archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Altijd weer naar school Gerbrand Muller

0719VG Droom
Wie droomt niet in zijn latere leven dat hij weer op school zit? Een beurt krijgt en geen woord kan uitbrengen (thuis kon je de rijtjes opdreunen –Bänke Gänse Städte Hände, Mäuse Mägde Nüsse Nächte... ho toe tooj ton, hè tès tèj tèn, to toe tooj to... evenhoevigen: varkens, nijlpaarden, herten, kamelen; onevenhoevigen: paarden, ezels, neushoorns... – nu ligt je tong verlamd in je mond)? Weer examen doet (om je heen zitten jonge mensen, kinderen nog, te schrijven, zij hebben hard gewerkt en zullen het examen wel halen, maar jij bent oud en had de kracht niet meer om de stof in je hoofd te stampen, zelfs ben je nu bijna te moe om je pen vast te houden)?

Kort geleden droomde ik dat ik voor de derde keer te laat kwam bij juffrouw Hiemstra.
Ik zit thuis en kijk door het raam naar de tuin waar natte, in de zon blinkende bomen door de wind worden bewogen en verbaas me over de eindeloze schakeringen groen, als me te binnen schiet dat we deze morgen een proefwerk hebben.
Ik haast me naar school. De morgen is al bijna voorbij, het heeft eigenlijk geen zin meer om te gaan, maar door mijn vergeetachtigheid heb ik eerder al twee repetities gemist en als ik voor dit proefwerk geen voldoende haal zal ik blijven zitten. Dat zal trouwens toch wel gebeuren, want ik heb de laatste tijd alleen maar onvoldoendes gehaald.

De schooldeur staat open. Ik sluip door de stille gang naar ons klaslokaal en open de deur. Nog voordat ik een voet over de drempel heb gezet barst ik in gejammer los: ik ben te laat, al voor de derde keer, ik weet het, dat is erg, ik begrijp zelf niet hoe ik kon vergeten dat we een proefwerk hadden, terwijl ik geen kans meer mag missen om mijn cijfers op te halen, hoe kon ik zo verstrooid zijn, jawel dat moet de juffrouw geloven, het was alleen maar vergeetachtigheid, echt, en mag ik nu alsjeblieft nog binnenkomen en het proefwerk maken? Juffrouw Hiemstra luistert met een ijzig gezicht, schudt haar hoofd, maar geeft me tenslotte toch mijn zin: als ik zo gek ben te willen proberen in de korte tijd die nog rest het proefwerk te maken heb ik haar zegen.

De eerste slag is gewonnen: ik mag het schier onmogelijke proberen. Ik heb me niet op het proefwerk voorbereid, anders dan mijn klasgenoten, terwijl er nog geen tiende van de tijd overschiet. En zij hebben hersens, terwijl mijn hoofd gevuld is met klei. De kans dat ik een voldoende zal halen is miniem, maar niet geschoten is altijd mis.

De juffrouw overhandigt me het proefwerk: geen vel papier maar een glazen plaat waarop kleurige letters aan- en uitflitsen. Ik bekijk de plaat met argwaan en begeef me naar mijn plaats. Met de moed der wanhoop begin ik aan de eerste opgave. Ik lees de kleurige letters aandachtig, eenmaal, andermaal, maar ik begrijp er geen jota van. Mijn ogen gaan naar de tweede opgave. Ook deze lijkt in geheimtaal geschreven. Ik lees de flitsende zinnen vele malen in de hoop geleidelijk hun betekenis te kunnen doorgronden, tevergeefs. Ik kijk om me heen. Rustig zitten mijn klasgenoten te schrijven: voor hen bevatten de opgaven geen geheimen.

