archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Sanson, vijf generaties staatsdienaar Willem Minderhout

0919VG Bijlerik
Merteuil 17
Op de redactie van ‘Merteuil, the movie’ wordt hard gewerkt aan het script voor de volgende scenes uit het leven van Madame de Merteuil. In de zithoek zijn Jean Jacques Rousseau, Nicolas Rétif de la Bretonne, Madame Roland en Julien Offray de La Mettrie druk gesticulerend aan het discussiëren over het meest passende jeugdtrauma voor de markiezin. Aan de vergadertafel zijn Abbé Prévost, Jean-Baptiste de Boyer, markies d'Argens, madame Bois-Laurier, Giacomo Girolamo Casanova en Henry Fielding geconcentreerd bezig om een antwoord van Manon Lescaut op de brief van Madame Merteuil te schrijven. De regisseur loopt heen en weer. Af en toe mompelt hij zinnetjes als: ‘Wat een rampenfilm.’ ‘Kom nu verdomme eens met een script, ik wil verder.’ De zwoegende redacteuren slaan echter geen acht op hem. Ze laten hem wel regelmatig bier, wijn en chips aanrukken.

Plotseling komt er een postbode de kamer binnenrennen met een stuk papier in zijn hand. ‘Telegram voor de regisseur!. Spoed!’ De tot ober gedegradeerde regisseur herpakt zichzelf, gaat rechtop staan en trekt een belangrijk gezicht. ‘Geeft u maar hier.’ Hij geeft de postbode een louis d’or. De postbode buigt en verlaat de ruimte.

Terwijl de regisseur het telegram leest neemt zijn gemopper toe. ‘Stop maar, dames en heren. Spoedklus! Frits Hoorweg wil dat onze eerstvolgende scene een loflied op de ambtenaar is. Er moet weer zo nodig een speciale Leunstoel komen’. ‘Zit er een ambtenaar in onze cast?’ Onderzoekend kijken de redacteuren naar elkaar. ‘Een ambtenaar? Nee toch?’ Plotseling trekt Casanova zijn wenkbrauwen op. ‘Misschien is hij niet echt een ambtenaar, maar die Sam…, San…, Samsom of zo, die werkt exclusief voor de autoriteiten. Hij heeft al eens een puike rol gespeeld in deze film en ik heb zo’n vermoeden dat we hem nog wel eens terug zien.’ ‘Goed idee’, lacht de regisseur, ‘Sanson de beul! Dat ik daar zelf niet op gekomen ben. Weet iemand waar ik hem kan vinden?’ ‘In dezelfde cel als waar ik zal eindigen’, zegt Madame Roland. Hij is de markies de Merteuil aan het voorbereiden op zijn tocht naar de guillotine. Als u zich haast heeft hij misschien wel even tijd voor u.’

In een donkere cel zit markies de Merteuil, doodsbleek, op een bankje te luisteren naar de beul Henri Sanson, die hem het programma van de dag toelicht. ‘En als uw hoofd eenmaal in de mand ligt, dan … Ach wat er dan nog allemaal moet gebeuren hoef ik u natuurlijk niet uit te leggen. U bent er dan immers toch niet meer bij. Wees blij, zou ik bijna zeggen. U gaat vast een beter leven in het hiernamaals tegemoet. Ik zei vanochtend nog tegen mijn vrouw: ‘Vrouw’, zei ik, ‘ in wat voor wereld leven wij tegenwoordig. Niemand is zijn leven meer zeker.’

Met een hoop geknars wordt de celdeur opengeduwd. De regisseur, gevolgd door een cameraploeg, holt de cel binnen. ‘Heeft u even tijd voor een exclusief vraaggesprek voor het ambtenarennummer van De Leunstoel?' Geamuseerd kijkt de beul het gezelschap aan. ‘Goh, belangstelling voor mijn vak, dat kom ik niet vaak tegen. Ik wil er best wat over vertellen hoor. Meneer hier heeft toch geen haast. Vraagt u maar.’

De camera loopt. Henri Sanson staat ontspannen op de binnenplaats van de Conciergerie. De beul spreekt.

