archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Kleine demografie van de delta Carlo van Praag

0205 Kleine demografie (tek)

Wij begonnen in 1950 met 10 miljoen inwoners en dat kwam overeen met 3,4% van het totale inwonertal van wat later de EU15 zou worden. Nu hebben we er 16,2 mln en dat is 4,3% van het genoemde totaal. We maken dus vorderingen. Het lijkt misschien niet indrukwekkend, maar het houdt in dat, terwijl de bevolking van de EU15 met 28% groeide, de Nederlandse bevolking met 60% toenam. Geen ander Europees land, behalve het Derdewereldland Albanië, kan daaraan tippen. Hoe komt dat en zijn we er blij mee?

Na de oorlog werden in Nederland, zoals ook elders in Europa veel kinderen geboren. De mensen compenseerden de, ook uit oogpunt van vruchtbaarheid, magere oorlogsjaren. In Nederland gingen ze daar erg lang mee door. Tot in het midden van de jaren zestig hadden wij een vruchtbaarheid die slechts door zwaar katholieke en daarbij toentertijd weinig geavanceerde landen als Ierland en Portugal werd overschreden. Nederland was het land van het traditionele gezin. Er werd jong getrouwd, weinig gescheiden, de mannen waren kostwinner en de vrouwen huisvrouw: al met al het goede klimaat voor een hoog geboortecijfer. De bekende socioloog Van Heek weet dat aan het feit dat ons land een front vormde tussen katholieken en protestanten en dat de katholieken hun godsdienst daarom serieus namen, terwijl de protestanten zich van de weeromstuit ook niet onbetuigd lieten. Onze katholieken maakten van hun geloofsplichten veel meer werk dan katholieken in de buurlanden. Een enquête uit 1950 laat zien dat katholieke vrouwen in Nederland zich gemiddeld vier kinderen wensten.
 
Halverwege de jaren zestig sloeg de stemming om. Mensen raakten los van hun geloof en maakten gretig gebruik van de inmiddels beschikbare anti-conceptiepil. De vruchtbaarheid daalde en dat gebeurde in Nederland bijzonder abrupt, zoals verderop aan de van het CBS afkomstige grafiek te zien is. Het gaat in die weergave om het gemiddelde verwachte kindertal per vrouw. De zogenaamde geboortegolf is dus echt een golf. Het is bovendien een golf die in zijn kielzog een erfgenaampje meesleepte, want vrouwen konden wel ineens minder kinderen nemen, maar door de geboortegolf van een generatie eerder waren zij wel met velen en zij wilden toch nog steeds een kind of twee. Het geboortecijfer bleef dus nog lange tijd hoog.

Dat was deel I van de historie. Deel II gaat over immigratie.
Toen de vruchtbaarheid kelderde was de immigratie al in volle gang. Wij hadden al een kleine 300.000 repatrianten uit Nederlands-Indië/Indonesië, toen de vestiging van arbeidsmigranten, vooral uit Turkije en Marokko, een aanvang nam. Zo’n vijf tot tien jaar later voegden0205 kleine demografie zich bij deze migranten hun vrouwen en kinderen en ongeveer in diezelfde periode begon de immigratie uit het onafhankelijk geworden Suriname op stoom te komen. In de jaren negentig kwamen er nieuwe stromen op gang: hier opgegroeide Turkse en Marokkaanse jongeren bereikten de huwbare leeftijd en importeerden een partner uit het land van herkomst. Daarnaast zette een massale asielmigratie in. Als bron van bevolkingstoename werd de buitenlandse migratie bijna even belangrijk als de natuurlijke aanwas, zeker als rekening gehouden wordt met het feit dat een deel van de geboorte voor rekening van de immigranten komt.

Nederland was op het punt van de migratie niet uniek. Ook andere West-Europese landen hadden hun immigranten. Maar Nederland deed in elk geval behoorlijk mee. Zo ontving het in de jaren negentig naar verhouding tot zijn bevolking twee maal zoveel asielzoekers als gemiddeld in de EU. Dat is in de laatste jaren trouwens veranderd. Wij zijn aanmerkelijk minder gastvrij geworden.

