archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Leren, leren en nog eens leren Peter Schröder

0704BS Microfoon
Hoog opgeleid: lagere schoolcijfers?
De Nederlandse (beroeps)bevolking heeft (net als die uit de andere rijke landen) gedurende de afgelopen halve eeuw een steeds hogere opleiding genoten. Steeds meer mensen zitten steeds langer op scholen en universiteiten en volgen daarna ook nog verdere opleidingen en cursussen. Daar worden ze geacht kennis te verzamelen. Leerlingen/studenten worden voor hun kennisverwerving beloond met diploma’s. Sommigen voorspellen een toekomst van chronisch leren: de éducation permanente.
Er is steeds meer gediplomeerde kennis per hoofd van de bevolking, wordt die bevolking steeds knapper? Wat schreef die Commissie Dijsselbloem ook weer? Steeds knapper, maar steeds meer problemen met sommen maken en spellen? Is het zo dat je in de jaren '20 op de MULO meer leerde dan nu op het gymnasium? Dat je op de ambachtschool meer leerde dan nu in Delft?

Nut van kennis
Het brengt ons op fundamentelere vragen. Hoeveel kennis is eigenlijk nuttig voor een samenleving en zijn samenstellende individuele burgers? En welke kennis? Als we de minister van OCW en zijn ‘veld’, maar eigenlijk impliciet en expliciet ook de eenstemmige regeringen van de laatste decennia, mogen geloven is het land gebaat bij steeds langere opleidingstrajecten en steeds meer en hogere diploma’s. Als vanzelfsprekend wordt aangenomen dat ons land alleen als kenniseconomie kan meekomen in de vaart der volkeren en dat voor het behalen van een goede positie een overvloedig kapitaal aan diploma’s een noodzakelijke (en gemakshalve ook meteen voldoende?) voorwaarde is. Kamerbreed is men het er over eens dat meer diploma’s nodig zijn voor een betere positie van ons land op de (inter)nationale arbeidsmarkt en daarmee voor onze economische groei en bloei. Is de kennis die gewaarborgd wordt door die diploma’s ook nodig voor het verrichten van de benodigde arbeid? Bakt de bakker beter brood omdat hij de Stelling van Pythagoras begrijpt? Werkt de neurochirurg beter omdat hij weet dat de Slag bij Nieuwpoort in 1600 werd uitgevochten? Is het nodig dat zo veel mogelijk Nederlanders de relativiteitstheorie kunnen doorzien of is het genoeg als er drie van die knappe koppen zijn?

Post-industriële kennis
De recente schoolse ontwikkelingen verwijzen naar een proces van modernisering waarmee westerse samenlevingen zijn veranderd in informatiesamenlevingen, gedreven door een kenniseconomie. Lees The Coming of Post-Industrial Society (1973) van Daniel Bell en de aanvulling in The Information Age van Manuel Castells (1996/98) er op na. Bell zag in deze samenlevingsvorm een hoog theoretisch kennisniveau als een bindend element. Kennis als basis voor politieke besluitvorming en bron van innovatie en technische toepassingen.
Kennis voor innovatie? Zonder kennis geen uitvindingen als analoogkaas, hedgefunds, Senseo, SUV, beleggingshypotheken, buitenkeukens en Ipod-tv?
Kennis voor politieke besluitvorming? Besluitvorming over de JSF, de Groene Harttunnel, het gloeilampverbod, rekeningrijden en naschoolse opvang op basis van kennis?

