archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Een tip voor de Staatscommissie Paul Bordewijk

1308BS Eerste KamerHet Nederlandse parlement bestaat al meer dan twee eeuwen uit twee kamers. Meestal wordt gesteld dat dat in 1815 is ingevoerd, om de Belgische adel een plaats te kunnen geven in de Eerste Kamer, maar het stelsel dateert al uit de tijd van de Bataafse Republiek. Maar zoals zoveel verworvenheden uit die tijd wordt dat in de staatsgeschiedschrijving rond ‘200 jaar Koninkrijk’ genegeerd.

In het proefschrift van Mart Rutjes, Door gelijkheid gegrepen, lezen we dat het tweekamerstelsel in 1797 werd voorgesteld door de Commissie De Rhoer, die moest adviseren over de machtenscheiding in de nieuwe republiek. Als gevolg daarvan bestond de Nationale Vergadering vanaf 1798 uit twee kamers. De grootste daarvan, de Eerste Kamer, had als taak de wetten te maken, de Tweede Kamer had als taak de wetsvoorstellen vervolgens goed of af te keuren. Daarbij  werden de twee kamers niet afzonderlijk gekozen, maar bepaalden de gekozen leden na aankomst in Den Haag onderling wie tot welke kamer ging behoren (p. 172).

We kennen nu nog steeds een stelsel waarbij één kamer van de volksvertegenwoordiging de formulering van de wetten vaststelt, middels amendementen op het door de regering ingezonden ontwerp, terwijl de andere de aldus tot stand gekomen wetsteksten integraal beoordeelt en dus niet het recht van amendement heeft. Alleen noemen we door de grillen van onze constitutionele geschiedenis de kamer waar een wet het eerst aan bod komt de Tweede Kamer, terwijl de Eerste Kamer het laatste woord heeft.

Er is altijd verschil van mening geweest hoe zinvol dit was. Tot nu toe werd zo nu en dan een wetsontwerp door de Eerste Kamer verworpen, maar kon dat alleen wanneer leden van de Eerste Kamer zich distantieerden van de standpunten van partijgenoten in de Tweede Kamer. We zagen het nog wel eens bij voorstellen over gemeentelijke herindeling, of regelingen waarbij de privacy in het geding was. Hoewel indirect gekozen manifesteerden de deeltijdpolitici in de Eerste Kamer zich dan meer als representant van de burgers, daar waar de fulltime politici in de Tweede Kamer meer als onderdeel van het staatsapparaat fungeerden.

De discussie hoe zinvol dit was liep niet erg hoog op. Pleiten voor afschaffing van de Eerste Kamer was meer een manier om je veranderingsgezindheid te laten zien zonder echt iets te willen veranderen. Maar dat werd anders in 2012, toen op basis van een meerderheid in de Tweede Kamer een kabinet werd gevormd dat niet gesteund werd door een meerderheid in de Eerste Kamer.

Aanvankelijk dacht men dat het niet zo´n probleem zou zijn, omdat men verwachtte dat een voorstel waar de twee tegenpolen VVD en PvdA het over eens waren geworden, altijd ook wel bijval bij andere partijen zou vinden. Dat bleek echter een misrekening. De oppositiepartijen maakten hun inhoudelijke oordeel ondergeschikt aan de behoefte macht uit te oefenen door iets terug te vragen voor hun steun.

Daarom waren de regeringspartijen gedwongen tot onderhandelingen met oppositiepartijen om tot coalities1308BS Grondwet ad hoc in de Tweede Kamer te komen die over een meerderheid in de Eerste Kamer beschikten. Daarbij lieten de Eerste-Kamerleden van die oppositiepartijen zich misbruiken als loopjongens van de Tweede Kamerfracties. De eerdere praktijk dat men in de Eerste Kamer zich nog eens afvroeg of de collega’s aan de overkant het bij het juiste eind hadden, ging zo verloren.

Inmiddels is de conclusie getrokken dat een kabinet in beide kamers over een meerderheid moet kunnen beschikken. Maar dat betekent ook dat de verkiezingen voor de Tweede Kamer aan betekenis inboeten, omdat allerlei denkbare regeringscombinaties, ook wanneer ze in de Tweede Kamer een meerderheid krijgen, onmogelijk zijn omdat ze niet over een meerderheid in de Eerste Kamer beschikken. De regeerbaarheid van het land wordt er zo niet beter op.

