archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Ethisch verantwoord koloniseren? Frits Hoorweg

1205VG NZKoloniale herinneringen (5)

Nieuw Zeeland is in 1840 een Engelse kolonie geworden. Van harte ging dat niet, er waren sterke, morele reserves aan de kant van de regering in Londen. Bij het Colonial Office was men bang dat kolonisatie op een gevecht om land zou uitdraaien en dat de oorspronkelijke bewoners dan onvermijdelijk het onderspit zouden delven. Pas nadat ene William Hobson met ideeën op de proppen was gekomen hoe dat voorkomen kon worden is men overstag gegaan.

Eerst even een paar weetjes: Nieuw Zeeland dankt zijn naam aan de Nederlander Abel Tasman, die het in 1642 ontdekte. Nou ja, de Maori’s, die het land bevolkten, stammen waarschijnlijk af van Polynesiërs, die hadden het land dus al veel eerder ontdekt.
Pas in 1769 werd het land echt op de kaart gezet, om te beginnen letterlijk, weer door een zeeman: James Cook. Hij zeilde er omheen en constateerde dat het uit twee ongeveer even grote eilanden bestond, tezamen ongeveer 1000 mijl in de lengte, die gescheiden werden door een nauwe zeestraat.

Vervolgens werd het land, met enige regelmaat aangedaan door handelaren, zeehondenjagers en walvisvaarders. Maori’s maakten kennis met sterke drank en belandden mede daardoor soms als ‘deck-hand’ aan boord van een schip. Europese zeelui ontdekten tot hun genoegen dat de Maori-meisjes weinig belang hechtten aan kuisheid, integendeel. Een enkele waaghals vestigde zich er en zo ontstond een soort informele kolonie, de onvermijdelijke zendelingen volgden natuurlijk ook.

Tegen het eind van de ’30-er jaren resulteerde dat alles in druk op de regering in Londen om er echt werk van te gaan maken. Aan de ene kant van adspirant-kolonisten en aan de andere kant van mensen die vonden dat er iets aan de wetteloosheid moest worden gedaan. Daarbij dient te worden aangetekend dat de Maori’s in stammen leefden (verspreid over beide eilanden) die regelmatig bloedige conflicten uitvochten, het waren van origine kannibalen. Tegen het midden van de 19e eeuw was dat kannibalisme weliswaar op z’n retour, maar af en toe stak het toch weer de kop op.

Het leek op een patstelling, maar toen was daar ineens Captain William Hobson, Royal Navy, met een origineel idee. Hobson was nog voor zijn 10e naar zee gegaan en had als gevolg daarvan nauwelijks formeel onderwijs genoten. ‘….. maar zijn leermeesters bij de marine hadden hem een uitstekend handschrift bijgebracht en hem geleerd vlekkeloze ambtsberichten te schrijven.’* Tijdens een missie in de kustwateren van Australië kreeg hij van de gouverneur van New South Wales het verzoek om Britse onderdanen in Nieuw Zeeland te beschermen tijdens ongeregeldheden. Na zijn terugkeer in Engeland schreef hij een rapport over zijn ervaringen. Daarin stelde hij voor (kort samengevat) dat landgenoten die in Nieuw-Zeeland verbleven (toen dus nog geen deel van het Britse rijk) onderworpen zouden worden aan Brits recht, maar dat dat voor Maori’s alleen kon gelden als zij daarmee zelf akkoord waren gegaan. Het Colonial Office was van dat rapport zo onder de indruk dat hem na verloop van tijd gevraagd werd consul te worden en nog voor hij geïnstalleerd werd maakte men daar Luitenant Gouverneur van. Een merkwaardige functie, maar het land was nu eenmaal nog een soort ‘kolonie in wording’.

Dit lijkt de opmaat voor een grandioze mislukking, maar niets is minder waar. Voortbordurend op zijn eerdere idee slaagde Hobson er binnen korte tijd in een verdrag tot stand te brengen. Daarin werd de soevereiniteit overgedragen aan de koningin van Engeland en tegelijk werden de rechten van de Maori’s op het land en toebehoren vastgelegd. Verder werd gestipuleerd dat kolonisten alleen eigenaar konden worden van grond middels een transactie die via het koloniale bestuur verliep, een regel die met terugwerkende kracht werd ingevoerd. Zo werd niet alleen bereikt dat recht kon worden gedaan aan de aanspraken van de Maori’s, maar werd ook bereikt dat het bestuur voldoende inkomsten kon verwerven, via een soort van overdrachtsbelasting. De organisatie van kolonisten was ‘not amused’, maar moest zich er, mokkend, bij neer leggen.

En dan de Maori’s; hadden alle deelnemers aan de conferentie te Waitangi, waar het verdrag tot stand was gekomen, wel begrepen wat er nu precies was overeengekomen? Bovendien was daar de kleine makke dat niet iedereen vertegenwoordigd was en dat de Maori’s niet direct bekend stonden om hun onderlinge samenwerkingsbereidheid. Een kleine, maar ó zo lastige, complicatie (overigens niet uniek voor Nieuw Zeeland) was dat op hetzelfde stuk grond soms meerdere aanspraken bleken te rusten (of werden ze bedacht om de boel te verzieken?).

