archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Sprinkhanen! Koloniale herinneringen (4) Jan Dekker

1204VG SprinkhanenbWie met de bijbel is opgegroeid herinnert zich ongetwijfeld dat sprinkhanen Egypte teisterden in de tijd van Moses. “En de Heere bracht een oostenwind … (met) …. sprinkhanen … (en die) …. bedekten het gezicht des gansen land, alzo dat het land verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands op, en al de vruchten der bomen ……. ” (Exodus 10:15). Je hoort er tegenwoordig nooit meer van. U vraagt zich wellicht af waar die nare beestjes eigenlijk gebleven zijn.

De Engelse taal maakt onderscheid tussen grasshoppers en locusts. Grasshoppers zijn er in honderden soorten, ze leven op de grond. Ze verschillen van kleur en hebben de gewoonte om colonnes te formeren. Sommige soorten hebben het vermogen zich te transformeren van grasshoppers tot locusts, die vervolgens uitvliegen in grote zwermen. Er bestaan verschillende soorten die kunnen zwermen, bv. de Australian Locust, de Migratory Locust (in Afrika) en de Rocky Mountain Locust (in de V.S.); de laatste is inmiddels om onbekende redenen uitgestorven. In het Bijbelse geval betrof het waarschijnlijk de Desert Locust (woestijnsprinkhaan), die voorkomt in de Sahel, Noord Afrika, het Midden Oosten en India. Tot in de twintigste eeuw, kwamen deze zwermen nog geregeld voor bv. in 1915 en 1930, maar ook in 1945 en 1960.

In het geval van de woestijnsprinkhaan zijn de grasshoppers schattig groen van kleur, maar als locust worden ze dreigend geel-bruin. Lang werd aangenomen dat het twee verschillende insecten betrof, maar het bleken slechts verschillende ontwikkelingsstadia. Wanneer de groene grasshoppers kritische aantallen bereiken, en door elkaar wriemelen met veel tactiel contact, worden ze geprikkeld om een serotonine te produceren waarna niet alleen hun uiterlijk verandert maar ook hun gedrag. Ze beginnen meer te eten en vermenigvuldigen zich snel. Vervolgens vormen zich zwermen, wel tientallen kilometers lang en breed, die grote afstanden kunnen afleggen – honderden kilometers zijn gerapporteerd. De vrouwtjes leggen grote aantallen eitjes diep in de grond, die binnen een paar weken kunnen uitkomen en nieuwe zwermen vormen. De zwermen zijn dermate vraatzuchtig dat ze complete oogsten op het land verorberen en op die manier de voedselzekerheid van de lokale bevolking in gevaar brengen.

Evenals gezondheidszorg en onderwijsvoorzieningen werd sprinkhanenbestrijding dan ook een verantwoordelijkheid van het koloniale bestuur in Afrika en het Midden-Oosten. De bestrijding beperkte zich aanvankelijk tot het omploegen van de grond om de eitjes te vernietigen en het opvangen van colonnes insecten in greppels en putten, om ze vervolgens te vertrappen of te verbranden. Rond 1930 werden vlammenwerpers uit de Eerste Wereldoorlog ingezet om de marcherende colonnes te vernietigen, maar ook om de rondvliegende zwermen te verdelgen wanneer ze eenmaal waren geland. Dit bleek weliswaar een effectieve maar geen efficiënte manier, omdat veel petroleum nodig was die weer aangevoerd moest worden over lange afstanden naar onherbergzame gebieden. Jarvis* heeft verslag gedaan van deze bestrijdingsmethode en de logistieke problemen die zich voordeden. (Jarvis was een voormalig legerofficier, die tot gouverneur van de Sinai (Egypte) werd benoemd in 1923. Hij had eerdere journalistieke ervaring en heeft na zijn pensionering in 1936 drie boeken gepubliceerd over de Sinai onder koloniaal bestuur).