Terecht is dan ook gevraagd om de instelling van een Staatscommissie die zich over deze problematiek gaat buigen, al wordt er betreurenswaardig weinig urgentie aan gegeven. Anders dan vroeger is de positie van de Eerste Kamer nu echt een probleem. In die commissie zal ongetwijfeld gediscussieerd gaan worden over het bestaansrecht en de bevoegdheden van de Eerste Kamer. Maar om daar wat aan te doen is een wijziging van de Grondwet nodig en dat kost veel tijd, terwijl er bovendien een twee-derde meerderheid in beide kamers nodig is.

Er is ook een andere mogelijkheid om het probleem op te lossen. Dat probleem is ontstaan door de volatiliteit van het electoraat: verkiezingen waar één of twee jaar tussen zit leveren heel andere meerderheden op. Voor het goed functioneren van het systeem is het echter nodig dat beide kamers ongeveer dezelfde politieke samenstelling hebben. Alleen dan kunnen Eerste-Kamerleden zich nu en dan permitteren om anders te stemmen dan hun partijgenoten in de Tweede Kamer.

Daarvoor is het nodig dat de verkiezingen voor de Tweede Kamer gelijk plaats vinden met de verkiezingen waar de politieke samenstelling van de Eerste Kamer bepaald wordt, dus die voor Provinciale Staten. Dat kan men regelen zonder grondwetswijziging. Volgens art. 129 lid 4 van de Grondwet worden de Staten voor vier jaar gekozen, ‘behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen’. Zo’n uitzondering zou kunnen zijn het houden van nieuwe Tweede Kamerverkiezingen nadat de Kamer tussentijds ontbonden is.

Leden van Provinciale Staten zullen dat niet leuk vinden. In hun dubbelrol als kiesman/vrouw voor de Eerste Kamer en provinciaal politicus gaat het eerste domineren. Maar in het perspectief van de kiezer is dat al lang zo: de  Statenverkiezingen worden meer dan de raadsverkiezingen gedomineerd door de landelijke politiek en regionale partijen zijn veel minder succesvol dan lokale partijen. En dus is mijn tip voor de Staatscommissie: benut art. 129 lid 4 van de Grondwet.

--------------------
De plaatjes zijn gemaakt door Henk Klaren
---------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2016 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Een tip voor de Staatscommissie Paul Bordewijk
1308BS Eerste KamerHet Nederlandse parlement bestaat al meer dan twee eeuwen uit twee kamers. Meestal wordt gesteld dat dat in 1815 is ingevoerd, om de Belgische adel een plaats te kunnen geven in de Eerste Kamer, maar het stelsel dateert al uit de tijd van de Bataafse Republiek. Maar zoals zoveel verworvenheden uit die tijd wordt dat in de staatsgeschiedschrijving rond ‘200 jaar Koninkrijk’ genegeerd.

In het proefschrift van Mart Rutjes, Door gelijkheid gegrepen, lezen we dat het tweekamerstelsel in 1797 werd voorgesteld door de Commissie De Rhoer, die moest adviseren over de machtenscheiding in de nieuwe republiek. Als gevolg daarvan bestond de Nationale Vergadering vanaf 1798 uit twee kamers. De grootste daarvan, de Eerste Kamer, had als taak de wetten te maken, de Tweede Kamer had als taak de wetsvoorstellen vervolgens goed of af te keuren. Daarbij  werden de twee kamers niet afzonderlijk gekozen, maar bepaalden de gekozen leden na aankomst in Den Haag onderling wie tot welke kamer ging behoren (p. 172).

We kennen nu nog steeds een stelsel waarbij één kamer van de volksvertegenwoordiging de formulering van de wetten vaststelt, middels amendementen op het door de regering ingezonden ontwerp, terwijl de andere de aldus tot stand gekomen wetsteksten integraal beoordeelt en dus niet het recht van amendement heeft. Alleen noemen we door de grillen van onze constitutionele geschiedenis de kamer waar een wet het eerst aan bod komt de Tweede Kamer, terwijl de Eerste Kamer het laatste woord heeft.

Er is altijd verschil van mening geweest hoe zinvol dit was. Tot nu toe werd zo nu en dan een wetsontwerp door de Eerste Kamer verworpen, maar kon dat alleen wanneer leden van de Eerste Kamer zich distantieerden van de standpunten van partijgenoten in de Tweede Kamer. We zagen het nog wel eens bij voorstellen over gemeentelijke herindeling, of regelingen waarbij de privacy in het geding was. Hoewel indirect gekozen manifesteerden de deeltijdpolitici in de Eerste Kamer zich dan meer als representant van de burgers, daar waar de fulltime politici in de Tweede Kamer meer als onderdeel van het staatsapparaat fungeerden.

