archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
What's in a name? Willem Minderhout

0618BS Europa
Onlangs kocht ik een nieuwe editie van het vuistdikke standaardwerk ‘World Politics since 1945’, van de Britse historicus Peter Calvocoressi. Nederland ontbreekt volledig in dit 800 pagina’s tellende overzichtswerk. Slechts bij twee wereldpolitieke ontwikkelingen wordt ons land ter zijde genoemd: de Europese eenwording en de dekolonisatie. Sicco Mansholt is de enige Nederlander die met name wordt genoemd en als het Verdrag van Amsterdam en Maastricht er niet waren geweest was ons land in geografische zin helemaal buiten beeld gebleven. Onze voormalige Rijksgenoten komen er beter af. Soekarno (zowaar met 'oe' gespeld en niet met 'u') krijgt de nodige aandacht en ook aan Suriname besteedt hij enkele zinnen. De enige Surinaamse politicus die hij opvoert is een zekere ‘Desi Butrese’. Hiermee bedoelt de normaal gesproken zo consciëntieuze Calvocoressi uiteraard onze eigen Desi Bouterse. Misschien dat hij de naam ‘Butrese’ beter bij zo’n maffioos type vindt passen, maar ik vind het kenmerkend voor de geringe belangstelling voor alles wat met Nederland en zijn geschiedenis te maken heeft.

Het slordige spellen van Nederlandse namen was mij al eerder opgevallen. Triestig genoeg in twee boeken die ik als lievelingsboeken beschouw: Laurence Sterne’s ‘Life and opinions of Tristram Shandy, gentleman’ en Herman Melville’s ‘Moby Dick’.
 
Tristram Shandy’s oom Toby, die samen met zijn trouwe korporaal Trim forten nabouwt op zijn bowling green, is een groot bewonderaar van een Nederlandse bouwmeester van vestingen ‘Cochorn’.
‘(…) my uncle Toby purchased Ramelli and Cataneo, translated from the Italian;--likewise Stevinus, Moralis, the Chevalier de Ville, Lorini, Cochorn, Sheeter, the Count de Pagan, the Marshal Vauban, Mons. Blondel, with almost as many more books of military architecture, as Don Quixote was found to have of chivalry, when the curate and barber invaded his library.’
Stevinus is een correcte latinisering van Simon Stevin, maar Cochorn … Het kan niet anders dan dat Sterne hier de befaamde vestingbouwer Menno van Coehoorn (Naarden etc.) bedoelt. Waarom schrijft hij dan Cochorn? Had Sterne zo’n slechte druk dat de ‘e’ niet meer van een ‘c’ te onderscheiden was? En waar was die tweede ‘o‘ gebleven? Of had Van Coehoorn die, net als Mondria(a)n, voor buitenlands gebruik overbodig geacht?

Nog erger vind ik dat Melville, wiens moeder nota bene Maria Gansevoort heette, in ‘Moby Dick’ schrijft over ‘specksynders’ in plaats van ‘speksnijders’.‘The large importance attached to the harpooneer's vocation is evinced by the fact, that originally in the old Dutch Fishery, two centuries and more ago, the command of a whale-ship was not wholly lodged in the person now called the captain, but was divided between him and an officer called the Specksynder. Literally this word means Fat-Cutter; usage, however, in time made it equivalent to Chief Harpooneer.’Ik weet niet of zijn moeder nog enige kennis van Het Nederlands bezat, maar bij Herman moet het laatste restje gevoel voor onze taal zijn weggesleten.
 
Nederlanders hebben ook zelf de neiging om hun taal en vooral hun naam te moeilijk te achten voor buitenlands gebruik Vaak zijn ze bereid om hun naam aan te passen aan hun nieuwe omgeving. Ik hoorde eens van een bekend, doch niet bij naam te noemen, politicoloog dat een van de nestoren van de Nederlandse politicologie, Andries Hoogerwerf, zichzelf aan een Engels sprekend publiek placht voor te stellen als ‘professor Oetjeworf'. Mijn anonieme bron heeft overigens makkelijk praten. Zijn naam zou een Engelssprekend publiek de indruk kunnen geven dat hij een 'nog hoger leraar'  is.