Vervolgens werd overgestapt op een mengsel van gif en zemelen (waar de sprinkhanen gek op waren); ook een effectieve methode maar arbeidsintensief. Bestrijdingsdiensten moesten worden georganiseerd met controle stations en mobiele teams die uitreden om de zwermen te vinden en te vernietigen. In rustige jaren, zonder zwermen, was men bezig met het observeren van de sprinkhanenstand en met het aanleggen van de voorraden van giftig aas voor toekomstige plagen. De teams stonden meestal onder leiding van Engelsen geholpen door lokale assistenten. Frank Bailey was zo’n locust officer die een verslag heeft achtergelaten van zijn ervaringen**. Na militaire dienst in de 2e Wereldoorlog werd hij in 1947 aangesteld bij Desert Locust Control in Nairobi, overigens zonder enige vooropleiding of kennis van zaken. Tot zijn aanvankelijke teleurstelling werd hij gestationeerd in Aden Protectoraat (het hedendaagse Yemen) op de rand van de Hadhramaut. De Hadhramaut is gesitueerd aan de zuidkust van het Arabisch schiereiland; het is een berggebied met diepe ravijnen en een eigenzinnige bevolking bekend om hun ondernemersmentaliteit  (bv. de internationale bouwfirma Binladin van 1931).

Zoals Bailey het beschrijft waren de campagnes één groot avontuur. Met een tweetal voertuigen en een vijftal assistenten werd in tenten gekampeerd op allerlei pittoreske plaatsen. De wegen waren moeilijk begaanbaar en soms zo nauw dat bochten om de hoek van de berg niet in een keer konden worden genomen, maar voor- en achteruit manoeuvreren op de nauwe bergwegen nodig maakten. De voertuigen waren geregeld defect als gevolg van de slechte wegen en moesten ter plekke worden gerepareerd door de chauffeur zelf. Onderdelen moesten worden opgestuurd vanuit de thuisbasis en dat kon dagen of zelfs weken duren.

De aanvoer van het giftige aas was slechts een deel van een campagne. Allereerst, was er een uitnodiging nodig van de lokale Emir, die moest beslissen of het team welkom was of niet. De zwermen ontwikkelden zich vooral in afgelegen, dunbevolkte gebieden en de emirs wilden nogal eens wachten met toestemming totdat ze sprinkhanen in hun eigen tuin zagen verschijnen, maar dan was het vaak te laat. En dus moesten er geregeld bezoeken worden afgelegd, thee gedronken en maaltijden genuttigd in het gezelschap van de Emir en zijn gevolg om hem te overtuigen van de goede bedoelingen van het team. De volgende stap was om de medewerking en assistentie te verkrijgen van de lokale bevolking. Allereerst om toegang te verzekeren tot de besmette gebieden maar ook om tijdelijke arbeidskrachten in te huren. De lokale bevolking was vaak achterdochtig tegenover vreemden en bang dat hun dieren, kamelen en ezels, van het aas zouden eten en eveneens zouden worden vergiftigd. Dit vergde de nodige overtuigingskracht, hoewel het aanbod van betaald werk meestal hielp.

Met het eind van het koloniaal bestuur in de jaren ’60 werd de bestrijdingstaak voor een groot deel overgenomen door de FAO en de nationale overheden. De giftige zemelen werden vervangen door chemische bestrijdingsmiddelen, die aanvankelijk met de hand werden verspreid, maar nu door lichte sproeivliegtuigen worden uitgestrooid. Inmiddels is een biologisch bestrijdingsmiddel ontwikkeld, Lubilosa, maar de industriële productie schijnt op problemen te stuiten. Hoe dan ook, de romantiek van de naoorlogse jaren met uitrijden en kamperen in de wildernis ontbreekt.
Het antwoord op de vraag waarmee ik begon is dus nee, Afrika is nog niet van de sprinkhanen verlost. Er waren plagen in 2004 in West-Afrika en laatstelijk, in 2013, in Madagaskar.

* Jarvis C.S. (1936). Three Deserts. London: John Murray.
** Bailey F. (1957). Harry the Locust: The lighthearted adventures of a locust officer. London: Heinemann.

