archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Een ramp! (Merteuil 12) Willem Minderhout

0912VG Stoel
Het ware leven van Madame de Merteuil (12)

In de knusse salon van Huis Valmont loopt Madame de Merteuil ongedurig heen en weer. Aan tafel zitten twee filmregisseurs in wie wij Miloš Forman en Walerian Borowczyk menen te herkennen. Ze kijken wat bedrukt terwijl ze met hun ogen de ijsberende markiezin volgen. Als ze eindelijk stil staat kijkt ze de beide heren strak aan en zegt ieder woord met kracht uitspuwend: ‘Dit. Is. Een. Ramp!’

Er volgt een pijnlijke stilte, slechts verbroken door het getik van een groot slingeruurwerk. De regisseurs kijken weg en zeggen geen woord. Na een paar minuten lijkt de markiezin tot bedaren te zijn gekomen. Ze neemt ook plaats aan tafel en steekt van wal.

‘Heren, onze rolverdeling leek me helder. Ik zou bepalen hoe mijn leven er uitgezien had moeten hebben en een regisseur zou dat zo nauwkeurig mogelijk filmen. Dat leek heel goed te gaan, maar nu dreigt het verhaal al weer met me op de loop te gaan. En als ik dan u, als regisseur, tot de orde wil roepen dan blijkt dat ook weer een onderdeel van de film te zijn die weer door een andere regisseur in beeld wordt gebracht. Dat irriteert me mateloos. Ik stel daarom voor dat een van u dit pand en daarmee deze film verlaat. Uiteraard is degene van u die mij plechtig belooft om mijn instructies op te volgen, en van niemand anders, degene waaraan ik de voorkeur zal geven. U kunt kiezen of delen.’

De regisseurs kijken elkaar met een veelbetekenende blik aan. Uiteindelijk schraapt ‘Walerian’ zijn keel en zegt zacht: ‘Lieve mevrouw, het heeft geen zin.’ ‘Wat heeft geen zin?’ ‘U kunt wegsturen wie u wil, er is altijd weer een ander.’ ‘Een ander? Hoe bedoelt u?’ ‘Kijkt u maar achter u. Ook deze scène wordt weer in beeld gebracht.’ ‘Mijn hemel, er staat weer een regisseur naast de filmcrew. Het lijkt verdikkie Stephen Frears wel. Komt u ook even aan tafel zitten, alstublieft!’

‘Blijf alsjeblieft weg, Stephen’, roept ‘Miloš’. ‘Hoe durft u me tegen te spreken?’ ‘We zeiden het toch al: het heeft geen zin. Als Stephen hier komt zitten, staat daar in een oogwenk weer een vierde regisseur. Misschien Alfred Hitchcock himself wel, of allebei de Coen brothers, of Eddy Terstall.’ ‘Legt u mij dat dan maar eens uit …’

‘Het is allemaal de schuld van de scenarist. Wij zijn net zomin vrij als u. Alles is voorbestemd in het script. Meestal is daar goed mee te leven, maar soms dwingt het script ons tot de meest verschrikkelijke dingen. U moet dat ons maar niet kwalijk nemen.’

Madame de Merteuil droomt een ogenblik weg. Ze loopt als klein meisje door de verlaten straten van Troyes. Plotseling komt ze op een groot plein, waar een machtige kathedraal oprijst. Ze kan zich niet herinneren hier ooit eerder te zijn geweest. Hoe kan het bestaan van dit enorme bouwwerk haar ontgaan zijn? Midden op het plein staat een enorm standbeeld. Het stelt een man van middelbare leeftijd voor, omringd door grote stapels boeken. Voor hem staat een geheimzinnig instrument waarin ze een ´laptop´ herkent. ´Sint Scenario´, staat in de sokkel gebeiteld, ´Fatum Mundi´. Als ze dichterbij komt, draait het standbeeld plotseling zijn hoofd in haar richting en grijnst afzichtelijk. Ze schrikt wakker. Aan tafel blijkt nu ook ineens een Anglicaanse bisschop te zijn aangeschoven.