Het valt natuurlijk ook niet mee. Zo hoorde ik eens een Engelse historica iets beweren over onze bekende landgenoot ‘Pankeuk’. Haar publiek keek haar schaapachtig aan. Pas later realiseerde ik me dat ze de astronoom en marxist Anton Pannekoek bedoeld had. De ‘oe’ had ze naar analogie met het Duits als een ‘eu’ uitgesproken.
 
Geëmigreerde Nederlanders hebben de neiging om hun naam niet alleen anders uit te spreken, maar ook anders te gaan spellen. Jaren geleden zag ik de onlangs overleden ‘anchorman’ Walter Cronkite vertellen dat zijn voorouders uit Amsterdam kwamen en eigenlijk ‘Krankheijt’ heetten.

Soms is een naamsverandering niet zozeer wenselijk vanwege de moeilijke uitspraak als wel vanwege homofonie met minder decente woorden. Het vliegtuigmerk ‘Fokker’ is daar - who wants to fly in a focker airplane? - wellicht zelfs aan ten onder gegaan. Het drankmerk ‘Wijnand Fokkink’ daarentegen dankt waarschijnlijk juist zijn grote populariteit in Engelstalige landen aan de associatie met ‘wine and fucking’.

Mijn naar Nieuw Zeeland geëmigreerde familieleden zijn ook een goed voorbeeld van dit probleem. Ze heten ‘Krook’ en dat is in het Engels, of je het nu uitspreekt als ‘croak’ of als ‘crook’, een bron van hilariteit. Voor mijn nichtje was dat de reden om haar naam te veranderen in een zeer Britse achternaam die op geen enkele wijze meer op Nederland is terug te voeren. (Haar zelfgekozen achternaam schonk mij deze zomer wel de illusie dat een familielid van me maar liefst zes tour-etappes won.) Hoevelen hebben die weg ook gekozen?

Er zijn natuurlijk nakomelingen van Neerlands Stam die weinig tot niets veranderen aan hun achternaam. In de VS zijn Schermerhorn en Schuyler goede voorbeelden van familienamen die moeilijk door Engelstaligen uit te spreken zijn, maar zich desondanks handhaven. Gore Vidal voert zelfs in drie van zijn romans over de Amerikaanse geschiedenis - ‘Burr’, ‘Lincoln’ en ‘1876’ – een man op die beide namen draagt: Charles Schermerhorn Schuyler. Vidal laat deze – fictieve - Charles Schermerhorn Schuyler lange tijd in Europa verblijven. Hij laat hem heel Europa doorreizen, maar – tot mijn hevige irritatie – Nederland bezoekt hij niet! Hij toont zelfs geen enkele belangstelling voor het land van zijn voorvaderen.
Het is natuurlijk fictie, maar toch …

Volgens mij zijn er nog tal van voorbeelden te vinden waaruit blijkt dat Nederland in buitenlandse ogen een ‘quantité negligeable’ is. Hebben Jeroen Krabbé en Rutger Hauer ooit een Nederlander gespeeld in een Amerikaanse film? Dat doet misschien een beetje pijn, maar het ontnuchtert ook. Zo is het nu eenmaal.
En voor degenen die zich daar niet bij neer willen leggen is er altijd nog Jonathan Israel, die in Nederland de bakermat van de ‘radicaal verlichte’ beschaving heeft ontdekt. En daar mogen we, ondanks het feit dat dit voornamelijk het werk was van een allochtoon van de tweede generatie met een allerminst Nederlandse naam – Baruch Spinoza - trots op zijn. Best wel.
 
PS: Onder Obama lijkt echt alles anders te worden. Zelfs de waardering van Amerikanen van Nederlandse afkomst voor het land van hun voorvaderen. Na het schrijven van dit stukje las ik in de pers dat de nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Fay Hartog Levin, van Nederlandse afkomst is. Haar ouders trouwden in 1937 in Den Haag, maar vluchtten voor de nazi's naar Amerika. Haar ambassadeursschap in Den Haag geeft haar 'een gevoel van thuiskomen'.  Welkom thuis, Fay!
 