Het wezen van kennis
Jeetje, alweer fundamenteler: Wat is kennis dan, welke kennis? (En wat is economie eigenlijk? Is het vooral elkaar bezighouden?) Is kennis tegenover bijvoorbeeld intuïtie, impuls of willekeur iets rationeels, verstandigs, objectiefs, controleerbaars, feitelijks, door systematische ervaring ondersteund? Feitenkennis tegenover kletspraat? ‘Begrip’ tegenover gezag en routine? ‘Inzicht’ tegenover willekeur en bijgeloof?
Van Dale geeft online deze sobere definitie: 1. v het kennen van; bekendheid met 2. v bewustzijn, besef: buiten ~ zijn, bewusteloos 3. v het geheel van wat iem. weet 4. m,v -sen iem. die men kent; bekende.
Wikipedia nl. gaat verder en wordt nietszeggender (en minder begrijpelijk): Kennis is dat wat geweten en toegepast wordt door de mens, een machine, of door de maatschappij als geheel.
Kenniseconomie, een bewuste economie? Een economie uitgaande van wat geweten en toegepast wordt door mens, machine of maatschappij als geheel? Hoe dat?

Praktische definitie
We pakken het paradigmatische rapport The Knowledge Based Economy (1996) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de club van rijke landen erbij. Nogal nuchter wordt daarin een typologie gepresenteerd van vier vormen van kennis, met daarbij de betekenis ervan voor arbeid en economie:

Know-what, feitenkennis, (hoeveel inwoners heeft New York?, wanneer was de slag bij Waterloo?, welke ingrediënten zitten er in pannenkoeken?). Dit soort kennis wordt ook wel informatie genoemd. In ingewikkelde sectoren als geneeskunde en rechtsgeleerdheid moeten experts hiervan flink wat paraat hebben.
Know-why, wetenschappelijke kennis, uiteindelijk gebaseerd op kennis van de natuurwetten. Wetenschappelijke kennis wordt ontwikkeld in gespecialiseerde instituten en aan universiteiten en is (ook) onmisbaar voor het ontwikkelen van nieuwe technologie in (industriële) productieprocessen in de industrie. Product/procesontwikkelaars zonder eigen wetenschappelijke achtergrond moeten deze van die instituten betrekken, meestal in de vorm van wetenschappelijk opgeleid personeel.
Know-how, omvat de minder formeel te benoemen vaardigheden om taken uit te voeren, noodzakelijk voor bijv. een klus als het aannemen van personeel en het vlot repareren van een fiets. Dit soort kennis valt maar zeer gedeeltelijk op te pakken in onderwijsinstellingen en wordt meestal overgedragen in de praktijk van het werk.
Know-who tenslotte, is de informatie over Wie weet wat en Wie weet hoe wat te doen. Hier komen we in het meest psychosociaal getinte kennisdomein. Het is het Rolodex kenniskapitaal van zowel de secretaresse als de directeur. Het vereist (oppervlakkige, strategische) kennis in de 3 vorige domeinen, veel communicatief netwerken en is in zijn bruikbare vorm vooral aktief gericht op verandering.
 
Hedendaagse kennis
In een bloeiende kenniseconomie ziet de OESO Know-who steeds belangrijker worden, blijft Know-how van grote betekenis, maar zal de vraag naar Know-what en Know-why beperkter zijn. Know-what en Know-why vereisen serieuze, systematische opleidingen, waar de resultaten controleerbaar zijn (klopt het?) en het mogelijk is te komen tot diploma’s die toetsbaar zijn. Het lijkt er sterk op dat naarmate we hoger stijgen in ons publiek gefinancierde onderwijssysteem, dit stelsel formeel (als vanouds) meer gericht is op het overdragen van Know-what en Know-why; van schoolkennis. Heeft een kenniseconomie iets aan steeds een steeds beter geïnformeerde en meer geleerde beroepsbevolking? Steeds meer wijsneuzen en rijtjes-stampers? Steeds meer vaardige ambachtslieden en briljante wiskundigen? Gaat het niet veel beter met communicatieve, handige, vlot reagerende breed georiënteerde netwerkers?
 
