archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Annelien Kappeyne van de Coppelo (2) Peter Riemersma

0820BS Annelien
Haar politieke carrière verloopt voorspoedig. In 1977 krijgt zij voor het eerst de mogelijkheid om staatssecretaris te worden in het kabinet Van Agt/Wiegel. Maar zij laat al bij voorbaat weten dat zij een aanbod niet zal accepteren. Ze vindt het 'gewoon consequent' dat zij niet wil dienen onder een premier die ze eerst in de Kamer de mantel heeft uitgeveegd voor diens optreden als minister van Justitie in de zaak-Menten.

Pieter Menten is een oorlogsmisdadiger. Mede door laks optreden van minister Van Agt ontsnapt Menten in 1976 aan arrestatie. Haar optreden als vrouw in het kamerdebat over Menten tegenover een hooggeplaatst iemand als een minister baart opzien, wat haar weer zeer verbaasd. Ze heeft als invalster-op-de-valreep voor collega Aart Geurtsen 'excellentie' Van Agt alle hoeken van de Kamer laten zien, wat haar in ingezonden brieven kwalificaties als 'viswijf' oplevert. Een arts geeft haar ongevraagd een medische uiteenzetting om aan te tonen dat zij slachtoffer is van een pre-menopauzale agressiviteit. In een vraaggesprek met Joop van Tijn gaat zij op het verschil in benadering van vrouwen en mannen in. ‘Er wordt niet gekeken of ik als vrouw een bepaalde activiteit even goed beheers als een man. (…)Nee, er wordt instinctmatig bekeken of mijn optreden (en dat van andere vrouwen) wel past in het beeld dat mensen van vrouwen hebben. Nou, daar heb ik helemaal geen zin in. Ik wens lief en zacht te zijn als ik daar zin in heb. Ik wens gebruik te maken van mijn agressiviteit en dat schijnt juist heel veel gemener te zijn’.

In plaats van als lid van het kabinet fungeert zij als vice-voorzitter van de fractie onder voorzitter Koos Rietkerk. Het botert niet erg tussen deze rechtlijnigen. Rietkerk wil rust in de tent om het kabinet overeind te houden. Annelien krijgt de bijnaam 'roet-in-het-etengooister'. Kappeyne van de Coppello wil dat de VVD zich sterker profileert op punten als abortus en de democratisering in het welzijnswerk. De latente onvrede culmineert uiteindelijk bij de opstelling van het verkiezingsprogramma in maart 1981 in Amersfoort in een breuk tussen haar en de partij. Zij heeft de fractie aan haar zijde bij het omstreden punt: kiesrecht voor buitenlanders bij verkiezingen voor gemeenteraden. Een kleine meerderheid van de partij oordeelt anders. De fractie als geheel laat weten zich niet aan de partijuitspraak te zullen houden, maar Kappeyne van de Coppello vindt het zo'n principiële kwestie dat zij er persoonlijke consequenties aan verbindt en zich niet verkiesbaar stelt voor een nieuwe periode in de Tweede Kamer. Bij haar afscheid voorspelt Tweede-Kamervoorzitter Dick Dolman haar terugkeer naar het Binnenhof: 'Tot ziens'.

In een vraaggesprek licht zij toe: ‘Ik ben erg pessimistisch over de afnemende tolerantie van Nederlanders ten opzichte van vreemdelingen in ons land’. Zij lijkt de opkomst van politici als Janmaat in de jaren tachtig te voorspellen: ‘Juist nu er economische teruggang is en de mensen in hun persoonlijke leven merken dat zij dingen moeten opgeven, bestaat het gevaar dat men zich gaat afzetten tegen mensen die aan de rand staan, die er niet helemaal bijhoren’.
De VVD-politica wil tegenover afnemende tolerantie, in eigen liberale gelederen, een daad stellen. ‘Ik vrees dat er ontwikkelingen aan de gang zijn in de richting van vreemdelingenhaat’. (Hans Verstraaten, Haagse Post, 12 maart 1983)