****************************************
Meer over LoolsArt op www.loolsart.blogspot.com


© 2009 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
What's in a name? Willem Minderhout
0618BS Europa
Onlangs kocht ik een nieuwe editie van het vuistdikke standaardwerk ‘World Politics since 1945’, van de Britse historicus Peter Calvocoressi. Nederland ontbreekt volledig in dit 800 pagina’s tellende overzichtswerk. Slechts bij twee wereldpolitieke ontwikkelingen wordt ons land ter zijde genoemd: de Europese eenwording en de dekolonisatie. Sicco Mansholt is de enige Nederlander die met name wordt genoemd en als het Verdrag van Amsterdam en Maastricht er niet waren geweest was ons land in geografische zin helemaal buiten beeld gebleven. Onze voormalige Rijksgenoten komen er beter af. Soekarno (zowaar met 'oe' gespeld en niet met 'u') krijgt de nodige aandacht en ook aan Suriname besteedt hij enkele zinnen. De enige Surinaamse politicus die hij opvoert is een zekere ‘Desi Butrese’. Hiermee bedoelt de normaal gesproken zo consciëntieuze Calvocoressi uiteraard onze eigen Desi Bouterse. Misschien dat hij de naam ‘Butrese’ beter bij zo’n maffioos type vindt passen, maar ik vind het kenmerkend voor de geringe belangstelling voor alles wat met Nederland en zijn geschiedenis te maken heeft.

Het slordige spellen van Nederlandse namen was mij al eerder opgevallen. Triestig genoeg in twee boeken die ik als lievelingsboeken beschouw: Laurence Sterne’s ‘Life and opinions of Tristram Shandy, gentleman’ en Herman Melville’s ‘Moby Dick’.
 
Tristram Shandy’s oom Toby, die samen met zijn trouwe korporaal Trim forten nabouwt op zijn bowling green, is een groot bewonderaar van een Nederlandse bouwmeester van vestingen ‘Cochorn’.
‘(…) my uncle Toby purchased Ramelli and Cataneo, translated from the Italian;--likewise Stevinus, Moralis, the Chevalier de Ville, Lorini, Cochorn, Sheeter, the Count de Pagan, the Marshal Vauban, Mons. Blondel, with almost as many more books of military architecture, as Don Quixote was found to have of chivalry, when the curate and barber invaded his library.’
Stevinus is een correcte latinisering van Simon Stevin, maar Cochorn … Het kan niet anders dan dat Sterne hier de befaamde vestingbouwer Menno van Coehoorn (Naarden etc.) bedoelt. Waarom schrijft hij dan Cochorn? Had Sterne zo’n slechte druk dat de ‘e’ niet meer van een ‘c’ te onderscheiden was? En waar was die tweede ‘o‘ gebleven? Of had Van Coehoorn die, net als Mondria(a)n, voor buitenlands gebruik overbodig geacht?

Nog erger vind ik dat Melville, wiens moeder nota bene Maria Gansevoort heette, in ‘Moby Dick’ schrijft over ‘specksynders’ in plaats van ‘speksnijders’.‘The large importance attached to the harpooneer's vocation is evinced by the fact, that originally in the old Dutch Fishery, two centuries and more ago, the command of a whale-ship was not wholly lodged in the person now called the captain, but was divided between him and an officer called the Specksynder. Literally this word means Fat-Cutter; usage, however, in time made it equivalent to Chief Harpooneer.’Ik weet niet of zijn moeder nog enige kennis van Het Nederlands bezat, maar bij Herman moet het laatste restje gevoel voor onze taal zijn weggesleten.
 
Nederlanders hebben ook zelf de neiging om hun taal en vooral hun naam te moeilijk te achten voor buitenlands gebruik Vaak zijn ze bereid om hun naam aan te passen aan hun nieuwe omgeving. Ik hoorde eens van een bekend, doch niet bij naam te noemen, politicoloog dat een van de nestoren van de Nederlandse politicologie, Andries Hoogerwerf, zichzelf aan een Engels sprekend publiek placht voor te stellen als ‘professor Oetjeworf'. Mijn anonieme bron heeft overigens makkelijk praten. Zijn naam zou een Engelssprekend publiek de indruk kunnen geven dat hij een 'nog hoger leraar'  is.