‘Het is geen makkelijk vak, maar wel een mooi vak. Het is ook een onmisbaar vak. Door mijn hand en door mijn hand alleen vergeldt de samenleving de misdaad. Stelt u zich eens voor hoe dat vroeger moet zijn geweest! Iedereen nam het heft in eigen hand. Bloedvetes en eerwraak zonder dat er een rechter aan te pas kwam. Ik ben blij dat we niet meer in zo’n soort samenleving leven. Alles gaat in ons land goed geordend. Er verandert natuurlijk wel veel. Vroeger voltrok ik vonnissen uit naam van de koning volgens het goddelijk recht en nu uit naam van de republiek volgens het natuurrecht. Mij maakt dat niet uit, zolang het maar volgens de regels van welk recht dan ook gebeurt. Dan kom je wel eens voor verrassingen te staan, natuurlijk. Mijn vader had eerst de heer Damiens als patiënt die wegens een moordaanslag op Lodewijk de XVI behandeld moest worden en later diezelfde Lodewijk die inmiddels veroordeeld was wegens landverraad. Het kan raar lopen, wil ik maar zeggen.

Ik ben al de vijfde generatie beul. Mijn bet-overgrootvader trouwde met de dochter van een beul. Zo is het begonnen. Ikzelf ben met het beulsvak opgegroeid, maar hij niet. Dan is het in het begin toch wel moeilijk. Bij zijn eerste executie, in Rouen in 1675, viel hij zelf in katzwijm nadat hij zijn patiënt met een staaf had bewerkt. Hij werd uitgejouwd door het publiek, dat zult u begrijpen. Een beul moet te allen tijde zichzelf onder controle kunnen houden. Op zo’n moment moet je als aankomend beul kiezen: ‘ga ik door, of kies ik een ander vak?’ Mijn overgrootvader ging door, verkreeg een hoge graad van vakbekwaamheid en heeft het vak van vader op zoon doorgegeven.

Het is echt een vak! Of misschien moet ik zeggen ‘was’, daar kom ik later op terug. Vooral het radbraken en vierendelen vereist veel inzicht in de menselijke anatomie en fysiologie. Je wilt natuurlijk niet dat de patiënt bij de eerste ingreep al het loodje legt. Je moet dat langzaam opbouwen. Maar ook op het eerste gezicht simpele ingrepen als geselen en brandmerken zijn niet aan iedereen toe te vertrouwen. Sommige brandmerken zijn zo slordig aangebracht dat het meer op een brandvlek lijkt. De patiënt kan dan later zeggen dat het het gevolg is van een ongelukje met de theeketel toen hij een kleuter was. Nee, een goed brandmerk zetten vereist een vaste hand en een goede timing.

Waar ik wel bang voor ben is de devaluatie van ons vak. Ik vraag me wel eens af: ‘Zal mijn zoon in mijn voetsporen kunnen treden, zoals al die Sansons voor hem?’ Hij wil graag, maar er is veel concurrentie. Er wordt nu zelfs al gepraat over openbaar aanbesteden. Maar wie garandeert dan de kwaliteit?

Sinds die guillotine is ingevoerd kan iedereen wel de beul uithangen. Het is kinderspel. Mijn vader heeft zelfs nog meegewerkt aan de ontwikkeling van dat apparaat. Hij zag er de gevaren voor het vakmanschap ook van in, maar hij zei altijd, ‘Jongen’, zei hij, ‘dat is de vooruitgang en die houd je toch niet tegen.’ Weet u trouwens dat ook Lodewijk XVI - burger Capet, bedoel ik - nog aan het ontwerp van de guillotine heeft meegewerkt? Hij was dol op mechaniekjes en machines.

Ik weet overigens niet of mijn vader helemaal gelijk had. Ik bedoel: wat is nou de afschrikkende werking nog heden ten dage? Vroeger, na een stevige vierendeling, haalde je het wel uit je hoofd om de wet te overtreden. En nu? Tsjink, floep, bonk, gebeurd! Dat schrikt toch niet af? En dat merken wij! Wachtlijsten, meneer! En dan klagen de burgers natuurlijk weer over ons. Alsof wij die wachtlijsten gecreëerd hebben!

Ik houd mij ook graag bezig met de filosofische achtergronden van ons vak. Zo’n Jean-Jacques Rousseau heeft het goed onder woorden gebracht. Ik vond hem eerst een gevaarlijke nieuwlichter, maar hij bewijst in mijn ogen dat het noodzakelijk is dat de vijanden van de volkswil ter dood worden gebracht. Zoals ik u eerder al vertelde is die volkswil nogal wispelturig. Waar ik zelf altijd om moet grinniken is dat ik eerst Marie Antoinette als patiënt kreeg en daarna haar aanklager, Foucquier-Tinville. Bij ons beulen gaat nu de grap rond dat we straks Robespierre zelf nog ter behandeling krijgen. ’t Is maar een grapje natuurlijk, maar het tekent de grote volatiliteit in het bestuur. En dan is het maar goed dat er dienaren van de staat zijn, simpele lieden in de uitvoerende dienst, die er toch voor zorgen dat het werk gedaan wordt.
 