Korte tijd later krijgt de gewezen politica een andere baan aangeboden en zij accepteert hem. Namens omroepvereniging Veronica wordt zij lid van de raad van beheer van de NOS, belast met het facilitaire bedrijf en de interne personeelszaken. Ze heeft de intentie, twee perioden, acht jaren, omroepbestuurder te blijven, maar al snel ontdekt ze dat het haar wereld niet is. Mediaspecialist Wim Keja van de VVD-fractie weet wel waarom: ‘In dat NOS-bestuur wordt ontzettend veel gepraat en ontzettend weinig besloten en ik denk dat Annelien bij voorkeur in omgekeerde verhoudingen werkt’. Zelf zegt zij: ‘De moeilijkheid bij de NOS is dat men daar op geen enkele manier gewend is te bezuinigen, terwijl ik al vanaf de tijd dat ik als secretaresse de fractievergaderingen mocht bijwonen weet dat je altijd weer wordt gedwongen om je prioriteiten te veranderen en om te bezuinigen’. (Idem)

Als politiek leider van de VVD haalt Ed Nijpels haar inderdaad terug naar het Binnenhof. Op 2 november 1982 treedt zij toe tot het kabinet Lubbers als staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid, belast met het emancipatiebeleid. Zij betrekt de door haar voorgangster Hedy D'Ancona ingerichte werkkamer zonder veel aan het hypermoderne interieur te veranderen. Er komt alleen een klein schilderijtje in een ouderwetse lijst te hangen van een onbekende meester: een donkere onweerslucht boven een kolkende zee, waarop een notendopje zich drijvende probeert te houden. ‘Wind en water daar houd ik van,’ verklaart zij haar keuze. (De Telegraaf, 12 februari 1983).

Allengs blijkt het tafereel treffend juist gekozen: over de nota emancipatiebeleid gaan de zeeën hoog in het kabinet. Vooral de CDA-ministers Deetman (onderwijs) en Brinkman (welzijn) trappen op de rem. Er is een informele ministerraad met geheime notulen nodig om de nota door het kabinet te krijgen. De CDA-ministers gaan slechts akkoord als niet alleen advies wordt gevraagd aan de Emancipatieraad, maar ook aan de Gezinsraad. Ondanks de geheimhouding is het conceptplan uitgelekt. In Vrij Nederland komen letterlijke citaten voor. Van een van de ministers zijn de notulen los geweest: het nietje is eruit gehaald kennelijk om de zaak te kunnen kopiëren.

In het concept dat in de zomer van 1984 het licht ziet, stelt het kabinet 'de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen' ter discussie. In een vraaggesprek licht de staatssecretaris het plan toe. ‘Nu zijn we langzamerhand toe aan grote beslissingen die ingrijpen in de levens van alle mensen. Nu gaat er meer met de ellebogen gewerkt worden. Ik vind het erg geestig, dat ik nu in dat proces als staatssecretaris terecht ben gekomen. Het zag er immers naar uit, dat in een vorig kabinet van CDA en PvdA met Hedy D'Ancona op emancipatiezaken het beleid vorm gegeven zou worden. En wat gebeurt? In een kabinet van CDA en VVD slaat het uur van de waarheid’. (Peter Riemersma, Haagsche Courant, 14 juli 1984).

Het beleidsplan Emancipatie dat de regering in 1985 uiteindelijk vaststelt, plaveit de weg naar economische zelfstandigheid van vrouwen, zij het geleidelijk. Ook de nota seksueel geweld draagt haar handtekening. ‘Een heel nieuw onderwerp,’ zegt zij in 1984. ‘Ik heb het over al hetgeen men moet gedogen, omdat men vrouw is. Op straat en op het werk, overal dus. Wat op dit gebied bekend is, is maar het topje van de ijsberg. Mij gaat het er vooral om, dat vrouwen zèlf beseffen dat ze géén object zijn’. (NRC Handelsblad, 21 juli 1984).

De staatssecretaris emancipatiebeleid in het kabinet Lubbers I is geen feministe, zoals haar voorganger. Ze heeft wel een feministische inslag als gevolg van haar opvoeding. Haar grootmoeder van vaderskant was erg actief in de vrouwenbeweging; in de tijd dat het vrouwenkiesrecht nog bevochten moest worden. Haar vader had bewondering voor zijn moeder en vond het daarom vanzelfsprekend dat een vrouw actief was in het maatschappelijk leven.