´Wie bent u nu weer?´ ‘Kent u me niet? We zijn toch min of meer tijdgenoten, al was ik al overleden toen u uw grootste triomfen vierde.’ ‘Meneer, of eerwaarde, of hoe u dan ook aangesproken dient te worden, ik verzoek u om niet in raadselen te spreken.’ ‘Ik ben de bisschop van Cloyne, maar u mag me gerust George noemen. George Berkeley, om u te dienen.’ ‘En hoe komt u zo in dit verhaal – ik wilde bijna zeggen ‘mijn verhaal’ maar dat begin ik zeer te betwijfelen – terecht?’ ‘Ik ben specialist in de exegese van de leer van Sint Scenario. Ik heb de indruk dat u daar op dit moment enige behoefte aan heeft. ‘

Madame de Merteuil en de bisschop van Cloyne wandelen door de tuin. De bisschop vertelt. ‘U moet weten, Madame, dat wij – wij doden en romanfiguren, bedoel ik – alleen bestaan voor zover Sint Scenario aandacht aan ons besteedt. Esse est percipi, zoals ik dat ooit zo kernachtig verwoordde. Zijn is waargenomen worden. Ook – juist – op momenten dat wij denken uit vrije wil te handelen, dan blijkt dat toch allemaal voorbeschikt te zijn – verzonnen zo u wilt – door deze hogere macht. Op het moment dat Sint Scenario zijn blik van u afwendt … Op dat moment houdt u op te bestaan.‘ ‘Maar is Sint Scenario dan wel vrij?’ ‘Nee, uiteraard niet. Hij dient zich te bewegen binnen de ruimte die zijn hoofdredacteur, in dit geval Frits Hoorweg, hem biedt.’

‘Hoorweg? Sint Eustachius!!’ Weer droomt de markiezin weg en weer komt ze op het plein voor de kathedraal terecht. Bovenop de kathedraal staat nog een beeld, een majestueus beeld van een heilige met heel kort haar en een strenge bril, gezeten in een imposante leunstoel. In gouden letters staat zijn naam Sint Eustachius op de rug van de leunstoel geschreven.

‘Maar George, dit wil er bij mij niet in. Ik ben verdikkie niet voor niets opgevoed door mijn door en door rationalistische en materialistische vader! Als het mij tenminste ooit lukt om dat verhaal, dat ik het ware verhaal van mijn leven acht, te vertellen. Ik weiger te aanvaarden dat ik slechts een verzinsel ben. Wat denken die heiligen wel?’ ‘Die heiligen zijn, net als alle stervelingen, net als alles wat wij op aarde menen waar te nemen, net als de kosmos waarvan wij denken dat die zich buiten onze aarde bevindt, slechts gedachtespinsels van de Allerhoogste. Als u wat langer verblijft in de tijd waarin u nu verzonnen wordt, dan zal u dat kristalhelder worden. Esse est percipi, is in dit tijdsgewricht de norm geworden. Mensen willen opvallen, gezien worden door hun medemensen, het liefst door zoveel mogelijk tegelijkertijd. ‘Bekende mensen’ zijn de nieuwe heiligen. IJdelheid uiteraard. Uiteindelijk zijn ze slechts lucht en leegte zodra de allerhoogste geen zin meer heeft om acht op ze te slaan. Maar ik hoop dat u me nu wilt verontschuldigen. Ik had me voorgenomen om in de korte spanne tijds die Sint Scenario me in dit verhaal had toegedicht ergens een glas Guinness te gaan drinken. Een futiele wens, uiteraard, maar een bisschop is ook maar een mens.’

Madame de Merteuil zit weer aan de salontafel naast een regisseur in wie wij afwisselend Miloš Forman en Stephen Frears menen te herkennen. ‘Dus ik ben slechts een verzinsel’, verzucht de markiezin, ‘alles ligt vast in een script.’ ‘Ik vrees van wel.’ ‘En wat staat er nu in dat script?’ Stephen Forman haalt een verfrommeld stuk papier uit zijn zak en leest: Verstrooid bladerde Madame de Merteuil in een krant. Toen stiet zij een kreet van verrassing.’

