archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Martin Brils wereld in 900 woorden Frits Hoorweg

1115VG Bril
Ook de biografie van een beroemde schrijver moet gewoon als boek op zich worden beoordeeld. Of de schrijver terecht beroemd was en of hij wel een goed mens was zijn vragen waar de biograaf niet omheen kan, maar in de besprekingen van zo’n biografie lijkt het vaak wel of het alleen daar om gaat.

Laat ik daarom beginnen met vast te stellen dat ‘De schelmenjaren van Martin Bril’ van Astrid Theunissen goed geschreven is; niets op aan te merken, integendeel.
Tweede vraag: hoe waarheidsgetrouw is de weergave van de feiten? Nou, de schrijfster heeft een imposant rijtje van familieleden, vrienden en collega’s geïnterviewd, sommigen meermalen. Ze heeft hun verhalen onderling vergeleken en getoetst aan ‘geschreven en gesproken’ bronnen; wat wil je meer.

In de ‘Verantwoording’ (achterin het boek) spreekt zij trouwens verwondering uit over de bereidheid om mee te werken.
‘Dat uiteindelijk zoveel mensen zouden meewerken aan dit boek, had ik een jaar geleden niet verwacht. Veel intimi hielden in eerste instantie de boot af. Bril werd tot mijn verbazing een hot potato genoemd.’ En even verder: ‘…, hij had een roerig verleden en verkeerde in diverse kringetjes van mensen die elkaar onderling kennelijk niet lagen. Vandaar de terughoudendheid.’ Maar goed, het is dus na die eerste aarzelingen gelukt om voldoende medewerking te krijgen.
‘Anneke Stehouwer, de weduwe van Martin Bril, heeft geen medewerking verleend aan dit boek.’ Zo eindigt de schrijfster haar verantwoording, zonder nadere toelichting.

Martin Bril voerde zijn vrouw en kinderen nogal eens op in zijn verhalen. Daaruit is niet op te maken dat hij een ‘slechte’ man en vader zou zijn. Hij komt eerder over als een lichtelijk klunzige (aanstaande) vader; meer observator dan deelnemer, maar voor hoeveel vaders zou niet hetzelfde gelden? Toch was hij aan het eind van zijn leven (hij overleed in 2009) zeer ontevreden met de rol die hij gespeeld had en uit ‘getuigenverklaringen’ blijkt dat daar misschien ook wel enige reden voor was.

Schrijven over je dierbaren is link. In de ‘International New York Times’ (lievelingsblad van Bril) van 25 april 2014 stonden in de rubriek ‘Bookends’ toevallig twee interessante beschouwingen over het gebruik van je eigen gezin in literaire producten. Ene Leslie Jameson geeft aan dat er twee gevaren zijn: 1. Sterk autobiografische teksten blijven, uit vrees te kwetsen, teveel aan de oppervlakte en 2. De andere gezinsleden krijgen het gevoel dat hun iets wordt afgepakt, iets dat ze later terugkrijgen in een verwrongen vorm. Misschien is Bril zich van dat tweede bezwaar onvoldoende bewust geweest. Of hij wenste er geen rekening mee te houden, dat kan ook.

Hij was een groot ‘verkoper’ van zijn werk. Een van de mensen die Astrid Theunissen heeft geïnterviewd vraagt zich af of Bril wel vrienden had, of dat ‘wij allemaal netwerkrelaties waren’. Misschien was hij ook wel een sjacheraar die zich gunsten liet aanleunen in ruil voor vermelding van: een restaurant, een kledingzaak of een automerk. Voor bewonderaars is dat niet zo leuk om te vernemen, maar ach, het paste nu eenmaal in zijn stijl om dingen bij de naam te noemen en het niet bij een omschrijving te laten.

Interessant vond ik het vooral te lezen over zijn vele vergeefse pogingen om een ‘grote roman’ te schrijven. De informant die hierbij vooral aan bod komt is Dirk van Weelden, studievriend en medeauteur van ‘Arbeidsvitaminen, het ABC van Bril en Van Weelden’. Hij vat het op een gegeven moment ongeveer zo samen: boven de 900 woorden had Martin geen idee meer over de vorm (het precieze citaat kan ik niet meer vinden). Daar zit vast ook iets in, maar ik ben eerder geneigd om het vooral te zoeken in zijn onvermogen om fictie te schrijven. De langlopende serie Evelien heb ik altijd als een mislukking gezien, hoewel ze daar bij Vrij Nederland waarschijnlijk anders over dachten.