---------------------------------------
De tekening is van Elène Klaren
------------------------------------------------------------------
Bestel uw boeken (ook tweedehands!) en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2014 Jan Dekker meer Jan Dekker - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Sprinkhanen! Koloniale herinneringen (4) Jan Dekker
1204VG SprinkhanenbWie met de bijbel is opgegroeid herinnert zich ongetwijfeld dat sprinkhanen Egypte teisterden in de tijd van Moses. “En de Heere bracht een oostenwind … (met) …. sprinkhanen … (en die) …. bedekten het gezicht des gansen land, alzo dat het land verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands op, en al de vruchten der bomen ……. ” (Exodus 10:15). Je hoort er tegenwoordig nooit meer van. U vraagt zich wellicht af waar die nare beestjes eigenlijk gebleven zijn.

De Engelse taal maakt onderscheid tussen grasshoppers en locusts. Grasshoppers zijn er in honderden soorten, ze leven op de grond. Ze verschillen van kleur en hebben de gewoonte om colonnes te formeren. Sommige soorten hebben het vermogen zich te transformeren van grasshoppers tot locusts, die vervolgens uitvliegen in grote zwermen. Er bestaan verschillende soorten die kunnen zwermen, bv. de Australian Locust, de Migratory Locust (in Afrika) en de Rocky Mountain Locust (in de V.S.); de laatste is inmiddels om onbekende redenen uitgestorven. In het Bijbelse geval betrof het waarschijnlijk de Desert Locust (woestijnsprinkhaan), die voorkomt in de Sahel, Noord Afrika, het Midden Oosten en India. Tot in de twintigste eeuw, kwamen deze zwermen nog geregeld voor bv. in 1915 en 1930, maar ook in 1945 en 1960.

In het geval van de woestijnsprinkhaan zijn de grasshoppers schattig groen van kleur, maar als locust worden ze dreigend geel-bruin. Lang werd aangenomen dat het twee verschillende insecten betrof, maar het bleken slechts verschillende ontwikkelingsstadia. Wanneer de groene grasshoppers kritische aantallen bereiken, en door elkaar wriemelen met veel tactiel contact, worden ze geprikkeld om een serotonine te produceren waarna niet alleen hun uiterlijk verandert maar ook hun gedrag. Ze beginnen meer te eten en vermenigvuldigen zich snel. Vervolgens vormen zich zwermen, wel tientallen kilometers lang en breed, die grote afstanden kunnen afleggen – honderden kilometers zijn gerapporteerd. De vrouwtjes leggen grote aantallen eitjes diep in de grond, die binnen een paar weken kunnen uitkomen en nieuwe zwermen vormen. De zwermen zijn dermate vraatzuchtig dat ze complete oogsten op het land verorberen en op die manier de voedselzekerheid van de lokale bevolking in gevaar brengen.

Evenals gezondheidszorg en onderwijsvoorzieningen werd sprinkhanenbestrijding dan ook een verantwoordelijkheid van het koloniale bestuur in Afrika en het Midden-Oosten. De bestrijding beperkte zich aanvankelijk tot het omploegen van de grond om de eitjes te vernietigen en het opvangen van colonnes insecten in greppels en putten, om ze vervolgens te vertrappen of te verbranden. Rond 1930 werden vlammenwerpers uit de Eerste Wereldoorlog ingezet om de marcherende colonnes te vernietigen, maar ook om de rondvliegende zwermen te verdelgen wanneer ze eenmaal waren geland. Dit bleek weliswaar een effectieve maar geen efficiënte manier, omdat veel petroleum nodig was die weer aangevoerd moest worden over lange afstanden naar onherbergzame gebieden. Jarvis* heeft verslag gedaan van deze bestrijdingsmethode en de logistieke problemen die zich voordeden. (Jarvis was een voormalig legerofficier, die tot gouverneur van de Sinai (Egypte) werd benoemd in 1923. Hij had eerdere journalistieke ervaring en heeft na zijn pensionering in 1936 drie boeken gepubliceerd over de Sinai onder koloniaal bestuur).

