archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De 17e eeuw van Luc Panhuysen Katharina Kouwenhoven

1505VG PanhuysenEen paar jaar geleden las ik ‘De Beloofde Stad’ van Luc Panhuysen, over het koninkrijk der wederdopers, dat zij in 1534 gesticht hadden in de stad Munster. Ik had van deze saillante gebeurtenis in onze Vaderlandse Geschiedenis nog nooit gehoord. Het boek was qua inhoud en qua vorm – Panhuysen is een hele goede schrijver – een aangename verrassing.
Toen in mijn historische leesclub werd voorgesteld ‘De Ware Vrijheid’ van Luc Panhuysen te lezen, stemde ik daar van harte mee in en vervolgens ook met zijn ‘Rampjaar 1672’.

De Ware Vrijheid gaat over de levens van Johan en Cornelis de Witt, die in dat rampjaar 1672 werden vermoord. Met hart en ziel streefden zij naar ‘de ware vrijheid’, een staat vrij van de grillen van de prinsen van Oranje. Velen hadden daar wel oren naar, want Willem II had nog kort geleden een staatsgreep gepleegd om alle macht naar zich toe te trekken. Het kleine prinsje Willem III was nog gevaarloos, maar dat zou niet zo blijven. Een zuivere republiek is er daarom maar heel kort geweest. In die republiek had Johan de Witt het als raadspensionaris voor het zeggen, maar hij moest wel verantwoording afleggen aan de Staten Generaal. Tijdens hun werkzame leven deden de gebroeders niets dan vergaderen, brieven schrijven en konkelen om functies bezet te krijgen door hun aanhangers. Saaie mensen, die nergens belangstelling voor hadden dan voor de economie en politiek van de Staat.

Rampjaar 1672 gaat vooral over Margaretha en Godard Adriaan van Reede, de bewoners van kasteel Amerongen en hun zoon Godard. Zij schreven elkaar veel  brieven die de basis vormen van hun geschiedenis, tegen de achtergrond van de oorlog met Lodewijk de Veertiende. Godard Adriaan werkte als ambassadeur in Berlijn aan een reddingsplan voor het bedreigde vaderland, zijn vrouw Margaretha functioneerde als kasteelvrouw tot zij naar Amsterdam en later Den Haag vluchtte, hopelijk veilig achter de waterlinie en hun zoon Godard vocht als hoge officier in het kleine legertje van de prins van Oranje, die inmiddels toch het stadhouderschap en het bevel over het leger had gekregen en zo een einde had gemaakt aan ‘de ware vrijheid’.

Ook de van Leedes zijn uiterst saaie mensen, die politiek of militair bezig zijn of zeuren (de moeder) over de barre omstandigheden, maar ook vooral over hun baantjesjagerij, gekonkelfoes om bij de prins in een goed blaadje te komen en hun machtiger vrienden gunstig te stemmen.

Je zou bijna vergeten dat wij deze zeventiende eeuw toch vooral kennen als De Gouden Eeuw, waarin niet alleen de handel bloeide, maar ook de schilderkunst en de wetenschap. Het enige dat daaraan refereert is een opmerking dat Vermeer bijna geen opdrachten kreeg, omdat de mensen minder geld te besteden hadden. In deze boeken krijgen we dus een ander beeld van de zeventiende eeuw, maar ook een eenzijdig beeld.

Hoewel ik de gebroeders De Witt wel kende uit de geschiedenisboekjes, was die oorlog met Lodewijk de veertiende nieuw voor mij. Nu was het oorlogsgeweld feitelijk gering en begon het Lodewijk al snel te vervelen, maar toch had het halve land een paar jaar onder water gestaan en waren er steeds burgers heen en weer gevlucht. Veel gedoe en veel dreiging.

Ondanks het feit dat ook deze twee boeken stilistisch zeer appetijtelijk zijn, heb ik er weinig plezier aan beleefd. En dat kwam door de inhoud. Saaie mensen die vervelende dingen doen, daar hoef ik geen boek over te lezen. En ik begrijp niet waarom die Republiek niet in stand kon worden gehouden en er zich steeds maar weer mensen bekeerden tot de aanhang van de Oranjes en daarvoor zo ver gingen dat ze een paar van hun bestuurders om zeep hielpen. Dat had wel wat meer uitleg verdiend. Wat ik ook miste was een verklaring van termen. Wat is een raadspensionaris eigenlijk, waar waren die Statenvergaderingen voor, wat deden die commissies en functionarissen, wiens baantje iedereen zo graag wilde. Dat zou wel wat verhelderd hebben.

Politieke geschiedenis is aan mij niet besteed. Maar voor wie er in geïnteresseerd is kan ik deze boeken aanraden.

*Luc Panhuysen (2000), De Beloofde Stad, Amsterdam, Atlas.
*Luc Panhuysen (2005), De Ware Vrijheid, Amsterdam, Atlas.
*Luc Panhuysen (2009), Rampjaar 1672, Amsterdam, Atlas.