De combinatie van een relatief hoog geboortecijfer en een forse immigratie heeft Nederland opgezadeld met de ruim 16 miljoen inwoners van het begin van dit artikel en daarmee zijn wij met afstand het dichtstbevolkte land van de EU (Malta uitgezonderd). Er zijn hier 470 inwoners per vierkante kilometer en dat is bijna anderhalf maal zoveel als in België, ofwel twee keer zoveel als in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ofwel ruim vier keer zoveel als in Frankrijk. Is dat erg?

Het antwoord op die vraag is ideologisch geladen. ‘Nederland is vol’ is een politieke boodschap en geen wetenschappelijke constatering. Valt er daarom niets zinnigs over de volte van ons land te zeggen? Natuurlijk wel! Zo kan je vaststellen dat het land welvarend is en dat het aantal bestaansbronnen kennelijk gelijke tred heeft gehouden met de bevolkingstoename. Door de vergrijzing zullen we in de toekomst waarschijnlijk zelfs handen tekort komen. Maar je bent niet ongestraft het dichtstbevolkte land van het dichtstbevolkte werelddeel. Het is hier een zichtbaar gekrioel. Om elk stukje grond wordt geknokt. Een vrijkomend perceel heeft gelijk al vier bestemmingen. Het zogenaamde open hart is al lang verdeeld onder de volgende generatie grondgebruikers. De horizon is overal gebroken door huizen en business parks. Stilte is onbetaalbaar. De files verspreiden zich door het land en door de dag. De achtertuintjes worden volgebouwd. Elke zondag zonder slagregen zitten de fietspaden verstopt. We zwemmen dakpansgewijs.

Er kan nog meer bij! Er kan nog meer bij! Maar wat mij betreft zonder de aanhef: hoera!



© 2004 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Kleine demografie van de delta Carlo van Praag
0205 Kleine demografie (tek)

Wij begonnen in 1950 met 10 miljoen inwoners en dat kwam overeen met 3,4% van het totale inwonertal van wat later de EU15 zou worden. Nu hebben we er 16,2 mln en dat is 4,3% van het genoemde totaal. We maken dus vorderingen. Het lijkt misschien niet indrukwekkend, maar het houdt in dat, terwijl de bevolking van de EU15 met 28% groeide, de Nederlandse bevolking met 60% toenam. Geen ander Europees land, behalve het Derdewereldland Albanië, kan daaraan tippen. Hoe komt dat en zijn we er blij mee?

Na de oorlog werden in Nederland, zoals ook elders in Europa veel kinderen geboren. De mensen compenseerden de, ook uit oogpunt van vruchtbaarheid, magere oorlogsjaren. In Nederland gingen ze daar erg lang mee door. Tot in het midden van de jaren zestig hadden wij een vruchtbaarheid die slechts door zwaar katholieke en daarbij toentertijd weinig geavanceerde landen als Ierland en Portugal werd overschreden. Nederland was het land van het traditionele gezin. Er werd jong getrouwd, weinig gescheiden, de mannen waren kostwinner en de vrouwen huisvrouw: al met al het goede klimaat voor een hoog geboortecijfer. De bekende socioloog Van Heek weet dat aan het feit dat ons land een front vormde tussen katholieken en protestanten en dat de katholieken hun godsdienst daarom serieus namen, terwijl de protestanten zich van de weeromstuit ook niet onbetuigd lieten. Onze katholieken maakten van hun geloofsplichten veel meer werk dan katholieken in de buurlanden. Een enquête uit 1950 laat zien dat katholieke vrouwen in Nederland zich gemiddeld vier kinderen wensten.
 