De discussie hoe zinvol dit was liep niet erg hoog op. Pleiten voor afschaffing van de Eerste Kamer was meer een manier om je veranderingsgezindheid te laten zien zonder echt iets te willen veranderen. Maar dat werd anders in 2012, toen op basis van een meerderheid in de Tweede Kamer een kabinet werd gevormd dat niet gesteund werd door een meerderheid in de Eerste Kamer.

Aanvankelijk dacht men dat het niet zo´n probleem zou zijn, omdat men verwachtte dat een voorstel waar de twee tegenpolen VVD en PvdA het over eens waren geworden, altijd ook wel bijval bij andere partijen zou vinden. Dat bleek echter een misrekening. De oppositiepartijen maakten hun inhoudelijke oordeel ondergeschikt aan de behoefte macht uit te oefenen door iets terug te vragen voor hun steun.

Daarom waren de regeringspartijen gedwongen tot onderhandelingen met oppositiepartijen om tot coalities1308BS Grondwet ad hoc in de Tweede Kamer te komen die over een meerderheid in de Eerste Kamer beschikten. Daarbij lieten de Eerste-Kamerleden van die oppositiepartijen zich misbruiken als loopjongens van de Tweede Kamerfracties. De eerdere praktijk dat men in de Eerste Kamer zich nog eens afvroeg of de collega’s aan de overkant het bij het juiste eind hadden, ging zo verloren.

Inmiddels is de conclusie getrokken dat een kabinet in beide kamers over een meerderheid moet kunnen beschikken. Maar dat betekent ook dat de verkiezingen voor de Tweede Kamer aan betekenis inboeten, omdat allerlei denkbare regeringscombinaties, ook wanneer ze in de Tweede Kamer een meerderheid krijgen, onmogelijk zijn omdat ze niet over een meerderheid in de Eerste Kamer beschikken. De regeerbaarheid van het land wordt er zo niet beter op.

Terecht is dan ook gevraagd om de instelling van een Staatscommissie die zich over deze problematiek gaat buigen, al wordt er betreurenswaardig weinig urgentie aan gegeven. Anders dan vroeger is de positie van de Eerste Kamer nu echt een probleem. In die commissie zal ongetwijfeld gediscussieerd gaan worden over het bestaansrecht en de bevoegdheden van de Eerste Kamer. Maar om daar wat aan te doen is een wijziging van de Grondwet nodig en dat kost veel tijd, terwijl er bovendien een twee-derde meerderheid in beide kamers nodig is.

Er is ook een andere mogelijkheid om het probleem op te lossen. Dat probleem is ontstaan door de volatiliteit van het electoraat: verkiezingen waar één of twee jaar tussen zit leveren heel andere meerderheden op. Voor het goed functioneren van het systeem is het echter nodig dat beide kamers ongeveer dezelfde politieke samenstelling hebben. Alleen dan kunnen Eerste-Kamerleden zich nu en dan permitteren om anders te stemmen dan hun partijgenoten in de Tweede Kamer.

Daarvoor is het nodig dat de verkiezingen voor de Tweede Kamer gelijk plaats vinden met de verkiezingen waar de politieke samenstelling van de Eerste Kamer bepaald wordt, dus die voor Provinciale Staten. Dat kan men regelen zonder grondwetswijziging. Volgens art. 129 lid 4 van de Grondwet worden de Staten voor vier jaar gekozen, ‘behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen’. Zo’n uitzondering zou kunnen zijn het houden van nieuwe Tweede Kamerverkiezingen nadat de Kamer tussentijds ontbonden is.

Leden van Provinciale Staten zullen dat niet leuk vinden. In hun dubbelrol als kiesman/vrouw voor de Eerste Kamer en provinciaal politicus gaat het eerste domineren. Maar in het perspectief van de kiezer is dat al lang zo: de  Statenverkiezingen worden meer dan de raadsverkiezingen gedomineerd door de landelijke politiek en regionale partijen zijn veel minder succesvol dan lokale partijen. En dus is mijn tip voor de Staatscommissie: benut art. 129 lid 4 van de Grondwet.

--------------------
De plaatjes zijn gemaakt door Henk Klaren
---------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2016 Paul Bordewijk
powered by CJ2