In de jaren daarna is gebleken dat het verdrag geen garantie voor pais en vree was. Zo is van 1860 tot 1872 een guerrilla-oorlog uitgevochten die bekend staat onder de naam ‘The Maori Wars’. Toch moet erkend worden dat het een goed uitgangspunt is gebleken om vrijwel onverenigbare belangen zo min mogelijk te laten botsen.

Zo pakte een op het eerste gezicht gewaagde benoeming eigenlijk wel goed uit. Nu geeft het geen pas over de beweegredenen al te hoogdravend te doen. Lang niet iedereen had zin om naar Nieuw Zeeland te vertrekken, men moest het doen met wat zich aandiende en het ging ook weleens mis. Zo was Robert FitzRoy, die Hobson opvolgde, als gouverneur veel minder succesvol (maar gelukkig was zijn eeuwige roem al verzekerd doordat hij als kapitein op The Beagle ene Charles Darwin te gast had gehad).

Toch past bewondering voor de gewetensvolle manier waarop men op het Colonial Office te werk ging. Met niet meer dan zo’n 50 mensen slaagde men erin om eenheid in het beleid tot stand te brengen (of is klein in deze juist een voordeel?). Eigenlijk had men slechts twee middelen om het zover te brengen: benoemingen en ambtsberichten. Door de afstanden die overbrugd moesten worden had alles wat men in gang zette pas na een half jaar of meer effect.

Edgar Holt is de archieven ingedoken en kwam tot de ontdekking dat de ambtsberichten uit de koloniën grondig werden bestudeerd en geanalyseerd. Dat blijkt uit de aantekeningen van ambtenaren in de marge en de reacties daar weer op van hogere ambtenaren en bewindslieden, en uit de daarop gebaseerde beslissingen. Men had een duidelijk idee over wat er op hoofdlijnen diende te gebeuren, of in ieder geval van wat er moest worden vermeden, en was opmerkelijk consequent en vasthoudend in het nastreven daarvan. De veelvuldige politieke wisselingen zorgden, hoewel er wel duidelijke visieverschillen waren tussen de politieke partijen toen, eigenlijk niet voor enorme breuken in het uitgezette beleid.

* The Strangest War, The story of the Maori Wars 1860-1872, Edgar Holt, Putnam, 1962

----------------------------------------------
De tekening is van Renée van den Kerkhof
Illustratrice in opleiding: http://www.neetje.nl
-----------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2014 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Ethisch verantwoord koloniseren? Frits Hoorweg
1205VG NZKoloniale herinneringen (5)

Nieuw Zeeland is in 1840 een Engelse kolonie geworden. Van harte ging dat niet, er waren sterke, morele reserves aan de kant van de regering in Londen. Bij het Colonial Office was men bang dat kolonisatie op een gevecht om land zou uitdraaien en dat de oorspronkelijke bewoners dan onvermijdelijk het onderspit zouden delven. Pas nadat ene William Hobson met ideeën op de proppen was gekomen hoe dat voorkomen kon worden is men overstag gegaan.

Eerst even een paar weetjes: Nieuw Zeeland dankt zijn naam aan de Nederlander Abel Tasman, die het in 1642 ontdekte. Nou ja, de Maori’s, die het land bevolkten, stammen waarschijnlijk af van Polynesiërs, die hadden het land dus al veel eerder ontdekt.
Pas in 1769 werd het land echt op de kaart gezet, om te beginnen letterlijk, weer door een zeeman: James Cook. Hij zeilde er omheen en constateerde dat het uit twee ongeveer even grote eilanden bestond, tezamen ongeveer 1000 mijl in de lengte, die gescheiden werden door een nauwe zeestraat.

Vervolgens werd het land, met enige regelmaat aangedaan door handelaren, zeehondenjagers en walvisvaarders. Maori’s maakten kennis met sterke drank en belandden mede daardoor soms als ‘deck-hand’ aan boord van een schip. Europese zeelui ontdekten tot hun genoegen dat de Maori-meisjes weinig belang hechtten aan kuisheid, integendeel. Een enkele waaghals vestigde zich er en zo ontstond een soort informele kolonie, de onvermijdelijke zendelingen volgden natuurlijk ook.

Tegen het eind van de ’30-er jaren resulteerde dat alles in druk op de regering in Londen om er echt werk van te gaan maken. Aan de ene kant van adspirant-kolonisten en aan de andere kant van mensen die vonden dat er iets aan de wetteloosheid moest worden gedaan. Daarbij dient te worden aangetekend dat de Maori’s in stammen leefden (verspreid over beide eilanden) die regelmatig bloedige conflicten uitvochten, het waren van origine kannibalen. Tegen het midden van de 19e eeuw was dat kannibalisme weliswaar op z’n retour, maar af en toe stak het toch weer de kop op.