Een klasgenote buigt zich naar me toe terwijl haar lippen geluidloze woorden vormen. Lief van haar om me te willen voorzeggen, aardig ook dat ze aanneemt dat een paar woorden genoeg zullen zijn om mij alles duidelijk te maken. Terwijl ik naar haar lippen kijk begint me inderdaad iets te dagen, maar te weinig om me op weg te helpen... Ik buig me weer over de glazen plaat. Als ik de teksten maar vaak genoeg herlees zal ik er misschien toch iets van begrijpen. Och, gaf juffrouw Hiemstra me maar een kwartiertje extra, dan zou het me misschien lukken om een of twee vragen te beantwoorden. Ik wil zó graag mijn best doen, alles op alles zetten om mijn achterstand in te halen...
Soms – is het oprecht gemeend of doe ik het alleen omdat ik intens iets van haar gedaan wil krijgen? - hef ik mijn hoofd op en roep luid dat er geen aardiger iemand op de wereld bestaat dan juffrouw Hiemstra: ik kwam te laat en zij liet me binnen, mij, die al zo vaak te laat kwam en er steeds de kantjes afliep, ik verdien van school gestuurd te worden, maar zij gaf me nog een kans en stond me toe om dit proefwerk te maken.

Geleidelijk – maar wat is langzaam, wat snel in een droom? – komen juffrouw Hiemstra en ik nader tot elkaar. Als de tijd voor het proefwerk om is staat ze me toe om nog te blijven. En naarmate de droom vordert wordt ze liever. Ik mag – het proefwerk is nu achter de rug – voortaan na schooltijd blijven werken om mijn achterstanden in te halen. Ik zit op een hoge kruk achter een lessenaar, mijn hoofd bijna tegen het plafond. Juffrouw Hiemstra verlaat af en toe haar naast de school gelegen gezellige huis vol met gasten om naar me te kijken en me aan te moedigen. We zijn het eens: als ik hard werk is er nog niets verloren en wie zegt dat het dan niet nog goed met me zal komen?

Overdag leef ik het leven van een eenenzeventigjarige man, ’s nachts is dat anders.
 
***********************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
 
****************************


© 2010 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Altijd weer naar school Gerbrand Muller
0719VG Droom
Wie droomt niet in zijn latere leven dat hij weer op school zit? Een beurt krijgt en geen woord kan uitbrengen (thuis kon je de rijtjes opdreunen –Bänke Gänse Städte Hände, Mäuse Mägde Nüsse Nächte... ho toe tooj ton, hè tès tèj tèn, to toe tooj to... evenhoevigen: varkens, nijlpaarden, herten, kamelen; onevenhoevigen: paarden, ezels, neushoorns... – nu ligt je tong verlamd in je mond)? Weer examen doet (om je heen zitten jonge mensen, kinderen nog, te schrijven, zij hebben hard gewerkt en zullen het examen wel halen, maar jij bent oud en had de kracht niet meer om de stof in je hoofd te stampen, zelfs ben je nu bijna te moe om je pen vast te houden)?

Kort geleden droomde ik dat ik voor de derde keer te laat kwam bij juffrouw Hiemstra.
Ik zit thuis en kijk door het raam naar de tuin waar natte, in de zon blinkende bomen door de wind worden bewogen en verbaas me over de eindeloze schakeringen groen, als me te binnen schiet dat we deze morgen een proefwerk hebben.
Ik haast me naar school. De morgen is al bijna voorbij, het heeft eigenlijk geen zin meer om te gaan, maar door mijn vergeetachtigheid heb ik eerder al twee repetities gemist en als ik voor dit proefwerk geen voldoende haal zal ik blijven zitten. Dat zal trouwens toch wel gebeuren, want ik heb de laatste tijd alleen maar onvoldoendes gehaald.

