Wij wonen in een van de meest seculiere landen ter wereld, de caféterrassen puilen uit van de levensgenieters, voor de niet weinige pretparken vormen zich regelmatig files, de hoog op de poten staande intimideerauto's zijn niet aan te slepen en echtscheiding is zo ingeburgerd dat een derde van de huwelijken op deze manier eindigt. Onze houding ten opzichte van de seksualiteit is uitgesproken ruimhartig en Nederland behoort tot het handjevol landen waar je een legale euthanasie kunt verkrijgen. Van blasfemie wordt geen punt gemaakt, tenzij het om de islam gaat die vanwege zijn schare fanatieke aanhangers een beetje ontzien moet worden. Van een Calvinistisch arbeidsethos is weinig over. Wij hebben de kortste werktijden van Europa. Nee, het is hier intussen meer zwelgen dan zwoegen.

Zahn betoogt echter dat de Calvinistische mentaliteit het Calvinisme heeft overleefd en als verklaring voor een aantal moderne ontwikkelingen opgeld blijft doen. De inhoud van de overtuigingen is veranderd, maar de rechtlijnigheid waarmee zij worden beleden grijpt terug op deze mentaliteit. Het secularisme wordt even principieel beleden als eertijds de religie.

Maarten van Rossem veegt in zijn boekje ‘Typisch Nederlands’ de vloer aan met deze visie op Nederland. Niet alleen dat het Calvinisme in de hedendaagse samenleving een randverschijnsel is, ook historisch was het Calvinisme in Nederland nooit dominant. De meerderheid van de bevolking is nooit aanhanger van deze stroming geweest en de rekkelijke zeventiende-eeuwse elite had minstens zo’n grote invloed op ons volksbestaan als de Calvinistische dominees.

Ik ben het vaak met Van Rossem eens, maar in dit geval neem ik het toch op voor Zahn. Ook ik denk weliswaar dat anno 2016 van het Calvinisme weinig meer te bespeuren is, maar in de periode die Zahn observeerde (midden jaren tachtig) waren de restanten van die mentaliteit nog wel duidelijk aanwezig. Verder houdt Zahn wel degelijk rekening met de invloed van de eertijdse regenten en kooplieden waaruit een andere Nederlandse eigenschap als de bereidheid tot compromissen zou voortkomen.

Waarin ik Van Rossem wel helemaal volg is zijn scepsis over de methode die wordt gebruikt om volkskarakters te typeren. Daar is bij voorbeeld de subjectiviteit van de onderzoeker, een factor die ook door K. Vyvary wordt genoemd. In een kort en elegant essay betoogt Vyvary dat het beeld dat buitenlanders van een land hebben voornamelijk bepaald wordt door hun culturele afstand tot het gastland, hun sociale rol in dat land en hun eigen persoonlijkheid. Een in Nederland verblijvende gastarbeider neemt andere eigenschappen van de Nederlanders waar dan een Amerikaanse gastonderzoeker. En wat voor de ene waarnemer lompheid en opdringerigheid is, is voor een andere verfrissende openhartigheid en gezonde nieuwsgierigheid (K. Vyvary: Berichten uit het Vyvarium, SCP 2003). Van Rossem heeft als belangrijkste bezwaar tegen de beschrijvingen van ons volkskarakter dat de conclusies zelden of nooit berusten op vergelijkend onderzoek. Wat onderscheidend is voor een land kan eigenlijk alleen maar worden vastgesteld als andere landen ook deel uitmaken van het onderzoek. Van Rossem komt zelf wel met een1315BS Van Rossem vergelijking tussen Nederland en andere landen. Zijn informatie is ontleend aan het Sociaal en Cultureel Rapport 2000 van het SCP, mij zeer bekend doordat ik hieraan zelf als auteur en redacteur heb meegewerkt. Het gaat in dat rapport niet zozeer om Nederlandse karaktertrekken als wel om institutionele verschillen tussen Nederland en andere landen. Zo'n vergelijking levert inderdaad wat op, want geen twee landen hebben dezelfde regelingen en instellingen als het gaat om zulke zaken als sociale zekerheid, gezondheidszorg, onderwijs, volkshuisvesting en openbaar bestuur. Door de bank genomen springt  Nederland er niet duidelijk uit. Wij passen aardig in het West- en Noord-Europese gezelschap. Het gaat wel om een momentopname, want regelingen en instellingen zijn politiek gevoelig en aan verandering onderhevig. Onze sociale zekerheid is niet meer wat zij was en het zorgstelsel is ingrijpend, en mijns inziens nogal ten kwade, veranderd.

Maar ons volkskarakter? Hoe ziet dat eruit? Bestaat er wel zoiets als een volkskarakter? Zijn de Nederlanders bijvoorbeeld, gezien hun relatief korte arbeidstijden, een lui volk? Ik denk het niet. De verklaring ligt eerder in de sociale regelingen en afspraken rond het verschijnsel arbeid. En scheiden Nederlanders vaker dan Spanjaarden of Italianen, omdat zij minder van hun partner houden? Lijkt mij ook niet. Ook op dit punt valt eerder te denken aan wetten, regelingen, sociale voorzieningen die echtscheiding faciliteren dan wel bemoeilijken.

Verschillen in sociale structuur en sociale voorzieningen kunnen ongetwijfeld veel van het verschil in gedrag van bevolkingen verklaren. Toch is dit niet het hele verhaal. Er is ook nog een andere factor in het spel: cultuur, waarden, normen, kortom de ongeschreven regels voor het goede leven en het goede gedrag. Deze factor is moeilijk los te maken van de menselijke eigenschappen die het volkskarakter uitmaken. Cultuur en menselijke eigenschappen zijn met elkaar verstrengeld.  Mensen laten zich in hun gedrag leiden door culturele voorschriften en ze groeien op in een bepaalde cultuur die niet alleen een bepaald gedrag afdwingt, maar ook een factor is in de vorming van hun persoonlijkheid. Volkskarakter, wellicht te definiëren als de kans dat individuen uit een bepaalde bevolking op een bepaalde manier reageren op een bepaalde situatie, is dus een wat groezelig geheel van institutionele arrangementen, culturele waarden en persoonlijkheidskenmerken. Het is dus ook een variabele die in termen van kansen op een bepaald gedrag moet worden gezien. Lang niet alle individuen in een bevolking beantwoorden aan het stereotype. Zelf ben ik bij voorbeeld helemaal niet lomp, maar juist fijnbesnaard, tactvol en uitermate bescheiden. Tenzij men mij tegenspreekt!

-----------
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden' kan besteld worden bij:
www.eburon.nl
© 2016 Carlo van Praag
powered by CJ2