archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De huiskamer van de NRC Gerbrand Muller

0320VG LitGM
Iedereen kent de huiskamer van de NRC. Voluit zou de naam eigenlijk ‘huiskamer van NRC-Handelsblad’ moeten luiden, maar dat klinkt niet. Men schrijft weliswaar NRC-Handelsblad, maar men spreekt van ‘de NRC’. Zoals vroeger, toen de NRC nog de Nieuwe Rotterdamse Courant was. Het Handelsblad doet alleen nog op schrift mee. Zaken zijn zaken, zo gaat dat bij fusies. Niet altijd. AKZO is gevormd uit twee letters van respectievelijk de AKU en de Koninklijke Zout, de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank gingen op in AMRO, ook een eerlijk samengesteld letterwoord dat makkelijk in de mond ligt, en bij de fusie van ABN en AMRO werden de oude acroniemen eenvoudig in alfabetische volgorde tot een nieuw aaneengeregen, eveneens een voorbeeldige oplossing. Daarentegen valt uit de naam van Fortis Bank niet af te leiden dat het zijn ontstaan mede te danken heeft aan de Amsterdamse en de Leidse Spaarbank. Niets meer aan te doen, helaas.
 
In een huiskamer valt nog wel eens een onvertogen woord. Soms is het slaande ruzie, af en toe breekt zelfs de hel los. Niet zo in de huiskamer van de NRC. In de huiskamer van de NRC is het altijd rustig. In de huiskamer van de NRC staan veel leunstoelen. In de leunstoelen zitten mensen te lezen. Wat zijn het voor mensen? Wat zijn het voor mensen? Het zijn mensen die veel lezen. Mensen die niet zullen zeggen dat ze van lezen ‘houden’, want lezen is hun een tweede natuur en voor hen even gewoon als ademen. Het zijn belezen mensen. Mensen die veel weten. Mensen met wie je je niet gauw verveelt, met wie je over van alles en nog wat een boom kan opzetten. Op voorwaarde dan wel dat je zelf goed beslagen ten ijs komt. Ik zal in de huiskamer van de NRC niet gauw iemand aanspreken, want al zal hij mij niet snel vervelen, ik weet niet of hij zich niet zal vervelen met mij. En hen vervelen is het laatste wat ik wil. Verveling is een van de ergste dingen die je iemand kan aandoen. Ik beperkt me er dus toe door de huiskamer rond te lopen en te kijken wie er zoal zitten. Daar heb je…

Maar klopt dit alles nog wel? Niet helemaal. Ik beschrijf de situatie van zo’n tien jaar geleden. De huiskamer van de NRC bestaat nog wel, maar het is er niet meer zo rustig als vroeger. Ik ga daar niet verder op in, u kunt zich zo wel voorstellen wat er de laatste jaren in die huiskamer is veranderd en waarom het er tegenwoordig onrustiger is dan tien jaar geleden. Sommige mensen zijn misschien wel uit de huiskamer van de NRC gevlucht naar De Leunstoel. … Daar heb je Gerard van Lennep, die vanuit zijn leunstoel zijn prachtige rubriek ‘Waarin…’ schreef. Weinig mensen konden zo droog en bondig formuleren als hij. Daar heb je Hans Ree, daar zit Nicolaas Matsier… Dan verder… Max Pam… Ileen Montijn… J.A.A. van Doorn, tjonge!… Maarten ’t Hart… Willem Otterspeer… Joop Goudsblom… M.C. Brands… Henk Wesseling… H.W. von der Dunk… J.L. Heldring, natuurlijk, en Henk Hofland… Wilde ik die niet iets vragen naar aanleiding van zijn laatste stukje? Hij kan een hopeloze stand van zaken zo prachtig samenvatten, zo prachtig dat je er behalve wanhopig tevreden van wordt. Het staat er beroerd voor met de wereld, de mensen handelen zelden verstandig en meestal kortzichtig en vals, maar dat te weten stemt tevreden. Je wilt nu eenmaal weten hoe de dingen in elkaar zitten.