Na haar definitieve vertrek uit de frontlinie van de politiek in 1986 neemt zij een tijdje rust, onder meer om te genieten van haar relatie met de oud-journalist Hillebrand Folkert de Groen, met wie zij in 1988 huwt. In conversaties noemt zij hem vanwege zijn spitsvondigheden veelvuldig 'professor'. Een half jaar eerder, eind 1987, is zij lid geworden van de Raad van State, het meest vooraanstaande adviesorgaan van de regering. Maar al vrij snel daarna openbaart zich een slopende ziekte. De strijd daartegen geeft zij begin 1990 op. In de Pieterskerk in Leiden nemen veel vrienden afscheid. De kist wordt niet alleen gedragen door familieleden, maar ook door de VVD'ers Henk Koning, Wim Keja en Loek Hermans met wie zij in de VVD-fractie een groot gevoel van saamhorigheid heeft gedeeld. Een krans van het Koninklijk Huis bij haar begrafenis is een opmerkelijk teken van verstandhouding met koningin Beatrix met wie zij in Leiden heeft gestudeerd.

A. Egmond, Vrouwenlexicon II, 143, 30-31
P. Behalve Handelingen van de Tweede Kamer een toespraak op 9 december 1983 als staatssecretaris van emancipatiezaken op een studiedag over 'Vrouwen in politieke functies'.
L.Van Thorbecke tot Telders. Hoofdpersonen uit de geschiedenis van het Nederlandse liberalisme voor 1940, 1993.Van Gorcum, Assen/Maastricht. Redactie: G.A. van der List en P.G.C. van Schie.
Dagblad Het Binnenhof, 8 december 1971. Mej. Kappeijne van de Copello wil de mensen zien aankomen.
Haagse Post, 23 september 1978. Aan een compromis over abortus doe ik niet mee. Interview Martin de Rijk.
Vrij Nederland, 24 februari 1979. Ik wil mijn agressiviteit gebruiken en dat schijnt heel gemeen te zijn. Interview Joop van Tijn.
Trouw, 31 maart 1979, Een 'rode' liberaal in de Tweede Kamer. Interview Hanneke Wijgh
NRC-Handelsblad, 11 april 1981. Tolerantie is geen minor point. Interview Marc Chavannes.
Haagse Post, 12 maart 1983. De emancipatie van Annelien Kappeyne van de Coppello. Interview Hans Verstraaten.
Haagsche Courant, 14 juli 1984. Het uur van de waarheid heeft geslagen, geestig dat ik dat meemaak. Interview Peter Riemersma.
Haagsche Courant, 29 oktober 1994. Gedachtegoed van Annelien Kappeyne van de Coppello. Column Peter Riemersma.


© 2011 Peter Riemersma meer Peter Riemersma - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Annelien Kappeyne van de Coppelo (2) Peter Riemersma
0820BS Annelien
Haar politieke carrière verloopt voorspoedig. In 1977 krijgt zij voor het eerst de mogelijkheid om staatssecretaris te worden in het kabinet Van Agt/Wiegel. Maar zij laat al bij voorbaat weten dat zij een aanbod niet zal accepteren. Ze vindt het 'gewoon consequent' dat zij niet wil dienen onder een premier die ze eerst in de Kamer de mantel heeft uitgeveegd voor diens optreden als minister van Justitie in de zaak-Menten.

Pieter Menten is een oorlogsmisdadiger. Mede door laks optreden van minister Van Agt ontsnapt Menten in 1976 aan arrestatie. Haar optreden als vrouw in het kamerdebat over Menten tegenover een hooggeplaatst iemand als een minister baart opzien, wat haar weer zeer verbaasd. Ze heeft als invalster-op-de-valreep voor collega Aart Geurtsen 'excellentie' Van Agt alle hoeken van de Kamer laten zien, wat haar in ingezonden brieven kwalificaties als 'viswijf' oplevert. Een arts geeft haar ongevraagd een medische uiteenzetting om aan te tonen dat zij slachtoffer is van een pre-menopauzale agressiviteit. In een vraaggesprek met Joop van Tijn gaat zij op het verschil in benadering van vrouwen en mannen in. ‘Er wordt niet gekeken of ik als vrouw een bepaalde activiteit even goed beheers als een man. (…)Nee, er wordt instinctmatig bekeken of mijn optreden (en dat van andere vrouwen) wel past in het beeld dat mensen van vrouwen hebben. Nou, daar heb ik helemaal geen zin in. Ik wens lief en zacht te zijn als ik daar zin in heb. Ik wens gebruik te maken van mijn agressiviteit en dat schijnt juist heel veel gemener te zijn’.