Aanpassingen
Opsteken en overdracht van Know-how en Know-who onttrekken zich tot op grote hoogte aan een geformaliseerd onderwijssysteem. Met een beetje basiskennis op het gebied van Know-what en Know-why zullen de talenten op het terrein van Know-how en Know-who zich verder moeten ontwikkelen in de praktijk van de arbeidsorganisaties en in het dagelijks leven van de vereniging, het gezinsleven, de congresgebouwen en de borreltafel.
Zitten al die leerlingen en studenten dan al die jaren voor joker op die scholen en universiteiten van de minister van OCW? Nou, als we Dijsselbloem en zijn commissie mogen geloven is het op school steeds minder mogelijk om je tijd te verdoen met het aanleren van reken- en taalvaardigheden/kennis omdat er docenten doceren die dit zelf niet beheersen. En voor de universiteit is een systeem bedacht gericht op maximale output van gediplomeerden zodat productiviteit wel vertaald moest worden in een ‘zesjescultuur’: wie veel Know-what en Know-why wil opdoen zou een dief van zijn eigen Stufiportemonnee zijn.

Eind goed, al goed
Wat doen onze leerlingen en studenten dan nog wel in de klas en de collegezaal? Wel, ze doen daar nauwelijks informatieve, maar vooral communicatieve vaardigheden op. Ze leren praten met elkaar, met hun docenten, ze telefoneren, sms'en, mailen, twitteren. Ze leren de juiste spraakvaardigheden, de aansprekende gesprekstechnieken, ze leren goed meepraten, weten de werkelijkheid te reduceren tot schema's met pijlen en cirkels, en nemen op die manier deel aan een kennisdiscours dat zich al gauw uitstrekt tot in de buitenwereld van de kennisarbeidsmarkt en de kennisarbeid. Ze leren werkgroepen en commissies samen te stellen, en taskforces op te zetten, benchmarks te verrichten en uitvoerig te rapporteren, te agenderen, te evaluereren en te implementeren. Zo kunnen ze hun medemensen in dit land aansturen zonder sommen te maken en kunnen ze de medemensen in Azië per beeldscherm tot industriearbeid bewegen. Ze leren adviseren, bankieren, verzekeren, recreëren. Ze ontwerpen strategieën, stappenplannen, herstructureren de inzet, opzet en kerndoelen van wat je maar wilt. Ze leren met de juiste woorden te spreken, zich in de juiste kleren te kleden en de juiste liederen te zingen en kunnen met die geestelijke bagage in al die met zonwerend glas beklede kantoorgebouwen van onze kenniseconomie heel goed uit de voeten. Want daar zit die beroepsbevolking uiteindelijk: in die grote kantoordozen dozen achter de vliesgevels.
 
De kern van de economie
Om al die gebouwen neer te zetten heb je tijdelijk maar een paar degelijke ingenieurs en een groepje bekwame bouwvakkers nodig. maar daarna, als de gebouwen gevuld zijn met onze hoogopgeleide beroepsbevolking, wat dan? Heeft u zich wel eens proberen voor te stellen hoe het in die gebouwen zou toegaan als ze bevolkt werden door knappe natuurkundigen, vaardige timmerlieden, virtuoze musici, intelligente wiskundigen, goede fietsenmakers en verstandige tekstschrijvers die hun hoogwaardige kennis en ervaring in de beroepspraktijk brengen? Knappe koppen die aan de slag zouden gaan met hun deeltjesversnellers, proefdierboerderijen, Hubble telescopen, genome sequencers, retorten en Erlenmeyers, databanken vol mediëvistiek & Neerlandistiek, nanochips en bulktransportcarriers?
Denk na en huiver!
Denk aan de risico's van sociale conflicten, de Co2-uitstoot, de geluidsoverlast, de giftige oplosmiddelen en de persoonlijkheidsstoornissen! Wees dankbaar dat onze zonen en dochters er tijdig voor gezorgd hebben op de door ons betaalde onderwijsinstellingen precies die kennis en vaardigheden op te doen waarmee ze zich in een kenniseconomie kunnen ontplooien. Niet meer en niet minder. Genoeg om tot de kern van de economie door te dringen: elkaar bezig houden. En dan zonder al die belastende materiële bijwerkingen.
 