Dat is wat de mensen in de NRC-huiskamer doen, trachten steeds beter te weten te komen hoe de dingen in elkaar zitten. Al lezend maken ze zich kennis eigen en scherpen ze hun geest. Ik ben een beetje jaloers op hen. Wat zitten ze daar prettig te lezen. Steeds weer nieuwe kennis vergaren, alsof ze niet al veel, heel veel weten! En daar heb je Karel van het Reve ... Ik blijf een eindje van hem vandaan, want zoals meer mensen die ik bewonder boezemt hij me een beetje vrees in. Maar over hem wilde ik het juist hebben. Als ik minder beducht was zou ik hem misschien wel hebben aangesproken – hem, schrijver van verschillende mooie boeken, slavist en groot kenner van de Russische literatuur. Van alle literaturen houd ik het meest van de Russische en ik had hem daar graag een paar vragen over willen stellen. Maar dan had ik ook moeten zeggen wat ik op sommige passages in zijn Geschiedenis van de Russische literatuur tegen heb, en dat doe je niet zomaar.

Karel van het Reve’s Geschiedenis van de Russische Literatuur is een mooi, maar hier en daar ook tamelijk zonderling boek. Bewonderaars van Karel van het Reve hoeven zich door de laatste kwalificatie niet gekwetst te voelen, want mooi en zonderling sluiten elkaar niet uit. Neem het hoofdstuk dat gewijd is aan Poesjkin. Het beslaat iets meer dan 21 pagina’s. Iets meer dan vijftien daarvan zijn gewijd aan Poesjkins leven, slechts de laatste zes bevatten beschouwingen over Poesjkins werk. Dat is vreemd gezien het feit dat Poesjkin ons toch minder interesseert om wat hij beleefd dan om wat hij geschreven heeft. Wat vertelt Van het Reve in die zes bladzijden over Poesjkins poëzie en proza? Weinig. Gehinderd door het besef dat het moeilijk is “iets over enig kunstwerk te zeggen behalve dat je het mooi, lelijk, aangrijpend, vervelend, vermakelijk vindt” beperkt hij zich ertoe de inhoud van drie werken van Poesjkin samen te vatten, vooral om te laten zien hoe gewoon, om niet te zeggen banaal die inhoud is, althans zo naverteld. Hij merkt op dat Poesjkins oeuvre ongelijk van kwaliteit is, dat Poesjkin geen vernieuwer is, zoals de gangbare opvatting luidt, maar dat zijn proza ‘beter’ (curs. van VhR) is dan dat van zijn vernieuwende tijdgenoten. Niet echt een manier om mensen aan te sporen zelf Poesjkin ter hand te nemen. Terwijl er toch wel zoveel meer over Poesjkin valt te zeggen dat de lezer die geen Russisch kent althans iets van het unieke en bijzondere van Poesjkins werk, en vooral ook van zijn moeilijk vertaalbare poëzie, begint te vermoeden. Willem Weststeijn heft in zijn Russische literatuur een tipje van de sluier op.

Lees het zelf maar allemaal, schijnt Van het Reve te suggereren, en misschien niet voor niets citeert hij in een eigen prachtige vertaling de laatste strofen van Jewgeni Onegin. Die vertaling, overigens in ‘gewoon’ proza, maakt veel goed. Je proeft erin de ironie, de hartstocht en zelfs enigszins de welluidendheid die Poesjkins poëzie kenmerkt en dat is een wonderbaarlijke prestatie. Geen andere Nederlandse vertaling kan hier als je het mij vraagt aan tippen. Over Nederlandse vertalingen van Russische literatuur hoop ik in een volgende bijdrage iets te zeggen. En daarna over Dostojewski. En vervolgens over de ervaringen van iemand die, zoals ik, pas op latere leeftijd is begonnen de Russische taal te leren. Er is genoeg!
 