Het leek op een patstelling, maar toen was daar ineens Captain William Hobson, Royal Navy, met een origineel idee. Hobson was nog voor zijn 10e naar zee gegaan en had als gevolg daarvan nauwelijks formeel onderwijs genoten. ‘….. maar zijn leermeesters bij de marine hadden hem een uitstekend handschrift bijgebracht en hem geleerd vlekkeloze ambtsberichten te schrijven.’* Tijdens een missie in de kustwateren van Australië kreeg hij van de gouverneur van New South Wales het verzoek om Britse onderdanen in Nieuw Zeeland te beschermen tijdens ongeregeldheden. Na zijn terugkeer in Engeland schreef hij een rapport over zijn ervaringen. Daarin stelde hij voor (kort samengevat) dat landgenoten die in Nieuw-Zeeland verbleven (toen dus nog geen deel van het Britse rijk) onderworpen zouden worden aan Brits recht, maar dat dat voor Maori’s alleen kon gelden als zij daarmee zelf akkoord waren gegaan. Het Colonial Office was van dat rapport zo onder de indruk dat hem na verloop van tijd gevraagd werd consul te worden en nog voor hij geïnstalleerd werd maakte men daar Luitenant Gouverneur van. Een merkwaardige functie, maar het land was nu eenmaal nog een soort ‘kolonie in wording’.

Dit lijkt de opmaat voor een grandioze mislukking, maar niets is minder waar. Voortbordurend op zijn eerdere idee slaagde Hobson er binnen korte tijd in een verdrag tot stand te brengen. Daarin werd de soevereiniteit overgedragen aan de koningin van Engeland en tegelijk werden de rechten van de Maori’s op het land en toebehoren vastgelegd. Verder werd gestipuleerd dat kolonisten alleen eigenaar konden worden van grond middels een transactie die via het koloniale bestuur verliep, een regel die met terugwerkende kracht werd ingevoerd. Zo werd niet alleen bereikt dat recht kon worden gedaan aan de aanspraken van de Maori’s, maar werd ook bereikt dat het bestuur voldoende inkomsten kon verwerven, via een soort van overdrachtsbelasting. De organisatie van kolonisten was ‘not amused’, maar moest zich er, mokkend, bij neer leggen.

En dan de Maori’s; hadden alle deelnemers aan de conferentie te Waitangi, waar het verdrag tot stand was gekomen, wel begrepen wat er nu precies was overeengekomen? Bovendien was daar de kleine makke dat niet iedereen vertegenwoordigd was en dat de Maori’s niet direct bekend stonden om hun onderlinge samenwerkingsbereidheid. Een kleine, maar ó zo lastige, complicatie (overigens niet uniek voor Nieuw Zeeland) was dat op hetzelfde stuk grond soms meerdere aanspraken bleken te rusten (of werden ze bedacht om de boel te verzieken?).

In de jaren daarna is gebleken dat het verdrag geen garantie voor pais en vree was. Zo is van 1860 tot 1872 een guerrilla-oorlog uitgevochten die bekend staat onder de naam ‘The Maori Wars’. Toch moet erkend worden dat het een goed uitgangspunt is gebleken om vrijwel onverenigbare belangen zo min mogelijk te laten botsen.

Zo pakte een op het eerste gezicht gewaagde benoeming eigenlijk wel goed uit. Nu geeft het geen pas over de beweegredenen al te hoogdravend te doen. Lang niet iedereen had zin om naar Nieuw Zeeland te vertrekken, men moest het doen met wat zich aandiende en het ging ook weleens mis. Zo was Robert FitzRoy, die Hobson opvolgde, als gouverneur veel minder succesvol (maar gelukkig was zijn eeuwige roem al verzekerd doordat hij als kapitein op The Beagle ene Charles Darwin te gast had gehad).

Toch past bewondering voor de gewetensvolle manier waarop men op het Colonial Office te werk ging. Met niet meer dan zo’n 50 mensen slaagde men erin om eenheid in het beleid tot stand te brengen (of is klein in deze juist een voordeel?). Eigenlijk had men slechts twee middelen om het zover te brengen: benoemingen en ambtsberichten. Door de afstanden die overbrugd moesten worden had alles wat men in gang zette pas na een half jaar of meer effect.

Edgar Holt is de archieven ingedoken en kwam tot de ontdekking dat de ambtsberichten uit de koloniën grondig werden bestudeerd en geanalyseerd. Dat blijkt uit de aantekeningen van ambtenaren in de marge en de reacties daar weer op van hogere ambtenaren en bewindslieden, en uit de daarop gebaseerde beslissingen. Men had een duidelijk idee over wat er op hoofdlijnen diende te gebeuren, of in ieder geval van wat er moest worden vermeden, en was opmerkelijk consequent en vasthoudend in het nastreven daarvan. De veelvuldige politieke wisselingen zorgden, hoewel er wel duidelijke visieverschillen waren tussen de politieke partijen toen, eigenlijk niet voor enorme breuken in het uitgezette beleid.

* The Strangest War, The story of the Maori Wars 1860-1872, Edgar Holt, Putnam, 1962

----------------------------------------------
De tekening is van Renée van den Kerkhof
Illustratrice in opleiding: http://www.neetje.nl
-----------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2014 Frits Hoorweg
powered by CJ2