De schooldeur staat open. Ik sluip door de stille gang naar ons klaslokaal en open de deur. Nog voordat ik een voet over de drempel heb gezet barst ik in gejammer los: ik ben te laat, al voor de derde keer, ik weet het, dat is erg, ik begrijp zelf niet hoe ik kon vergeten dat we een proefwerk hadden, terwijl ik geen kans meer mag missen om mijn cijfers op te halen, hoe kon ik zo verstrooid zijn, jawel dat moet de juffrouw geloven, het was alleen maar vergeetachtigheid, echt, en mag ik nu alsjeblieft nog binnenkomen en het proefwerk maken? Juffrouw Hiemstra luistert met een ijzig gezicht, schudt haar hoofd, maar geeft me tenslotte toch mijn zin: als ik zo gek ben te willen proberen in de korte tijd die nog rest het proefwerk te maken heb ik haar zegen.

De eerste slag is gewonnen: ik mag het schier onmogelijke proberen. Ik heb me niet op het proefwerk voorbereid, anders dan mijn klasgenoten, terwijl er nog geen tiende van de tijd overschiet. En zij hebben hersens, terwijl mijn hoofd gevuld is met klei. De kans dat ik een voldoende zal halen is miniem, maar niet geschoten is altijd mis.

De juffrouw overhandigt me het proefwerk: geen vel papier maar een glazen plaat waarop kleurige letters aan- en uitflitsen. Ik bekijk de plaat met argwaan en begeef me naar mijn plaats. Met de moed der wanhoop begin ik aan de eerste opgave. Ik lees de kleurige letters aandachtig, eenmaal, andermaal, maar ik begrijp er geen jota van. Mijn ogen gaan naar de tweede opgave. Ook deze lijkt in geheimtaal geschreven. Ik lees de flitsende zinnen vele malen in de hoop geleidelijk hun betekenis te kunnen doorgronden, tevergeefs. Ik kijk om me heen. Rustig zitten mijn klasgenoten te schrijven: voor hen bevatten de opgaven geen geheimen.

Een klasgenote buigt zich naar me toe terwijl haar lippen geluidloze woorden vormen. Lief van haar om me te willen voorzeggen, aardig ook dat ze aanneemt dat een paar woorden genoeg zullen zijn om mij alles duidelijk te maken. Terwijl ik naar haar lippen kijk begint me inderdaad iets te dagen, maar te weinig om me op weg te helpen... Ik buig me weer over de glazen plaat. Als ik de teksten maar vaak genoeg herlees zal ik er misschien toch iets van begrijpen. Och, gaf juffrouw Hiemstra me maar een kwartiertje extra, dan zou het me misschien lukken om een of twee vragen te beantwoorden. Ik wil zó graag mijn best doen, alles op alles zetten om mijn achterstand in te halen...
Soms – is het oprecht gemeend of doe ik het alleen omdat ik intens iets van haar gedaan wil krijgen? - hef ik mijn hoofd op en roep luid dat er geen aardiger iemand op de wereld bestaat dan juffrouw Hiemstra: ik kwam te laat en zij liet me binnen, mij, die al zo vaak te laat kwam en er steeds de kantjes afliep, ik verdien van school gestuurd te worden, maar zij gaf me nog een kans en stond me toe om dit proefwerk te maken.

Geleidelijk – maar wat is langzaam, wat snel in een droom? – komen juffrouw Hiemstra en ik nader tot elkaar. Als de tijd voor het proefwerk om is staat ze me toe om nog te blijven. En naarmate de droom vordert wordt ze liever. Ik mag – het proefwerk is nu achter de rug – voortaan na schooltijd blijven werken om mijn achterstanden in te halen. Ik zit op een hoge kruk achter een lessenaar, mijn hoofd bijna tegen het plafond. Juffrouw Hiemstra verlaat af en toe haar naast de school gelegen gezellige huis vol met gasten om naar me te kijken en me aan te moedigen. We zijn het eens: als ik hard werk is er nog niets verloren en wie zegt dat het dan niet nog goed met me zal komen?

Overdag leef ik het leven van een eenenzeventigjarige man, ’s nachts is dat anders.
 
***********************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
 
****************************
© 2010 Gerbrand Muller
powered by CJ2