Maar ja, de andere kant was dat hij ongekend goed was in het schrijven van die korte oppervlakkige observaties die de lezer de ruimte geven om zelf verklaringen en motieven te bedenken. Uit meerdere voorbeelden die worden aangehaald in het boek blijkt overigens wel dat hij er niet voor terugschrok om daarbij wat hij waarnam naar eigen inzicht te vervormen en aan te vullen. Dat dan weer wel, maar dat is toch iets anders dan fictie!

Dat hij zo goed was in dit type beschrijvingen werd ontdekt bij Het Parool. In 1996, toen hij te gronde leek te gaan aan verslavingen, kreeg hij ineens het idee om rechtbankverslagen te gaan maken. Matthijs van Nieuwkerk, toen net hoofdredacteur, was bereid hem die kans te geven.

Hoe goed zijn stukjes ook in elkaar zitten, erg veel energie stak hij er blijkbaar niet in. Het kostte hem weinig moeite om zijn dagelijkse bijdrage te componeren. Daardoor bleef er genoeg tijd over om het werk aan de man te brengen, en daar was hij een meester in. In die zin was hij net als zijn vader een handelsman geworden. Eerder dat dan een artiest. Jean Pierre Geelen, die op de redactie van De Volkskrant nogal eens degene was die zijn stukjes moest checken, begon het op een gegeven moment ook op te vallen dat sommige dingen wel erg vaak terugkwamen. Zozeer dat hij de indruk kreeg dat er soms sprake was van een veredelde vorm van plagiaat.
Enfin: dit stukje telt exact 900 woorden.

Astrid Theunissen, De Schelmenjaren van Martin Bril, Meulenhoff, 2014


© 2014 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Martin Brils wereld in 900 woorden Frits Hoorweg
1115VG Bril
Ook de biografie van een beroemde schrijver moet gewoon als boek op zich worden beoordeeld. Of de schrijver terecht beroemd was en of hij wel een goed mens was zijn vragen waar de biograaf niet omheen kan, maar in de besprekingen van zo’n biografie lijkt het vaak wel of het alleen daar om gaat.

Laat ik daarom beginnen met vast te stellen dat ‘De schelmenjaren van Martin Bril’ van Astrid Theunissen goed geschreven is; niets op aan te merken, integendeel.
Tweede vraag: hoe waarheidsgetrouw is de weergave van de feiten? Nou, de schrijfster heeft een imposant rijtje van familieleden, vrienden en collega’s geïnterviewd, sommigen meermalen. Ze heeft hun verhalen onderling vergeleken en getoetst aan ‘geschreven en gesproken’ bronnen; wat wil je meer.

In de ‘Verantwoording’ (achterin het boek) spreekt zij trouwens verwondering uit over de bereidheid om mee te werken.
‘Dat uiteindelijk zoveel mensen zouden meewerken aan dit boek, had ik een jaar geleden niet verwacht. Veel intimi hielden in eerste instantie de boot af. Bril werd tot mijn verbazing een hot potato genoemd.’ En even verder: ‘…, hij had een roerig verleden en verkeerde in diverse kringetjes van mensen die elkaar onderling kennelijk niet lagen. Vandaar de terughoudendheid.’ Maar goed, het is dus na die eerste aarzelingen gelukt om voldoende medewerking te krijgen.
‘Anneke Stehouwer, de weduwe van Martin Bril, heeft geen medewerking verleend aan dit boek.’ Zo eindigt de schrijfster haar verantwoording, zonder nadere toelichting.