--------
De plaatjes zijn 'bijeengeplakt' door Henk Klaren


© 2017 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De 17e eeuw van Luc Panhuysen Katharina Kouwenhoven
1505VG PanhuysenEen paar jaar geleden las ik ‘De Beloofde Stad’ van Luc Panhuysen, over het koninkrijk der wederdopers, dat zij in 1534 gesticht hadden in de stad Munster. Ik had van deze saillante gebeurtenis in onze Vaderlandse Geschiedenis nog nooit gehoord. Het boek was qua inhoud en qua vorm – Panhuysen is een hele goede schrijver – een aangename verrassing.
Toen in mijn historische leesclub werd voorgesteld ‘De Ware Vrijheid’ van Luc Panhuysen te lezen, stemde ik daar van harte mee in en vervolgens ook met zijn ‘Rampjaar 1672’.

De Ware Vrijheid gaat over de levens van Johan en Cornelis de Witt, die in dat rampjaar 1672 werden vermoord. Met hart en ziel streefden zij naar ‘de ware vrijheid’, een staat vrij van de grillen van de prinsen van Oranje. Velen hadden daar wel oren naar, want Willem II had nog kort geleden een staatsgreep gepleegd om alle macht naar zich toe te trekken. Het kleine prinsje Willem III was nog gevaarloos, maar dat zou niet zo blijven. Een zuivere republiek is er daarom maar heel kort geweest. In die republiek had Johan de Witt het als raadspensionaris voor het zeggen, maar hij moest wel verantwoording afleggen aan de Staten Generaal. Tijdens hun werkzame leven deden de gebroeders niets dan vergaderen, brieven schrijven en konkelen om functies bezet te krijgen door hun aanhangers. Saaie mensen, die nergens belangstelling voor hadden dan voor de economie en politiek van de Staat.

Rampjaar 1672 gaat vooral over Margaretha en Godard Adriaan van Reede, de bewoners van kasteel Amerongen en hun zoon Godard. Zij schreven elkaar veel  brieven die de basis vormen van hun geschiedenis, tegen de achtergrond van de oorlog met Lodewijk de Veertiende. Godard Adriaan werkte als ambassadeur in Berlijn aan een reddingsplan voor het bedreigde vaderland, zijn vrouw Margaretha functioneerde als kasteelvrouw tot zij naar Amsterdam en later Den Haag vluchtte, hopelijk veilig achter de waterlinie en hun zoon Godard vocht als hoge officier in het kleine legertje van de prins van Oranje, die inmiddels toch het stadhouderschap en het bevel over het leger had gekregen en zo een einde had gemaakt aan ‘de ware vrijheid’.

Ook de van Leedes zijn uiterst saaie mensen, die politiek of militair bezig zijn of zeuren (de moeder) over de barre omstandigheden, maar ook vooral over hun baantjesjagerij, gekonkelfoes om bij de prins in een goed blaadje te komen en hun machtiger vrienden gunstig te stemmen.

Je zou bijna vergeten dat wij deze zeventiende eeuw toch vooral kennen als De Gouden Eeuw, waarin niet alleen de handel bloeide, maar ook de schilderkunst en de wetenschap. Het enige dat daaraan refereert is een opmerking dat Vermeer bijna geen opdrachten kreeg, omdat de mensen minder geld te besteden hadden. In deze boeken krijgen we dus een ander beeld van de zeventiende eeuw, maar ook een eenzijdig beeld.

Hoewel ik de gebroeders De Witt wel kende uit de geschiedenisboekjes, was die oorlog met Lodewijk de veertiende nieuw voor mij. Nu was het oorlogsgeweld feitelijk gering en begon het Lodewijk al snel te vervelen, maar toch had het halve land een paar jaar onder water gestaan en waren er steeds burgers heen en weer gevlucht. Veel gedoe en veel dreiging.

Ondanks het feit dat ook deze twee boeken stilistisch zeer appetijtelijk zijn, heb ik er weinig plezier aan beleefd. En dat kwam door de inhoud. Saaie mensen die vervelende dingen doen, daar hoef ik geen boek over te lezen. En ik begrijp niet waarom die Republiek niet in stand kon worden gehouden en er zich steeds maar weer mensen bekeerden tot de aanhang van de Oranjes en daarvoor zo ver gingen dat ze een paar van hun bestuurders om zeep hielpen. Dat had wel wat meer uitleg verdiend. Wat ik ook miste was een verklaring van termen. Wat is een raadspensionaris eigenlijk, waar waren die Statenvergaderingen voor, wat deden die commissies en functionarissen, wiens baantje iedereen zo graag wilde. Dat zou wel wat verhelderd hebben.

Politieke geschiedenis is aan mij niet besteed. Maar voor wie er in geïnteresseerd is kan ik deze boeken aanraden.

*Luc Panhuysen (2000), De Beloofde Stad, Amsterdam, Atlas.
*Luc Panhuysen (2005), De Ware Vrijheid, Amsterdam, Atlas.
*Luc Panhuysen (2009), Rampjaar 1672, Amsterdam, Atlas.

--------
De plaatjes zijn 'bijeengeplakt' door Henk Klaren
© 2017 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2