**********************************


© 2009 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Leren, leren en nog eens leren Peter Schröder
0704BS Microfoon
Hoog opgeleid: lagere schoolcijfers?
De Nederlandse (beroeps)bevolking heeft (net als die uit de andere rijke landen) gedurende de afgelopen halve eeuw een steeds hogere opleiding genoten. Steeds meer mensen zitten steeds langer op scholen en universiteiten en volgen daarna ook nog verdere opleidingen en cursussen. Daar worden ze geacht kennis te verzamelen. Leerlingen/studenten worden voor hun kennisverwerving beloond met diploma’s. Sommigen voorspellen een toekomst van chronisch leren: de éducation permanente.
Er is steeds meer gediplomeerde kennis per hoofd van de bevolking, wordt die bevolking steeds knapper? Wat schreef die Commissie Dijsselbloem ook weer? Steeds knapper, maar steeds meer problemen met sommen maken en spellen? Is het zo dat je in de jaren '20 op de MULO meer leerde dan nu op het gymnasium? Dat je op de ambachtschool meer leerde dan nu in Delft?

Nut van kennis
Het brengt ons op fundamentelere vragen. Hoeveel kennis is eigenlijk nuttig voor een samenleving en zijn samenstellende individuele burgers? En welke kennis? Als we de minister van OCW en zijn ‘veld’, maar eigenlijk impliciet en expliciet ook de eenstemmige regeringen van de laatste decennia, mogen geloven is het land gebaat bij steeds langere opleidingstrajecten en steeds meer en hogere diploma’s. Als vanzelfsprekend wordt aangenomen dat ons land alleen als kenniseconomie kan meekomen in de vaart der volkeren en dat voor het behalen van een goede positie een overvloedig kapitaal aan diploma’s een noodzakelijke (en gemakshalve ook meteen voldoende?) voorwaarde is. Kamerbreed is men het er over eens dat meer diploma’s nodig zijn voor een betere positie van ons land op de (inter)nationale arbeidsmarkt en daarmee voor onze economische groei en bloei. Is de kennis die gewaarborgd wordt door die diploma’s ook nodig voor het verrichten van de benodigde arbeid? Bakt de bakker beter brood omdat hij de Stelling van Pythagoras begrijpt? Werkt de neurochirurg beter omdat hij weet dat de Slag bij Nieuwpoort in 1600 werd uitgevochten? Is het nodig dat zo veel mogelijk Nederlanders de relativiteitstheorie kunnen doorzien of is het genoeg als er drie van die knappe koppen zijn?

Post-industriële kennis
De recente schoolse ontwikkelingen verwijzen naar een proces van modernisering waarmee westerse samenlevingen zijn veranderd in informatiesamenlevingen, gedreven door een kenniseconomie. Lees The Coming of Post-Industrial Society (1973) van Daniel Bell en de aanvulling in The Information Age van Manuel Castells (1996/98) er op na. Bell zag in deze samenlevingsvorm een hoog theoretisch kennisniveau als een bindend element. Kennis als basis voor politieke besluitvorming en bron van innovatie en technische toepassingen.
Kennis voor innovatie? Zonder kennis geen uitvindingen als analoogkaas, hedgefunds, Senseo, SUV, beleggingshypotheken, buitenkeukens en Ipod-tv?
Kennis voor politieke besluitvorming? Besluitvorming over de JSF, de Groene Harttunnel, het gloeilampverbod, rekeningrijden en naschoolse opvang op basis van kennis?