Het valt natuurlijk ook niet mee. Zo hoorde ik eens een Engelse historica iets beweren over onze bekende landgenoot ‘Pankeuk’. Haar publiek keek haar schaapachtig aan. Pas later realiseerde ik me dat ze de astronoom en marxist Anton Pannekoek bedoeld had. De ‘oe’ had ze naar analogie met het Duits als een ‘eu’ uitgesproken.
 
Geëmigreerde Nederlanders hebben de neiging om hun naam niet alleen anders uit te spreken, maar ook anders te gaan spellen. Jaren geleden zag ik de onlangs overleden ‘anchorman’ Walter Cronkite vertellen dat zijn voorouders uit Amsterdam kwamen en eigenlijk ‘Krankheijt’ heetten.

Soms is een naamsverandering niet zozeer wenselijk vanwege de moeilijke uitspraak als wel vanwege homofonie met minder decente woorden. Het vliegtuigmerk ‘Fokker’ is daar - who wants to fly in a focker airplane? - wellicht zelfs aan ten onder gegaan. Het drankmerk ‘Wijnand Fokkink’ daarentegen dankt waarschijnlijk juist zijn grote populariteit in Engelstalige landen aan de associatie met ‘wine and fucking’.

Mijn naar Nieuw Zeeland geëmigreerde familieleden zijn ook een goed voorbeeld van dit probleem. Ze heten ‘Krook’ en dat is in het Engels, of je het nu uitspreekt als ‘croak’ of als ‘crook’, een bron van hilariteit. Voor mijn nichtje was dat de reden om haar naam te veranderen in een zeer Britse achternaam die op geen enkele wijze meer op Nederland is terug te voeren. (Haar zelfgekozen achternaam schonk mij deze zomer wel de illusie dat een familielid van me maar liefst zes tour-etappes won.) Hoevelen hebben die weg ook gekozen?

Er zijn natuurlijk nakomelingen van Neerlands Stam die weinig tot niets veranderen aan hun achternaam. In de VS zijn Schermerhorn en Schuyler goede voorbeelden van familienamen die moeilijk door Engelstaligen uit te spreken zijn, maar zich desondanks handhaven. Gore Vidal voert zelfs in drie van zijn romans over de Amerikaanse geschiedenis - ‘Burr’, ‘Lincoln’ en ‘1876’ – een man op die beide namen draagt: Charles Schermerhorn Schuyler. Vidal laat deze – fictieve - Charles Schermerhorn Schuyler lange tijd in Europa verblijven. Hij laat hem heel Europa doorreizen, maar – tot mijn hevige irritatie – Nederland bezoekt hij niet! Hij toont zelfs geen enkele belangstelling voor het land van zijn voorvaderen.
Het is natuurlijk fictie, maar toch …

Volgens mij zijn er nog tal van voorbeelden te vinden waaruit blijkt dat Nederland in buitenlandse ogen een ‘quantité negligeable’ is. Hebben Jeroen Krabbé en Rutger Hauer ooit een Nederlander gespeeld in een Amerikaanse film? Dat doet misschien een beetje pijn, maar het ontnuchtert ook. Zo is het nu eenmaal.
En voor degenen die zich daar niet bij neer willen leggen is er altijd nog Jonathan Israel, die in Nederland de bakermat van de ‘radicaal verlichte’ beschaving heeft ontdekt. En daar mogen we, ondanks het feit dat dit voornamelijk het werk was van een allochtoon van de tweede generatie met een allerminst Nederlandse naam – Baruch Spinoza - trots op zijn. Best wel.
 
PS: Onder Obama lijkt echt alles anders te worden. Zelfs de waardering van Amerikanen van Nederlandse afkomst voor het land van hun voorvaderen. Na het schrijven van dit stukje las ik in de pers dat de nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Fay Hartog Levin, van Nederlandse afkomst is. Haar ouders trouwden in 1937 in Den Haag, maar vluchtten voor de nazi's naar Amerika. Haar ambassadeursschap in Den Haag geeft haar 'een gevoel van thuiskomen'.  Welkom thuis, Fay!
 
****************************************
Meer over LoolsArt op www.loolsart.blogspot.com
© 2009 Willem Minderhout
powered by CJ2