Verstrooid bladerde Madame de Merteuil in een krant. Toen stiet zij een kreet van verrassing. ’Bavianen herkennen woorden van vier letters’, las zij een krantenkop hardop voor. Oom Julien had toch gelijk!
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2012 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Een ramp! (Merteuil 12) Willem Minderhout
0912VG Stoel
Het ware leven van Madame de Merteuil (12)

In de knusse salon van Huis Valmont loopt Madame de Merteuil ongedurig heen en weer. Aan tafel zitten twee filmregisseurs in wie wij Miloš Forman en Walerian Borowczyk menen te herkennen. Ze kijken wat bedrukt terwijl ze met hun ogen de ijsberende markiezin volgen. Als ze eindelijk stil staat kijkt ze de beide heren strak aan en zegt ieder woord met kracht uitspuwend: ‘Dit. Is. Een. Ramp!’

Er volgt een pijnlijke stilte, slechts verbroken door het getik van een groot slingeruurwerk. De regisseurs kijken weg en zeggen geen woord. Na een paar minuten lijkt de markiezin tot bedaren te zijn gekomen. Ze neemt ook plaats aan tafel en steekt van wal.

‘Heren, onze rolverdeling leek me helder. Ik zou bepalen hoe mijn leven er uitgezien had moeten hebben en een regisseur zou dat zo nauwkeurig mogelijk filmen. Dat leek heel goed te gaan, maar nu dreigt het verhaal al weer met me op de loop te gaan. En als ik dan u, als regisseur, tot de orde wil roepen dan blijkt dat ook weer een onderdeel van de film te zijn die weer door een andere regisseur in beeld wordt gebracht. Dat irriteert me mateloos. Ik stel daarom voor dat een van u dit pand en daarmee deze film verlaat. Uiteraard is degene van u die mij plechtig belooft om mijn instructies op te volgen, en van niemand anders, degene waaraan ik de voorkeur zal geven. U kunt kiezen of delen.’

De regisseurs kijken elkaar met een veelbetekenende blik aan. Uiteindelijk schraapt ‘Walerian’ zijn keel en zegt zacht: ‘Lieve mevrouw, het heeft geen zin.’ ‘Wat heeft geen zin?’ ‘U kunt wegsturen wie u wil, er is altijd weer een ander.’ ‘Een ander? Hoe bedoelt u?’ ‘Kijkt u maar achter u. Ook deze scène wordt weer in beeld gebracht.’ ‘Mijn hemel, er staat weer een regisseur naast de filmcrew. Het lijkt verdikkie Stephen Frears wel. Komt u ook even aan tafel zitten, alstublieft!’

‘Blijf alsjeblieft weg, Stephen’, roept ‘Miloš’. ‘Hoe durft u me tegen te spreken?’ ‘We zeiden het toch al: het heeft geen zin. Als Stephen hier komt zitten, staat daar in een oogwenk weer een vierde regisseur. Misschien Alfred Hitchcock himself wel, of allebei de Coen brothers, of Eddy Terstall.’ ‘Legt u mij dat dan maar eens uit …’

‘Het is allemaal de schuld van de scenarist. Wij zijn net zomin vrij als u. Alles is voorbestemd in het script. Meestal is daar goed mee te leven, maar soms dwingt het script ons tot de meest verschrikkelijke dingen. U moet dat ons maar niet kwalijk nemen.’

Madame de Merteuil droomt een ogenblik weg. Ze loopt als klein meisje door de verlaten straten van Troyes. Plotseling komt ze op een groot plein, waar een machtige kathedraal oprijst. Ze kan zich niet herinneren hier ooit eerder te zijn geweest. Hoe kan het bestaan van dit enorme bouwwerk haar ontgaan zijn? Midden op het plein staat een enorm standbeeld. Het stelt een man van middelbare leeftijd voor, omringd door grote stapels boeken. Voor hem staat een geheimzinnig instrument waarin ze een ´laptop´ herkent. ´Sint Scenario´, staat in de sokkel gebeiteld, ´Fatum Mundi´. Als ze dichterbij komt, draait het standbeeld plotseling zijn hoofd in haar richting en grijnst afzichtelijk. Ze schrikt wakker. Aan tafel blijkt nu ook ineens een Anglicaanse bisschop te zijn aangeschoven.

