archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
C.P. Snow is het lezen nog wel waard Frits Hoorweg

Rond 1960 was de Engelse schrijver C.P. Snow zeer succesvol. In de familiekring werd voorzichtig gespeculeerd over mogelijke toekenning van de Nobelprijs voor literatuur. Een paar jaar later werd hem duidelijk dat de waardering van collega’s daarvoor, op z’n zachtst gezegd, te zuinig was. Sinds zijn overlijden in 1980 is die waardering niet groter geworden.

Charles Percy Snow was tijdens zijn leven een gevierd man, niet alleen schrijver maar ook wetenschapper, ambtenaar en bestuurder. Tijdens de 2e Wereldoorlog was hij een soort headhunter, die wetenschappers rekruteerde voor defensieprojecten als de ontwikkeling van de atoombom. Hij bracht het zelfs tot staatssecretaris van Technologie, maar hij genoot toch vooral faam als schrijver. Zijn voornaamste bekendheid ontleende hij aan een serie van 11 romans, tezamen Strangers and Brothers genaamd. Ik heb ze ooit allemaal met veel plezier gelezen en sommigen zelfs twee keer. Lewis Elliot, min of meer het alter ego van Snow, is de verteller die, in de eerste persoon enkelvoud, de lezer deelgenoot maakt van zijn ervaringen en inzichten. De boeken volgen hem van zijn armoedige jeugd en zijn studententijd in Leicester, via de Universiteit van Cambridge, naar zijn gloriedagen als ambtenaar in Londen.

Snow kon iets dat bijna niemand kan, namelijk op spannende en onderhoudende manier beschrijven hoe organisaties bestuurd worden. Van het lobbyen in de aanloop naar een vergadering tot de verzwakking van iemands positie als gevolg van een woedeuitbarsting, hij beschreef het allemaal in detail en op een verbluffend realistische manier. Zo gaat het echt! Hij was gefascineerd door de compromissen waar mensen toe gedwongen worden. Ze moeten hun ambities temperen en genoegen nemen met verwaterde principes, of daarmee zelfs in strijd handelen. Snow studeerde schei- en natuurkunde maar het lijkt wel of hij met zijn boeken antwoord probeerde te geven op de centrale vraag van de sociologie: hoe komt orde tot stand. In groepsprocessen die de mens noodzaken zijn destructieve neigingen in te tomen, lijkt zijn antwoord te zijn. Groepsprocessen waarin strangers gedwongen worden de rol van brothers te spelen, over de titel van de romancyclus was goed nagedacht. De vaststelling dat mensen steeds gedwongen worden compromissen te sluiten is misschien een beetje ontluisterend, maar de schrijver lijkt ons voor te houden dat het zoveel erger zou zijn als iedereen ongeremd z’n eigen gang zou gaan.
Het is een visie op de wereld die niet iedereen aanspreekt. Schrijvers en andere kunstenaars kunnen vaak juist moeilijk verkroppen dat het geheel sterker is dan de delen. De eenling die ondanks alles overwint of die zich desnoods te pletter loopt tegen een muur van weerstand, spreekt hen meer aan. Dergelijke brekebenen komen er in de boeken van Snow juist bekaaid af. Hij lijkt hun martelgang te beschouwen als iets onvermijdelijks, tragisch maar voor ons allen van ondergeschikt belang.

In 1962 publiceerde The Spectator een kritisch artikel van F.R. Leavis, die voor de gelegenheid zijn pen in azijn had gedoopt. Hij reageerde op een toespraak die Snow had gehouden, over de volgens hem wijder wordende kloof tussen de literaire preoccupaties en de wetenschappelijke ontwikkelingen. Leavis zette zich tegen deze gedachte af en maakte van de gelegenheid gebruik om Snow’s literaire werk af te kraken. Hij noemde hem een mechanische schrijver wiens boeken door een computer geschreven lijken. Hoewel zijn woordkeus alom werd afgekeurd vond zijn betoog toch wel enige weerklank. Voor Snow was het een enorme schok. Tussen 1950 en 1960 was hij gearriveerd als schrijver en in een boek over hem (met een knipoog naar de romancyclus Stranger and Brother getiteld) vertelt Philip Snow, zijn jongere broer, dat Charles zich er meteen van bewust was dat de kans op een eventuele Nobelprijs verkeken was. Niemand kon beter inschatten hoe zo’n vergadering van het Nobelprijscomité verloopt. Als er teveel gedoe over iemand is, dan krijgt hij de prijs dus niet.