Vervolgens werd overgestapt op een mengsel van gif en zemelen (waar de sprinkhanen gek op waren); ook een effectieve methode maar arbeidsintensief. Bestrijdingsdiensten moesten worden georganiseerd met controle stations en mobiele teams die uitreden om de zwermen te vinden en te vernietigen. In rustige jaren, zonder zwermen, was men bezig met het observeren van de sprinkhanenstand en met het aanleggen van de voorraden van giftig aas voor toekomstige plagen. De teams stonden meestal onder leiding van Engelsen geholpen door lokale assistenten. Frank Bailey was zo’n locust officer die een verslag heeft achtergelaten van zijn ervaringen**. Na militaire dienst in de 2e Wereldoorlog werd hij in 1947 aangesteld bij Desert Locust Control in Nairobi, overigens zonder enige vooropleiding of kennis van zaken. Tot zijn aanvankelijke teleurstelling werd hij gestationeerd in Aden Protectoraat (het hedendaagse Yemen) op de rand van de Hadhramaut. De Hadhramaut is gesitueerd aan de zuidkust van het Arabisch schiereiland; het is een berggebied met diepe ravijnen en een eigenzinnige bevolking bekend om hun ondernemersmentaliteit  (bv. de internationale bouwfirma Binladin van 1931).

Zoals Bailey het beschrijft waren de campagnes één groot avontuur. Met een tweetal voertuigen en een vijftal assistenten werd in tenten gekampeerd op allerlei pittoreske plaatsen. De wegen waren moeilijk begaanbaar en soms zo nauw dat bochten om de hoek van de berg niet in een keer konden worden genomen, maar voor- en achteruit manoeuvreren op de nauwe bergwegen nodig maakten. De voertuigen waren geregeld defect als gevolg van de slechte wegen en moesten ter plekke worden gerepareerd door de chauffeur zelf. Onderdelen moesten worden opgestuurd vanuit de thuisbasis en dat kon dagen of zelfs weken duren.

De aanvoer van het giftige aas was slechts een deel van een campagne. Allereerst, was er een uitnodiging nodig van de lokale Emir, die moest beslissen of het team welkom was of niet. De zwermen ontwikkelden zich vooral in afgelegen, dunbevolkte gebieden en de emirs wilden nogal eens wachten met toestemming totdat ze sprinkhanen in hun eigen tuin zagen verschijnen, maar dan was het vaak te laat. En dus moesten er geregeld bezoeken worden afgelegd, thee gedronken en maaltijden genuttigd in het gezelschap van de Emir en zijn gevolg om hem te overtuigen van de goede bedoelingen van het team. De volgende stap was om de medewerking en assistentie te verkrijgen van de lokale bevolking. Allereerst om toegang te verzekeren tot de besmette gebieden maar ook om tijdelijke arbeidskrachten in te huren. De lokale bevolking was vaak achterdochtig tegenover vreemden en bang dat hun dieren, kamelen en ezels, van het aas zouden eten en eveneens zouden worden vergiftigd. Dit vergde de nodige overtuigingskracht, hoewel het aanbod van betaald werk meestal hielp.

Met het eind van het koloniaal bestuur in de jaren ’60 werd de bestrijdingstaak voor een groot deel overgenomen door de FAO en de nationale overheden. De giftige zemelen werden vervangen door chemische bestrijdingsmiddelen, die aanvankelijk met de hand werden verspreid, maar nu door lichte sproeivliegtuigen worden uitgestrooid. Inmiddels is een biologisch bestrijdingsmiddel ontwikkeld, Lubilosa, maar de industriële productie schijnt op problemen te stuiten. Hoe dan ook, de romantiek van de naoorlogse jaren met uitrijden en kamperen in de wildernis ontbreekt.
Het antwoord op de vraag waarmee ik begon is dus nee, Afrika is nog niet van de sprinkhanen verlost. Er waren plagen in 2004 in West-Afrika en laatstelijk, in 2013, in Madagaskar.

* Jarvis C.S. (1936). Three Deserts. London: John Murray.
** Bailey F. (1957). Harry the Locust: The lighthearted adventures of a locust officer. London: Heinemann.

---------------------------------------
De tekening is van Elène Klaren
------------------------------------------------------------------
Bestel uw boeken (ook tweedehands!) en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2014 Jan Dekker
powered by CJ2