 
*************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl


© 2012 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Sanson, vijf generaties staatsdienaar Willem Minderhout
0919VG Bijlerik
Merteuil 17
Op de redactie van ‘Merteuil, the movie’ wordt hard gewerkt aan het script voor de volgende scenes uit het leven van Madame de Merteuil. In de zithoek zijn Jean Jacques Rousseau, Nicolas Rétif de la Bretonne, Madame Roland en Julien Offray de La Mettrie druk gesticulerend aan het discussiëren over het meest passende jeugdtrauma voor de markiezin. Aan de vergadertafel zijn Abbé Prévost, Jean-Baptiste de Boyer, markies d'Argens, madame Bois-Laurier, Giacomo Girolamo Casanova en Henry Fielding geconcentreerd bezig om een antwoord van Manon Lescaut op de brief van Madame Merteuil te schrijven. De regisseur loopt heen en weer. Af en toe mompelt hij zinnetjes als: ‘Wat een rampenfilm.’ ‘Kom nu verdomme eens met een script, ik wil verder.’ De zwoegende redacteuren slaan echter geen acht op hem. Ze laten hem wel regelmatig bier, wijn en chips aanrukken.

Plotseling komt er een postbode de kamer binnenrennen met een stuk papier in zijn hand. ‘Telegram voor de regisseur!. Spoed!’ De tot ober gedegradeerde regisseur herpakt zichzelf, gaat rechtop staan en trekt een belangrijk gezicht. ‘Geeft u maar hier.’ Hij geeft de postbode een louis d’or. De postbode buigt en verlaat de ruimte.

Terwijl de regisseur het telegram leest neemt zijn gemopper toe. ‘Stop maar, dames en heren. Spoedklus! Frits Hoorweg wil dat onze eerstvolgende scene een loflied op de ambtenaar is. Er moet weer zo nodig een speciale Leunstoel komen’. ‘Zit er een ambtenaar in onze cast?’ Onderzoekend kijken de redacteuren naar elkaar. ‘Een ambtenaar? Nee toch?’ Plotseling trekt Casanova zijn wenkbrauwen op. ‘Misschien is hij niet echt een ambtenaar, maar die Sam…, San…, Samsom of zo, die werkt exclusief voor de autoriteiten. Hij heeft al eens een puike rol gespeeld in deze film en ik heb zo’n vermoeden dat we hem nog wel eens terug zien.’ ‘Goed idee’, lacht de regisseur, ‘Sanson de beul! Dat ik daar zelf niet op gekomen ben. Weet iemand waar ik hem kan vinden?’ ‘In dezelfde cel als waar ik zal eindigen’, zegt Madame Roland. Hij is de markies de Merteuil aan het voorbereiden op zijn tocht naar de guillotine. Als u zich haast heeft hij misschien wel even tijd voor u.’

In een donkere cel zit markies de Merteuil, doodsbleek, op een bankje te luisteren naar de beul Henri Sanson, die hem het programma van de dag toelicht. ‘En als uw hoofd eenmaal in de mand ligt, dan … Ach wat er dan nog allemaal moet gebeuren hoef ik u natuurlijk niet uit te leggen. U bent er dan immers toch niet meer bij. Wees blij, zou ik bijna zeggen. U gaat vast een beter leven in het hiernamaals tegemoet. Ik zei vanochtend nog tegen mijn vrouw: ‘Vrouw’, zei ik, ‘ in wat voor wereld leven wij tegenwoordig. Niemand is zijn leven meer zeker.’

Met een hoop geknars wordt de celdeur opengeduwd. De regisseur, gevolgd door een cameraploeg, holt de cel binnen. ‘Heeft u even tijd voor een exclusief vraaggesprek voor het ambtenarennummer van De Leunstoel?' Geamuseerd kijkt de beul het gezelschap aan. ‘Goh, belangstelling voor mijn vak, dat kom ik niet vaak tegen. Ik wil er best wat over vertellen hoor. Meneer hier heeft toch geen haast. Vraagt u maar.’

De camera loopt. Henri Sanson staat ontspannen op de binnenplaats van de Conciergerie. De beul spreekt.

‘Het is geen makkelijk vak, maar wel een mooi vak. Het is ook een onmisbaar vak. Door mijn hand en door mijn hand alleen vergeldt de samenleving de misdaad. Stelt u zich eens voor hoe dat vroeger moet zijn geweest! Iedereen nam het heft in eigen hand. Bloedvetes en eerwraak zonder dat er een rechter aan te pas kwam. Ik ben blij dat we niet meer in zo’n soort samenleving leven. Alles gaat in ons land goed geordend. Er verandert natuurlijk wel veel. Vroeger voltrok ik vonnissen uit naam van de koning volgens het goddelijk recht en nu uit naam van de republiek volgens het natuurrecht. Mij maakt dat niet uit, zolang het maar volgens de regels van welk recht dan ook gebeurt. Dan kom je wel eens voor verrassingen te staan, natuurlijk. Mijn vader had eerst de heer Damiens als patiënt die wegens een moordaanslag op Lodewijk de XVI behandeld moest worden en later diezelfde Lodewijk die inmiddels veroordeeld was wegens landverraad. Het kan raar lopen, wil ik maar zeggen.