Het wezen van kennis
Jeetje, alweer fundamenteler: Wat is kennis dan, welke kennis? (En wat is economie eigenlijk? Is het vooral elkaar bezighouden?) Is kennis tegenover bijvoorbeeld intuïtie, impuls of willekeur iets rationeels, verstandigs, objectiefs, controleerbaars, feitelijks, door systematische ervaring ondersteund? Feitenkennis tegenover kletspraat? ‘Begrip’ tegenover gezag en routine? ‘Inzicht’ tegenover willekeur en bijgeloof?
Van Dale geeft online deze sobere definitie: 1. v het kennen van; bekendheid met 2. v bewustzijn, besef: buiten ~ zijn, bewusteloos 3. v het geheel van wat iem. weet 4. m,v -sen iem. die men kent; bekende.
Wikipedia nl. gaat verder en wordt nietszeggender (en minder begrijpelijk): Kennis is dat wat geweten en toegepast wordt door de mens, een machine, of door de maatschappij als geheel.
Kenniseconomie, een bewuste economie? Een economie uitgaande van wat geweten en toegepast wordt door mens, machine of maatschappij als geheel? Hoe dat?

Praktische definitie
We pakken het paradigmatische rapport The Knowledge Based Economy (1996) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de club van rijke landen erbij. Nogal nuchter wordt daarin een typologie gepresenteerd van vier vormen van kennis, met daarbij de betekenis ervan voor arbeid en economie:

Know-what, feitenkennis, (hoeveel inwoners heeft New York?, wanneer was de slag bij Waterloo?, welke ingrediënten zitten er in pannenkoeken?). Dit soort kennis wordt ook wel informatie genoemd. In ingewikkelde sectoren als geneeskunde en rechtsgeleerdheid moeten experts hiervan flink wat paraat hebben.
Know-why, wetenschappelijke kennis, uiteindelijk gebaseerd op kennis van de natuurwetten. Wetenschappelijke kennis wordt ontwikkeld in gespecialiseerde instituten en aan universiteiten en is (ook) onmisbaar voor het ontwikkelen van nieuwe technologie in (industriële) productieprocessen in de industrie. Product/procesontwikkelaars zonder eigen wetenschappelijke achtergrond moeten deze van die instituten betrekken, meestal in de vorm van wetenschappelijk opgeleid personeel.
Know-how, omvat de minder formeel te benoemen vaardigheden om taken uit te voeren, noodzakelijk voor bijv. een klus als het aannemen van personeel en het vlot repareren van een fiets. Dit soort kennis valt maar zeer gedeeltelijk op te pakken in onderwijsinstellingen en wordt meestal overgedragen in de praktijk van het werk.
Know-who tenslotte, is de informatie over Wie weet wat en Wie weet hoe wat te doen. Hier komen we in het meest psychosociaal getinte kennisdomein. Het is het Rolodex kenniskapitaal van zowel de secretaresse als de directeur. Het vereist (oppervlakkige, strategische) kennis in de 3 vorige domeinen, veel communicatief netwerken en is in zijn bruikbare vorm vooral aktief gericht op verandering.
 
Hedendaagse kennis
In een bloeiende kenniseconomie ziet de OESO Know-who steeds belangrijker worden, blijft Know-how van grote betekenis, maar zal de vraag naar Know-what en Know-why beperkter zijn. Know-what en Know-why vereisen serieuze, systematische opleidingen, waar de resultaten controleerbaar zijn (klopt het?) en het mogelijk is te komen tot diploma’s die toetsbaar zijn. Het lijkt er sterk op dat naarmate we hoger stijgen in ons publiek gefinancierde onderwijssysteem, dit stelsel formeel (als vanouds) meer gericht is op het overdragen van Know-what en Know-why; van schoolkennis. Heeft een kenniseconomie iets aan steeds een steeds beter geïnformeerde en meer geleerde beroepsbevolking? Steeds meer wijsneuzen en rijtjes-stampers? Steeds meer vaardige ambachtslieden en briljante wiskundigen? Gaat het niet veel beter met communicatieve, handige, vlot reagerende breed georiënteerde netwerkers?
 