´Wie bent u nu weer?´ ‘Kent u me niet? We zijn toch min of meer tijdgenoten, al was ik al overleden toen u uw grootste triomfen vierde.’ ‘Meneer, of eerwaarde, of hoe u dan ook aangesproken dient te worden, ik verzoek u om niet in raadselen te spreken.’ ‘Ik ben de bisschop van Cloyne, maar u mag me gerust George noemen. George Berkeley, om u te dienen.’ ‘En hoe komt u zo in dit verhaal – ik wilde bijna zeggen ‘mijn verhaal’ maar dat begin ik zeer te betwijfelen – terecht?’ ‘Ik ben specialist in de exegese van de leer van Sint Scenario. Ik heb de indruk dat u daar op dit moment enige behoefte aan heeft. ‘

Madame de Merteuil en de bisschop van Cloyne wandelen door de tuin. De bisschop vertelt. ‘U moet weten, Madame, dat wij – wij doden en romanfiguren, bedoel ik – alleen bestaan voor zover Sint Scenario aandacht aan ons besteedt. Esse est percipi, zoals ik dat ooit zo kernachtig verwoordde. Zijn is waargenomen worden. Ook – juist – op momenten dat wij denken uit vrije wil te handelen, dan blijkt dat toch allemaal voorbeschikt te zijn – verzonnen zo u wilt – door deze hogere macht. Op het moment dat Sint Scenario zijn blik van u afwendt … Op dat moment houdt u op te bestaan.‘ ‘Maar is Sint Scenario dan wel vrij?’ ‘Nee, uiteraard niet. Hij dient zich te bewegen binnen de ruimte die zijn hoofdredacteur, in dit geval Frits Hoorweg, hem biedt.’

‘Hoorweg? Sint Eustachius!!’ Weer droomt de markiezin weg en weer komt ze op het plein voor de kathedraal terecht. Bovenop de kathedraal staat nog een beeld, een majestueus beeld van een heilige met heel kort haar en een strenge bril, gezeten in een imposante leunstoel. In gouden letters staat zijn naam Sint Eustachius op de rug van de leunstoel geschreven.

‘Maar George, dit wil er bij mij niet in. Ik ben verdikkie niet voor niets opgevoed door mijn door en door rationalistische en materialistische vader! Als het mij tenminste ooit lukt om dat verhaal, dat ik het ware verhaal van mijn leven acht, te vertellen. Ik weiger te aanvaarden dat ik slechts een verzinsel ben. Wat denken die heiligen wel?’ ‘Die heiligen zijn, net als alle stervelingen, net als alles wat wij op aarde menen waar te nemen, net als de kosmos waarvan wij denken dat die zich buiten onze aarde bevindt, slechts gedachtespinsels van de Allerhoogste. Als u wat langer verblijft in de tijd waarin u nu verzonnen wordt, dan zal u dat kristalhelder worden. Esse est percipi, is in dit tijdsgewricht de norm geworden. Mensen willen opvallen, gezien worden door hun medemensen, het liefst door zoveel mogelijk tegelijkertijd. ‘Bekende mensen’ zijn de nieuwe heiligen. IJdelheid uiteraard. Uiteindelijk zijn ze slechts lucht en leegte zodra de allerhoogste geen zin meer heeft om acht op ze te slaan. Maar ik hoop dat u me nu wilt verontschuldigen. Ik had me voorgenomen om in de korte spanne tijds die Sint Scenario me in dit verhaal had toegedicht ergens een glas Guinness te gaan drinken. Een futiele wens, uiteraard, maar een bisschop is ook maar een mens.’

Madame de Merteuil zit weer aan de salontafel naast een regisseur in wie wij afwisselend Miloš Forman en Stephen Frears menen te herkennen. ‘Dus ik ben slechts een verzinsel’, verzucht de markiezin, ‘alles ligt vast in een script.’ ‘Ik vrees van wel.’ ‘En wat staat er nu in dat script?’ Stephen Forman haalt een verfrommeld stuk papier uit zijn zak en leest: Verstrooid bladerde Madame de Merteuil in een krant. Toen stiet zij een kreet van verrassing.’

Verstrooid bladerde Madame de Merteuil in een krant. Toen stiet zij een kreet van verrassing. ’Bavianen herkennen woorden van vier letters’, las zij een krantenkop hardop voor. Oom Julien had toch gelijk!
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2012 Willem Minderhout
powered by CJ2