Ik ben al de vijfde generatie beul. Mijn bet-overgrootvader trouwde met de dochter van een beul. Zo is het begonnen. Ikzelf ben met het beulsvak opgegroeid, maar hij niet. Dan is het in het begin toch wel moeilijk. Bij zijn eerste executie, in Rouen in 1675, viel hij zelf in katzwijm nadat hij zijn patiënt met een staaf had bewerkt. Hij werd uitgejouwd door het publiek, dat zult u begrijpen. Een beul moet te allen tijde zichzelf onder controle kunnen houden. Op zo’n moment moet je als aankomend beul kiezen: ‘ga ik door, of kies ik een ander vak?’ Mijn overgrootvader ging door, verkreeg een hoge graad van vakbekwaamheid en heeft het vak van vader op zoon doorgegeven.

Het is echt een vak! Of misschien moet ik zeggen ‘was’, daar kom ik later op terug. Vooral het radbraken en vierendelen vereist veel inzicht in de menselijke anatomie en fysiologie. Je wilt natuurlijk niet dat de patiënt bij de eerste ingreep al het loodje legt. Je moet dat langzaam opbouwen. Maar ook op het eerste gezicht simpele ingrepen als geselen en brandmerken zijn niet aan iedereen toe te vertrouwen. Sommige brandmerken zijn zo slordig aangebracht dat het meer op een brandvlek lijkt. De patiënt kan dan later zeggen dat het het gevolg is van een ongelukje met de theeketel toen hij een kleuter was. Nee, een goed brandmerk zetten vereist een vaste hand en een goede timing.

Waar ik wel bang voor ben is de devaluatie van ons vak. Ik vraag me wel eens af: ‘Zal mijn zoon in mijn voetsporen kunnen treden, zoals al die Sansons voor hem?’ Hij wil graag, maar er is veel concurrentie. Er wordt nu zelfs al gepraat over openbaar aanbesteden. Maar wie garandeert dan de kwaliteit?

Sinds die guillotine is ingevoerd kan iedereen wel de beul uithangen. Het is kinderspel. Mijn vader heeft zelfs nog meegewerkt aan de ontwikkeling van dat apparaat. Hij zag er de gevaren voor het vakmanschap ook van in, maar hij zei altijd, ‘Jongen’, zei hij, ‘dat is de vooruitgang en die houd je toch niet tegen.’ Weet u trouwens dat ook Lodewijk XVI - burger Capet, bedoel ik - nog aan het ontwerp van de guillotine heeft meegewerkt? Hij was dol op mechaniekjes en machines.

Ik weet overigens niet of mijn vader helemaal gelijk had. Ik bedoel: wat is nou de afschrikkende werking nog heden ten dage? Vroeger, na een stevige vierendeling, haalde je het wel uit je hoofd om de wet te overtreden. En nu? Tsjink, floep, bonk, gebeurd! Dat schrikt toch niet af? En dat merken wij! Wachtlijsten, meneer! En dan klagen de burgers natuurlijk weer over ons. Alsof wij die wachtlijsten gecreëerd hebben!

Ik houd mij ook graag bezig met de filosofische achtergronden van ons vak. Zo’n Jean-Jacques Rousseau heeft het goed onder woorden gebracht. Ik vond hem eerst een gevaarlijke nieuwlichter, maar hij bewijst in mijn ogen dat het noodzakelijk is dat de vijanden van de volkswil ter dood worden gebracht. Zoals ik u eerder al vertelde is die volkswil nogal wispelturig. Waar ik zelf altijd om moet grinniken is dat ik eerst Marie Antoinette als patiënt kreeg en daarna haar aanklager, Foucquier-Tinville. Bij ons beulen gaat nu de grap rond dat we straks Robespierre zelf nog ter behandeling krijgen. ’t Is maar een grapje natuurlijk, maar het tekent de grote volatiliteit in het bestuur. En dan is het maar goed dat er dienaren van de staat zijn, simpele lieden in de uitvoerende dienst, die er toch voor zorgen dat het werk gedaan wordt.
 
 
*************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2012 Willem Minderhout
powered by CJ2