 
****************************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak bij Buddenbrooks
aan het Noordeinde in Den Haag. Ga voor informatie naar:


© 2006 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De huiskamer van de NRC Gerbrand Muller
0320VG LitGM
Iedereen kent de huiskamer van de NRC. Voluit zou de naam eigenlijk ‘huiskamer van NRC-Handelsblad’ moeten luiden, maar dat klinkt niet. Men schrijft weliswaar NRC-Handelsblad, maar men spreekt van ‘de NRC’. Zoals vroeger, toen de NRC nog de Nieuwe Rotterdamse Courant was. Het Handelsblad doet alleen nog op schrift mee. Zaken zijn zaken, zo gaat dat bij fusies. Niet altijd. AKZO is gevormd uit twee letters van respectievelijk de AKU en de Koninklijke Zout, de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank gingen op in AMRO, ook een eerlijk samengesteld letterwoord dat makkelijk in de mond ligt, en bij de fusie van ABN en AMRO werden de oude acroniemen eenvoudig in alfabetische volgorde tot een nieuw aaneengeregen, eveneens een voorbeeldige oplossing. Daarentegen valt uit de naam van Fortis Bank niet af te leiden dat het zijn ontstaan mede te danken heeft aan de Amsterdamse en de Leidse Spaarbank. Niets meer aan te doen, helaas.
 
In een huiskamer valt nog wel eens een onvertogen woord. Soms is het slaande ruzie, af en toe breekt zelfs de hel los. Niet zo in de huiskamer van de NRC. In de huiskamer van de NRC is het altijd rustig. In de huiskamer van de NRC staan veel leunstoelen. In de leunstoelen zitten mensen te lezen. Wat zijn het voor mensen? Wat zijn het voor mensen? Het zijn mensen die veel lezen. Mensen die niet zullen zeggen dat ze van lezen ‘houden’, want lezen is hun een tweede natuur en voor hen even gewoon als ademen. Het zijn belezen mensen. Mensen die veel weten. Mensen met wie je je niet gauw verveelt, met wie je over van alles en nog wat een boom kan opzetten. Op voorwaarde dan wel dat je zelf goed beslagen ten ijs komt. Ik zal in de huiskamer van de NRC niet gauw iemand aanspreken, want al zal hij mij niet snel vervelen, ik weet niet of hij zich niet zal vervelen met mij. En hen vervelen is het laatste wat ik wil. Verveling is een van de ergste dingen die je iemand kan aandoen. Ik beperkt me er dus toe door de huiskamer rond te lopen en te kijken wie er zoal zitten. Daar heb je…

Maar klopt dit alles nog wel? Niet helemaal. Ik beschrijf de situatie van zo’n tien jaar geleden. De huiskamer van de NRC bestaat nog wel, maar het is er niet meer zo rustig als vroeger. Ik ga daar niet verder op in, u kunt zich zo wel voorstellen wat er de laatste jaren in die huiskamer is veranderd en waarom het er tegenwoordig onrustiger is dan tien jaar geleden. Sommige mensen zijn misschien wel uit de huiskamer van de NRC gevlucht naar De Leunstoel. … Daar heb je Gerard van Lennep, die vanuit zijn leunstoel zijn prachtige rubriek ‘Waarin…’ schreef. Weinig mensen konden zo droog en bondig formuleren als hij. Daar heb je Hans Ree, daar zit Nicolaas Matsier… Dan verder… Max Pam… Ileen Montijn… J.A.A. van Doorn, tjonge!… Maarten ’t Hart… Willem Otterspeer… Joop Goudsblom… M.C. Brands… Henk Wesseling… H.W. von der Dunk… J.L. Heldring, natuurlijk, en Henk Hofland… Wilde ik die niet iets vragen naar aanleiding van zijn laatste stukje? Hij kan een hopeloze stand van zaken zo prachtig samenvatten, zo prachtig dat je er behalve wanhopig tevreden van wordt. Het staat er beroerd voor met de wereld, de mensen handelen zelden verstandig en meestal kortzichtig en vals, maar dat te weten stemt tevreden. Je wilt nu eenmaal weten hoe de dingen in elkaar zitten.