Overigens moet erkend worden dat er naast die levensvisie, die je al of niet kan bevallen, nog wel meer is aan te merken op Snow’s romans. Hij componeerde geen mooie zinnen, zijn taalgebruik was ambachtelijk. Een vernieuwer kon je hem ook niet noemen. Het leek wel, mopperde de critici, of de tijd sinds Trollope had stilgestaan. En dan was er het ontbreken van humor of ironie. De verteller lijkt wel een erg humorloze, zelfvoldane man, het grote gevaar van in de eerste persoon enkelvoud schrijven. Als je een levensgetrouw portret van jezelf denkt te geven, loop je het gevaar dat de lezer gruwt. Tenzij je jezelf bewust op de hak neemt. De mogelijkheid daartoe schijnt hij bij de hand te hebben gehad. Zijn broer vertelde hoe dramatisch onhandig Charles was. De Staatssecretaris van Technologie had zelfs moeite met een aansteker. Iets dat mij zeer aanspreekt, maar dat hijzelf blijkbaar niet zag als een eigenschap waarmee hij zijn verteller sympathieker had kunnen maken.

Omdat de boeken zo levensecht zijn, is het voor de liefhebber interessant om na te gaan wie er model hebben gestaan voor de verschillende romanfiguren. Daarmee wil ik de lezer niet teveel lastigvallen, maar twee uitzonderingen lijken op zijn plaats. De charismatische lector George Passant, die in moeilijkheden kwam vanwege seks met minderjarigen, blijkt in het echt Bert Howard te hebben geheten. Het schandaal waarin de romanfiguur verwikkeld raakte, was een voorbode van wat het origineel later is overkomen. Snow vertelde zijn broer dat Howard binnen was komen vallen met de mededeling dat het boek over hem werkelijkheid was geworden. Howard zag zich genoodzaakt het land te verlaten en hij vestigde zich vervolgens in Nederland. Daar overleed hij in 1962 na, zoals Philip Snow schrijft, met volle teugen genoten te hebben van wat Amsterdam iemand van zijn ambivalente smaak te bieden had.

En dan is er nog Betty Cooke-Vane uit de Sleep of Reason en Homecomings; zij blijkt geïnspireerd op Anne Seagrim. Ooit was zij Snow’s secretaresse en minnares, een relatie die hij verbrak in 1950, toen hij trouwde met de schrijfster Pamela Hansford Johnson. Philip vermeldt in de laatste bladzijden van zijn boek dat Snow die relatie in 1957 weer opnam. Er was geen sprake van een verkoeling van de relatie met zijn vrouw Pamela, die wist er ook niets van, stelt Philip laconiek. Hij voelde zich waarschijnlijk vrij dit te publiceren omdat Pamela Hansford Johnson (die trouwens ook heel aardige boeken schreef, in antiquariaten kom je veel van haar tegen) een jaar na haar man was overleden.

Laat u door de kritiek van Leavis en consorten niet van de wijs brengen. Misschien hebben ze wel gelijk, maar de boeken van C.P. Snow zijn buitengewoon aardig. Ze geven bovendien een kijk op de wereld waar de meesten van ons het maar mee moeten doen. De eenling legt het af tegen het systeem, niet met een groots gebaar maar door zich te conformeren.

In de boekhandel zoek je tevergeefs naar boeken van Snow. Een Amerikaanse uitgever (House of Stratus) schijnt ze nog wel, in een vrij dure paperbackeditie, uit te geven. De twee bij uitgeverij Balans verschenen Nederlandse vertalingen: De Masters en De Wandelgangen van de Macht, zijn niet langer leverbaar. Dus: op naar bibliotheek of antiquariaat! Het voordeel van een schrijver die tijdens zijn leven goed werd verkocht is dat je weinig moeite hebt hem tweedehands te verkrijgen. Koop vooral de Penguins, die kosten haast niks. Laat de gebonden eerste drukken met stofomslag liever voor mij staan.

© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
C.P. Snow is het lezen nog wel waard Frits Hoorweg
Rond 1960 was de Engelse schrijver C.P. Snow zeer succesvol. In de familiekring werd voorzichtig gespeculeerd over mogelijke toekenning van de Nobelprijs voor literatuur. Een paar jaar later werd hem duidelijk dat de waardering van collega’s daarvoor, op z’n zachtst gezegd, te zuinig was. Sinds zijn overlijden in 1980 is die waardering niet groter geworden.

Charles Percy Snow was tijdens zijn leven een gevierd man, niet alleen schrijver maar ook wetenschapper, ambtenaar en bestuurder. Tijdens de 2e Wereldoorlog was hij een soort headhunter, die wetenschappers rekruteerde voor defensieprojecten als de ontwikkeling van de atoombom. Hij bracht het zelfs tot staatssecretaris van Technologie, maar hij genoot toch vooral faam als schrijver. Zijn voornaamste bekendheid ontleende hij aan een serie van 11 romans, tezamen Strangers and Brothers genaamd. Ik heb ze ooit allemaal met veel plezier gelezen en sommigen zelfs twee keer. Lewis Elliot, min of meer het alter ego van Snow, is de verteller die, in de eerste persoon enkelvoud, de lezer deelgenoot maakt van zijn ervaringen en inzichten. De boeken volgen hem van zijn armoedige jeugd en zijn studententijd in Leicester, via de Universiteit van Cambridge, naar zijn gloriedagen als ambtenaar in Londen.

Snow kon iets dat bijna niemand kan, namelijk op spannende en onderhoudende manier beschrijven hoe organisaties bestuurd worden. Van het lobbyen in de aanloop naar een vergadering tot de verzwakking van iemands positie als gevolg van een woedeuitbarsting, hij beschreef het allemaal in detail en op een verbluffend realistische manier. Zo gaat het echt! Hij was gefascineerd door de compromissen waar mensen toe gedwongen worden. Ze moeten hun ambities temperen en genoegen nemen met verwaterde principes, of daarmee zelfs in strijd handelen. Snow studeerde schei- en natuurkunde maar het lijkt wel of hij met zijn boeken antwoord probeerde te geven op de centrale vraag van de sociologie: hoe komt orde tot stand. In groepsprocessen die de mens noodzaken zijn destructieve neigingen in te tomen, lijkt zijn antwoord te zijn. Groepsprocessen waarin strangers gedwongen worden de rol van brothers te spelen, over de titel van de romancyclus was goed nagedacht. De vaststelling dat mensen steeds gedwongen worden compromissen te sluiten is misschien een beetje ontluisterend, maar de schrijver lijkt ons voor te houden dat het zoveel erger zou zijn als iedereen ongeremd z’n eigen gang zou gaan.
Het is een visie op de wereld die niet iedereen aanspreekt. Schrijvers en andere kunstenaars kunnen vaak juist moeilijk verkroppen dat het geheel sterker is dan de delen. De eenling die ondanks alles overwint of die zich desnoods te pletter loopt tegen een muur van weerstand, spreekt hen meer aan. Dergelijke brekebenen komen er in de boeken van Snow juist bekaaid af. Hij lijkt hun martelgang te beschouwen als iets onvermijdelijks, tragisch maar voor ons allen van ondergeschikt belang.

In 1962 publiceerde The Spectator een kritisch artikel van F.R. Leavis, die voor de gelegenheid zijn pen in azijn had gedoopt. Hij reageerde op een toespraak die Snow had gehouden, over de volgens hem wijder wordende kloof tussen de literaire preoccupaties en de wetenschappelijke ontwikkelingen. Leavis zette zich tegen deze gedachte af en maakte van de gelegenheid gebruik om Snow’s literaire werk af te kraken. Hij noemde hem een mechanische schrijver wiens boeken door een computer geschreven lijken. Hoewel zijn woordkeus alom werd afgekeurd vond zijn betoog toch wel enige weerklank. Voor Snow was het een enorme schok. Tussen 1950 en 1960 was hij gearriveerd als schrijver en in een boek over hem (met een knipoog naar de romancyclus Stranger and Brother getiteld) vertelt Philip Snow, zijn jongere broer, dat Charles zich er meteen van bewust was dat de kans op een eventuele Nobelprijs verkeken was. Niemand kon beter inschatten hoe zo’n vergadering van het Nobelprijscomité verloopt. Als er teveel gedoe over iemand is, dan krijgt hij de prijs dus niet.