Halverwege de jaren zestig sloeg de stemming om. Mensen raakten los van hun geloof en maakten gretig gebruik van de inmiddels beschikbare anti-conceptiepil. De vruchtbaarheid daalde en dat gebeurde in Nederland bijzonder abrupt, zoals verderop aan de van het CBS afkomstige grafiek te zien is. Het gaat in die weergave om het gemiddelde verwachte kindertal per vrouw. De zogenaamde geboortegolf is dus echt een golf. Het is bovendien een golf die in zijn kielzog een erfgenaampje meesleepte, want vrouwen konden wel ineens minder kinderen nemen, maar door de geboortegolf van een generatie eerder waren zij wel met velen en zij wilden toch nog steeds een kind of twee. Het geboortecijfer bleef dus nog lange tijd hoog.

Dat was deel I van de historie. Deel II gaat over immigratie.
Toen de vruchtbaarheid kelderde was de immigratie al in volle gang. Wij hadden al een kleine 300.000 repatrianten uit Nederlands-Indië/Indonesië, toen de vestiging van arbeidsmigranten, vooral uit Turkije en Marokko, een aanvang nam. Zo’n vijf tot tien jaar later voegden0205 kleine demografie zich bij deze migranten hun vrouwen en kinderen en ongeveer in diezelfde periode begon de immigratie uit het onafhankelijk geworden Suriname op stoom te komen. In de jaren negentig kwamen er nieuwe stromen op gang: hier opgegroeide Turkse en Marokkaanse jongeren bereikten de huwbare leeftijd en importeerden een partner uit het land van herkomst. Daarnaast zette een massale asielmigratie in. Als bron van bevolkingstoename werd de buitenlandse migratie bijna even belangrijk als de natuurlijke aanwas, zeker als rekening gehouden wordt met het feit dat een deel van de geboorte voor rekening van de immigranten komt.

Nederland was op het punt van de migratie niet uniek. Ook andere West-Europese landen hadden hun immigranten. Maar Nederland deed in elk geval behoorlijk mee. Zo ontving het in de jaren negentig naar verhouding tot zijn bevolking twee maal zoveel asielzoekers als gemiddeld in de EU. Dat is in de laatste jaren trouwens veranderd. Wij zijn aanmerkelijk minder gastvrij geworden.

De combinatie van een relatief hoog geboortecijfer en een forse immigratie heeft Nederland opgezadeld met de ruim 16 miljoen inwoners van het begin van dit artikel en daarmee zijn wij met afstand het dichtstbevolkte land van de EU (Malta uitgezonderd). Er zijn hier 470 inwoners per vierkante kilometer en dat is bijna anderhalf maal zoveel als in België, ofwel twee keer zoveel als in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ofwel ruim vier keer zoveel als in Frankrijk. Is dat erg?

Het antwoord op die vraag is ideologisch geladen. ‘Nederland is vol’ is een politieke boodschap en geen wetenschappelijke constatering. Valt er daarom niets zinnigs over de volte van ons land te zeggen? Natuurlijk wel! Zo kan je vaststellen dat het land welvarend is en dat het aantal bestaansbronnen kennelijk gelijke tred heeft gehouden met de bevolkingstoename. Door de vergrijzing zullen we in de toekomst waarschijnlijk zelfs handen tekort komen. Maar je bent niet ongestraft het dichtstbevolkte land van het dichtstbevolkte werelddeel. Het is hier een zichtbaar gekrioel. Om elk stukje grond wordt geknokt. Een vrijkomend perceel heeft gelijk al vier bestemmingen. Het zogenaamde open hart is al lang verdeeld onder de volgende generatie grondgebruikers. De horizon is overal gebroken door huizen en business parks. Stilte is onbetaalbaar. De files verspreiden zich door het land en door de dag. De achtertuintjes worden volgebouwd. Elke zondag zonder slagregen zitten de fietspaden verstopt. We zwemmen dakpansgewijs.

Er kan nog meer bij! Er kan nog meer bij! Maar wat mij betreft zonder de aanhef: hoera!

© 2004 Carlo van Praag
powered by CJ2