Aanpassingen
Opsteken en overdracht van Know-how en Know-who onttrekken zich tot op grote hoogte aan een geformaliseerd onderwijssysteem. Met een beetje basiskennis op het gebied van Know-what en Know-why zullen de talenten op het terrein van Know-how en Know-who zich verder moeten ontwikkelen in de praktijk van de arbeidsorganisaties en in het dagelijks leven van de vereniging, het gezinsleven, de congresgebouwen en de borreltafel.
Zitten al die leerlingen en studenten dan al die jaren voor joker op die scholen en universiteiten van de minister van OCW? Nou, als we Dijsselbloem en zijn commissie mogen geloven is het op school steeds minder mogelijk om je tijd te verdoen met het aanleren van reken- en taalvaardigheden/kennis omdat er docenten doceren die dit zelf niet beheersen. En voor de universiteit is een systeem bedacht gericht op maximale output van gediplomeerden zodat productiviteit wel vertaald moest worden in een ‘zesjescultuur’: wie veel Know-what en Know-why wil opdoen zou een dief van zijn eigen Stufiportemonnee zijn.

Eind goed, al goed
Wat doen onze leerlingen en studenten dan nog wel in de klas en de collegezaal? Wel, ze doen daar nauwelijks informatieve, maar vooral communicatieve vaardigheden op. Ze leren praten met elkaar, met hun docenten, ze telefoneren, sms'en, mailen, twitteren. Ze leren de juiste spraakvaardigheden, de aansprekende gesprekstechnieken, ze leren goed meepraten, weten de werkelijkheid te reduceren tot schema's met pijlen en cirkels, en nemen op die manier deel aan een kennisdiscours dat zich al gauw uitstrekt tot in de buitenwereld van de kennisarbeidsmarkt en de kennisarbeid. Ze leren werkgroepen en commissies samen te stellen, en taskforces op te zetten, benchmarks te verrichten en uitvoerig te rapporteren, te agenderen, te evaluereren en te implementeren. Zo kunnen ze hun medemensen in dit land aansturen zonder sommen te maken en kunnen ze de medemensen in Azië per beeldscherm tot industriearbeid bewegen. Ze leren adviseren, bankieren, verzekeren, recreëren. Ze ontwerpen strategieën, stappenplannen, herstructureren de inzet, opzet en kerndoelen van wat je maar wilt. Ze leren met de juiste woorden te spreken, zich in de juiste kleren te kleden en de juiste liederen te zingen en kunnen met die geestelijke bagage in al die met zonwerend glas beklede kantoorgebouwen van onze kenniseconomie heel goed uit de voeten. Want daar zit die beroepsbevolking uiteindelijk: in die grote kantoordozen dozen achter de vliesgevels.
 
De kern van de economie
Om al die gebouwen neer te zetten heb je tijdelijk maar een paar degelijke ingenieurs en een groepje bekwame bouwvakkers nodig. maar daarna, als de gebouwen gevuld zijn met onze hoogopgeleide beroepsbevolking, wat dan? Heeft u zich wel eens proberen voor te stellen hoe het in die gebouwen zou toegaan als ze bevolkt werden door knappe natuurkundigen, vaardige timmerlieden, virtuoze musici, intelligente wiskundigen, goede fietsenmakers en verstandige tekstschrijvers die hun hoogwaardige kennis en ervaring in de beroepspraktijk brengen? Knappe koppen die aan de slag zouden gaan met hun deeltjesversnellers, proefdierboerderijen, Hubble telescopen, genome sequencers, retorten en Erlenmeyers, databanken vol mediëvistiek & Neerlandistiek, nanochips en bulktransportcarriers?
Denk na en huiver!
Denk aan de risico's van sociale conflicten, de Co2-uitstoot, de geluidsoverlast, de giftige oplosmiddelen en de persoonlijkheidsstoornissen! Wees dankbaar dat onze zonen en dochters er tijdig voor gezorgd hebben op de door ons betaalde onderwijsinstellingen precies die kennis en vaardigheden op te doen waarmee ze zich in een kenniseconomie kunnen ontplooien. Niet meer en niet minder. Genoeg om tot de kern van de economie door te dringen: elkaar bezig houden. En dan zonder al die belastende materiële bijwerkingen.
 
**********************************
© 2009 Peter Schröder
powered by CJ2