Dat is wat de mensen in de NRC-huiskamer doen, trachten steeds beter te weten te komen hoe de dingen in elkaar zitten. Al lezend maken ze zich kennis eigen en scherpen ze hun geest. Ik ben een beetje jaloers op hen. Wat zitten ze daar prettig te lezen. Steeds weer nieuwe kennis vergaren, alsof ze niet al veel, heel veel weten! En daar heb je Karel van het Reve ... Ik blijf een eindje van hem vandaan, want zoals meer mensen die ik bewonder boezemt hij me een beetje vrees in. Maar over hem wilde ik het juist hebben. Als ik minder beducht was zou ik hem misschien wel hebben aangesproken – hem, schrijver van verschillende mooie boeken, slavist en groot kenner van de Russische literatuur. Van alle literaturen houd ik het meest van de Russische en ik had hem daar graag een paar vragen over willen stellen. Maar dan had ik ook moeten zeggen wat ik op sommige passages in zijn Geschiedenis van de Russische literatuur tegen heb, en dat doe je niet zomaar.

Karel van het Reve’s Geschiedenis van de Russische Literatuur is een mooi, maar hier en daar ook tamelijk zonderling boek. Bewonderaars van Karel van het Reve hoeven zich door de laatste kwalificatie niet gekwetst te voelen, want mooi en zonderling sluiten elkaar niet uit. Neem het hoofdstuk dat gewijd is aan Poesjkin. Het beslaat iets meer dan 21 pagina’s. Iets meer dan vijftien daarvan zijn gewijd aan Poesjkins leven, slechts de laatste zes bevatten beschouwingen over Poesjkins werk. Dat is vreemd gezien het feit dat Poesjkin ons toch minder interesseert om wat hij beleefd dan om wat hij geschreven heeft. Wat vertelt Van het Reve in die zes bladzijden over Poesjkins poëzie en proza? Weinig. Gehinderd door het besef dat het moeilijk is “iets over enig kunstwerk te zeggen behalve dat je het mooi, lelijk, aangrijpend, vervelend, vermakelijk vindt” beperkt hij zich ertoe de inhoud van drie werken van Poesjkin samen te vatten, vooral om te laten zien hoe gewoon, om niet te zeggen banaal die inhoud is, althans zo naverteld. Hij merkt op dat Poesjkins oeuvre ongelijk van kwaliteit is, dat Poesjkin geen vernieuwer is, zoals de gangbare opvatting luidt, maar dat zijn proza ‘beter’ (curs. van VhR) is dan dat van zijn vernieuwende tijdgenoten. Niet echt een manier om mensen aan te sporen zelf Poesjkin ter hand te nemen. Terwijl er toch wel zoveel meer over Poesjkin valt te zeggen dat de lezer die geen Russisch kent althans iets van het unieke en bijzondere van Poesjkins werk, en vooral ook van zijn moeilijk vertaalbare poëzie, begint te vermoeden. Willem Weststeijn heft in zijn Russische literatuur een tipje van de sluier op.

Lees het zelf maar allemaal, schijnt Van het Reve te suggereren, en misschien niet voor niets citeert hij in een eigen prachtige vertaling de laatste strofen van Jewgeni Onegin. Die vertaling, overigens in ‘gewoon’ proza, maakt veel goed. Je proeft erin de ironie, de hartstocht en zelfs enigszins de welluidendheid die Poesjkins poëzie kenmerkt en dat is een wonderbaarlijke prestatie. Geen andere Nederlandse vertaling kan hier als je het mij vraagt aan tippen. Over Nederlandse vertalingen van Russische literatuur hoop ik in een volgende bijdrage iets te zeggen. En daarna over Dostojewski. En vervolgens over de ervaringen van iemand die, zoals ik, pas op latere leeftijd is begonnen de Russische taal te leren. Er is genoeg!
 
 
****************************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak bij Buddenbrooks
aan het Noordeinde in Den Haag. Ga voor informatie naar:
© 2006 Gerbrand Muller
powered by CJ2