Overigens moet erkend worden dat er naast die levensvisie, die je al of niet kan bevallen, nog wel meer is aan te merken op Snow’s romans. Hij componeerde geen mooie zinnen, zijn taalgebruik was ambachtelijk. Een vernieuwer kon je hem ook niet noemen. Het leek wel, mopperde de critici, of de tijd sinds Trollope had stilgestaan. En dan was er het ontbreken van humor of ironie. De verteller lijkt wel een erg humorloze, zelfvoldane man, het grote gevaar van in de eerste persoon enkelvoud schrijven. Als je een levensgetrouw portret van jezelf denkt te geven, loop je het gevaar dat de lezer gruwt. Tenzij je jezelf bewust op de hak neemt. De mogelijkheid daartoe schijnt hij bij de hand te hebben gehad. Zijn broer vertelde hoe dramatisch onhandig Charles was. De Staatssecretaris van Technologie had zelfs moeite met een aansteker. Iets dat mij zeer aanspreekt, maar dat hijzelf blijkbaar niet zag als een eigenschap waarmee hij zijn verteller sympathieker had kunnen maken.

Omdat de boeken zo levensecht zijn, is het voor de liefhebber interessant om na te gaan wie er model hebben gestaan voor de verschillende romanfiguren. Daarmee wil ik de lezer niet teveel lastigvallen, maar twee uitzonderingen lijken op zijn plaats. De charismatische lector George Passant, die in moeilijkheden kwam vanwege seks met minderjarigen, blijkt in het echt Bert Howard te hebben geheten. Het schandaal waarin de romanfiguur verwikkeld raakte, was een voorbode van wat het origineel later is overkomen. Snow vertelde zijn broer dat Howard binnen was komen vallen met de mededeling dat het boek over hem werkelijkheid was geworden. Howard zag zich genoodzaakt het land te verlaten en hij vestigde zich vervolgens in Nederland. Daar overleed hij in 1962 na, zoals Philip Snow schrijft, met volle teugen genoten te hebben van wat Amsterdam iemand van zijn ambivalente smaak te bieden had.

En dan is er nog Betty Cooke-Vane uit de Sleep of Reason en Homecomings; zij blijkt geïnspireerd op Anne Seagrim. Ooit was zij Snow’s secretaresse en minnares, een relatie die hij verbrak in 1950, toen hij trouwde met de schrijfster Pamela Hansford Johnson. Philip vermeldt in de laatste bladzijden van zijn boek dat Snow die relatie in 1957 weer opnam. Er was geen sprake van een verkoeling van de relatie met zijn vrouw Pamela, die wist er ook niets van, stelt Philip laconiek. Hij voelde zich waarschijnlijk vrij dit te publiceren omdat Pamela Hansford Johnson (die trouwens ook heel aardige boeken schreef, in antiquariaten kom je veel van haar tegen) een jaar na haar man was overleden.

Laat u door de kritiek van Leavis en consorten niet van de wijs brengen. Misschien hebben ze wel gelijk, maar de boeken van C.P. Snow zijn buitengewoon aardig. Ze geven bovendien een kijk op de wereld waar de meesten van ons het maar mee moeten doen. De eenling legt het af tegen het systeem, niet met een groots gebaar maar door zich te conformeren.

In de boekhandel zoek je tevergeefs naar boeken van Snow. Een Amerikaanse uitgever (House of Stratus) schijnt ze nog wel, in een vrij dure paperbackeditie, uit te geven. De twee bij uitgeverij Balans verschenen Nederlandse vertalingen: De Masters en De Wandelgangen van de Macht, zijn niet langer leverbaar. Dus: op naar bibliotheek of antiquariaat! Het voordeel van een schrijver die tijdens zijn leven goed werd verkocht is dat je weinig moeite hebt hem tweedehands te verkrijgen. Koop vooral de Penguins, die kosten haast niks. Laat de gebonden eerste drukken met stofomslag liever voor mij staan.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2