In plaats van als lid van het kabinet fungeert zij als vice-voorzitter van de fractie onder voorzitter Koos Rietkerk. Het botert niet erg tussen deze rechtlijnigen. Rietkerk wil rust in de tent om het kabinet overeind te houden. Annelien krijgt de bijnaam 'roet-in-het-etengooister'. Kappeyne van de Coppello wil dat de VVD zich sterker profileert op punten als abortus en de democratisering in het welzijnswerk. De latente onvrede culmineert uiteindelijk bij de opstelling van het verkiezingsprogramma in maart 1981 in Amersfoort in een breuk tussen haar en de partij. Zij heeft de fractie aan haar zijde bij het omstreden punt: kiesrecht voor buitenlanders bij verkiezingen voor gemeenteraden. Een kleine meerderheid van de partij oordeelt anders. De fractie als geheel laat weten zich niet aan de partijuitspraak te zullen houden, maar Kappeyne van de Coppello vindt het zo'n principiële kwestie dat zij er persoonlijke consequenties aan verbindt en zich niet verkiesbaar stelt voor een nieuwe periode in de Tweede Kamer. Bij haar afscheid voorspelt Tweede-Kamervoorzitter Dick Dolman haar terugkeer naar het Binnenhof: 'Tot ziens'.

In een vraaggesprek licht zij toe: ‘Ik ben erg pessimistisch over de afnemende tolerantie van Nederlanders ten opzichte van vreemdelingen in ons land’. Zij lijkt de opkomst van politici als Janmaat in de jaren tachtig te voorspellen: ‘Juist nu er economische teruggang is en de mensen in hun persoonlijke leven merken dat zij dingen moeten opgeven, bestaat het gevaar dat men zich gaat afzetten tegen mensen die aan de rand staan, die er niet helemaal bijhoren’.
De VVD-politica wil tegenover afnemende tolerantie, in eigen liberale gelederen, een daad stellen. ‘Ik vrees dat er ontwikkelingen aan de gang zijn in de richting van vreemdelingenhaat’. (Hans Verstraaten, Haagse Post, 12 maart 1983)

Korte tijd later krijgt de gewezen politica een andere baan aangeboden en zij accepteert hem. Namens omroepvereniging Veronica wordt zij lid van de raad van beheer van de NOS, belast met het facilitaire bedrijf en de interne personeelszaken. Ze heeft de intentie, twee perioden, acht jaren, omroepbestuurder te blijven, maar al snel ontdekt ze dat het haar wereld niet is. Mediaspecialist Wim Keja van de VVD-fractie weet wel waarom: ‘In dat NOS-bestuur wordt ontzettend veel gepraat en ontzettend weinig besloten en ik denk dat Annelien bij voorkeur in omgekeerde verhoudingen werkt’. Zelf zegt zij: ‘De moeilijkheid bij de NOS is dat men daar op geen enkele manier gewend is te bezuinigen, terwijl ik al vanaf de tijd dat ik als secretaresse de fractievergaderingen mocht bijwonen weet dat je altijd weer wordt gedwongen om je prioriteiten te veranderen en om te bezuinigen’. (Idem)

Als politiek leider van de VVD haalt Ed Nijpels haar inderdaad terug naar het Binnenhof. Op 2 november 1982 treedt zij toe tot het kabinet Lubbers als staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid, belast met het emancipatiebeleid. Zij betrekt de door haar voorgangster Hedy D'Ancona ingerichte werkkamer zonder veel aan het hypermoderne interieur te veranderen. Er komt alleen een klein schilderijtje in een ouderwetse lijst te hangen van een onbekende meester: een donkere onweerslucht boven een kolkende zee, waarop een notendopje zich drijvende probeert te houden. ‘Wind en water daar houd ik van,’ verklaart zij haar keuze. (De Telegraaf, 12 februari 1983).

Allengs blijkt het tafereel treffend juist gekozen: over de nota emancipatiebeleid gaan de zeeën hoog in het kabinet. Vooral de CDA-ministers Deetman (onderwijs) en Brinkman (welzijn) trappen op de rem. Er is een informele ministerraad met geheime notulen nodig om de nota door het kabinet te krijgen. De CDA-ministers gaan slechts akkoord als niet alleen advies wordt gevraagd aan de Emancipatieraad, maar ook aan de Gezinsraad. Ondanks de geheimhouding is het conceptplan uitgelekt. In Vrij Nederland komen letterlijke citaten voor. Van een van de ministers zijn de notulen los geweest: het nietje is eruit gehaald kennelijk om de zaak te kunnen kopiëren.