Martin Bril voerde zijn vrouw en kinderen nogal eens op in zijn verhalen. Daaruit is niet op te maken dat hij een ‘slechte’ man en vader zou zijn. Hij komt eerder over als een lichtelijk klunzige (aanstaande) vader; meer observator dan deelnemer, maar voor hoeveel vaders zou niet hetzelfde gelden? Toch was hij aan het eind van zijn leven (hij overleed in 2009) zeer ontevreden met de rol die hij gespeeld had en uit ‘getuigenverklaringen’ blijkt dat daar misschien ook wel enige reden voor was.

Schrijven over je dierbaren is link. In de ‘International New York Times’ (lievelingsblad van Bril) van 25 april 2014 stonden in de rubriek ‘Bookends’ toevallig twee interessante beschouwingen over het gebruik van je eigen gezin in literaire producten. Ene Leslie Jameson geeft aan dat er twee gevaren zijn: 1. Sterk autobiografische teksten blijven, uit vrees te kwetsen, teveel aan de oppervlakte en 2. De andere gezinsleden krijgen het gevoel dat hun iets wordt afgepakt, iets dat ze later terugkrijgen in een verwrongen vorm. Misschien is Bril zich van dat tweede bezwaar onvoldoende bewust geweest. Of hij wenste er geen rekening mee te houden, dat kan ook.

Hij was een groot ‘verkoper’ van zijn werk. Een van de mensen die Astrid Theunissen heeft geïnterviewd vraagt zich af of Bril wel vrienden had, of dat ‘wij allemaal netwerkrelaties waren’. Misschien was hij ook wel een sjacheraar die zich gunsten liet aanleunen in ruil voor vermelding van: een restaurant, een kledingzaak of een automerk. Voor bewonderaars is dat niet zo leuk om te vernemen, maar ach, het paste nu eenmaal in zijn stijl om dingen bij de naam te noemen en het niet bij een omschrijving te laten.

Interessant vond ik het vooral te lezen over zijn vele vergeefse pogingen om een ‘grote roman’ te schrijven. De informant die hierbij vooral aan bod komt is Dirk van Weelden, studievriend en medeauteur van ‘Arbeidsvitaminen, het ABC van Bril en Van Weelden’. Hij vat het op een gegeven moment ongeveer zo samen: boven de 900 woorden had Martin geen idee meer over de vorm (het precieze citaat kan ik niet meer vinden). Daar zit vast ook iets in, maar ik ben eerder geneigd om het vooral te zoeken in zijn onvermogen om fictie te schrijven. De langlopende serie Evelien heb ik altijd als een mislukking gezien, hoewel ze daar bij Vrij Nederland waarschijnlijk anders over dachten.

Maar ja, de andere kant was dat hij ongekend goed was in het schrijven van die korte oppervlakkige observaties die de lezer de ruimte geven om zelf verklaringen en motieven te bedenken. Uit meerdere voorbeelden die worden aangehaald in het boek blijkt overigens wel dat hij er niet voor terugschrok om daarbij wat hij waarnam naar eigen inzicht te vervormen en aan te vullen. Dat dan weer wel, maar dat is toch iets anders dan fictie!

Dat hij zo goed was in dit type beschrijvingen werd ontdekt bij Het Parool. In 1996, toen hij te gronde leek te gaan aan verslavingen, kreeg hij ineens het idee om rechtbankverslagen te gaan maken. Matthijs van Nieuwkerk, toen net hoofdredacteur, was bereid hem die kans te geven.

Hoe goed zijn stukjes ook in elkaar zitten, erg veel energie stak hij er blijkbaar niet in. Het kostte hem weinig moeite om zijn dagelijkse bijdrage te componeren. Daardoor bleef er genoeg tijd over om het werk aan de man te brengen, en daar was hij een meester in. In die zin was hij net als zijn vader een handelsman geworden. Eerder dat dan een artiest. Jean Pierre Geelen, die op de redactie van De Volkskrant nogal eens degene was die zijn stukjes moest checken, begon het op een gegeven moment ook op te vallen dat sommige dingen wel erg vaak terugkwamen. Zozeer dat hij de indruk kreeg dat er soms sprake was van een veredelde vorm van plagiaat.
Enfin: dit stukje telt exact 900 woorden.

Astrid Theunissen, De Schelmenjaren van Martin Bril, Meulenhoff, 2014
© 2014 Frits Hoorweg
powered by CJ2