In het concept dat in de zomer van 1984 het licht ziet, stelt het kabinet 'de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen' ter discussie. In een vraaggesprek licht de staatssecretaris het plan toe. ‘Nu zijn we langzamerhand toe aan grote beslissingen die ingrijpen in de levens van alle mensen. Nu gaat er meer met de ellebogen gewerkt worden. Ik vind het erg geestig, dat ik nu in dat proces als staatssecretaris terecht ben gekomen. Het zag er immers naar uit, dat in een vorig kabinet van CDA en PvdA met Hedy D'Ancona op emancipatiezaken het beleid vorm gegeven zou worden. En wat gebeurt? In een kabinet van CDA en VVD slaat het uur van de waarheid’. (Peter Riemersma, Haagsche Courant, 14 juli 1984).

Het beleidsplan Emancipatie dat de regering in 1985 uiteindelijk vaststelt, plaveit de weg naar economische zelfstandigheid van vrouwen, zij het geleidelijk. Ook de nota seksueel geweld draagt haar handtekening. ‘Een heel nieuw onderwerp,’ zegt zij in 1984. ‘Ik heb het over al hetgeen men moet gedogen, omdat men vrouw is. Op straat en op het werk, overal dus. Wat op dit gebied bekend is, is maar het topje van de ijsberg. Mij gaat het er vooral om, dat vrouwen zèlf beseffen dat ze géén object zijn’. (NRC Handelsblad, 21 juli 1984).

De staatssecretaris emancipatiebeleid in het kabinet Lubbers I is geen feministe, zoals haar voorganger. Ze heeft wel een feministische inslag als gevolg van haar opvoeding. Haar grootmoeder van vaderskant was erg actief in de vrouwenbeweging; in de tijd dat het vrouwenkiesrecht nog bevochten moest worden. Haar vader had bewondering voor zijn moeder en vond het daarom vanzelfsprekend dat een vrouw actief was in het maatschappelijk leven.

Na haar definitieve vertrek uit de frontlinie van de politiek in 1986 neemt zij een tijdje rust, onder meer om te genieten van haar relatie met de oud-journalist Hillebrand Folkert de Groen, met wie zij in 1988 huwt. In conversaties noemt zij hem vanwege zijn spitsvondigheden veelvuldig 'professor'. Een half jaar eerder, eind 1987, is zij lid geworden van de Raad van State, het meest vooraanstaande adviesorgaan van de regering. Maar al vrij snel daarna openbaart zich een slopende ziekte. De strijd daartegen geeft zij begin 1990 op. In de Pieterskerk in Leiden nemen veel vrienden afscheid. De kist wordt niet alleen gedragen door familieleden, maar ook door de VVD'ers Henk Koning, Wim Keja en Loek Hermans met wie zij in de VVD-fractie een groot gevoel van saamhorigheid heeft gedeeld. Een krans van het Koninklijk Huis bij haar begrafenis is een opmerkelijk teken van verstandhouding met koningin Beatrix met wie zij in Leiden heeft gestudeerd.

A. Egmond, Vrouwenlexicon II, 143, 30-31
P. Behalve Handelingen van de Tweede Kamer een toespraak op 9 december 1983 als staatssecretaris van emancipatiezaken op een studiedag over 'Vrouwen in politieke functies'.
L.Van Thorbecke tot Telders. Hoofdpersonen uit de geschiedenis van het Nederlandse liberalisme voor 1940, 1993.Van Gorcum, Assen/Maastricht. Redactie: G.A. van der List en P.G.C. van Schie.
Dagblad Het Binnenhof, 8 december 1971. Mej. Kappeijne van de Copello wil de mensen zien aankomen.
Haagse Post, 23 september 1978. Aan een compromis over abortus doe ik niet mee. Interview Martin de Rijk.
Vrij Nederland, 24 februari 1979. Ik wil mijn agressiviteit gebruiken en dat schijnt heel gemeen te zijn. Interview Joop van Tijn.
Trouw, 31 maart 1979, Een 'rode' liberaal in de Tweede Kamer. Interview Hanneke Wijgh
NRC-Handelsblad, 11 april 1981. Tolerantie is geen minor point. Interview Marc Chavannes.
Haagse Post, 12 maart 1983. De emancipatie van Annelien Kappeyne van de Coppello. Interview Hans Verstraaten.
Haagsche Courant, 14 juli 1984. Het uur van de waarheid heeft geslagen, geestig dat ik dat meemaak. Interview Peter Riemersma.
Haagsche Courant, 29 oktober 1994. Gedachtegoed van Annelien Kappeyne van de Coppello. Column Peter Riemersma.
© 2011 Peter Riemersma
powered by CJ2