archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Het genoeglijke buitenleven Henk Bergman

0120 BovarySinds lange tijd – een jaar of twaalf – heb ik weer eens een vakantie in Frankrijk doorgebracht. Twee weken in de Morvan, het westelijk deel van de Bourgogne. Prachtige natuur, uitstekend fietsgebied, historisch interessante stadjes, lekker eten – noem maar op. Het was ook nog veertien dagen mooi weer, dus mijn wat ingeslapen francofilie heeft weer een stevige injectie gehad. Zo ook mijn Franse spraakkunst. Die was altijd heel behoorlijk, maar twaalf jaar weinig of geen oefeningen doen eist toch z’n tol – hoewel ik mijn verbes irréguliers nog steeds goed ken. Vroeger ging ik vaak naar Franse films waarin nauwelijks wat gebeurde, maar waarin wel veel gepraat werd. Daarvan leerde je het nodige over de manier waarop je een gesprek moest voeren. Ik heb prachtige herinneringen aan het vierluik van Eric Rohmer: La collectionneuse, Ma nuit chez Maud, L’amour l’après midi en Le genou de Claire (vooral die laatste). Maar zulk soort films wordt niet meer gemaakt (denk ik).
 
Wij Nederlanders hebben weinig oog voor ‘de Franse benadering’. Waaruit die bestaat? Mijn studievriend Ed Craanen heeft het me indertijd meermalen proberen uit te leggen. Hij formuleerde het ongeveer zo, herinner ik me. De Franse benadering is niet met de Franse slag over problemen nadenken, maar een unieke combinatie van vorm en inhoud. Een overtuigend en indringend betoog, dat bovendien aan zekere literaire eisen voldoet. Maar het is natuurlijk niet alleen de leesbaarheid, de penetrante stijl, le goût du paradox, de macht over het woord, die de Franse benadering van andere onderscheidt. Het is ook de manier, de methode, waarop een probleem wordt benaderd en aangepakt.
 
Deze woorden indachtig ben ik menigmaal aan een bekende Franse roman begonnen. Aan Voyage au bout de la nuit van Céline bijvoorbeeld en aan A la recherche du temps perdu van Proust. Beide keren werd mijn ambitie uiteindelijk een halt toegeroepen door de frustratie zinnen twee of drie keer te moeten lezen en te vaak de betekenis van een woord te moeten opzoeken. Dat gold weer niet voor Madame Bovary van Flaubert, maar dat is dan ook in relatief eenvoudig Frans geschreven en heeft bovendien een simpele verhaalstructuur.
 
Omdat ik op vakantie was en dus lui mocht zijn heb ik Madame Bovary herlezen in het Nederlands, in de mooie (bekroonde) vertaling van Hans van Pinxteren. Het is het verhaal over de boerendochter Emma Rouault, die de vervulling van haar romantische dromen meent te vinden in haar huwelijk met de dorpsdokter Charles Bovary. Maar deze Charles is gespeend van elk esprit en oefent zijn beroep – waarvoor hij met moeite zijn diploma heeft behaald – op een ijverige, maar fantasieloze manier uit. Emma verkommert naast hem en vlucht in haar dromen, vooral na een feest op het kasteel van La Vaubyessard waar ze beiden zijn uitgenodigd. Charles denkt haar afleiding te bezorgen door naar het wat grotere dorp Yonville-l’Abbaye in de buurt van Rouen te verhuizen, maar daar ervaart ze de sfeer net zo burgerlijk bekrompen als waar ze vandaan komt. Charles komt sterk onder invloed van de apotheker Homais te staan en Emma wordt het gemakkelijke slachtoffer van Rodolphe, een landjonker, die haar echter in de steek laat op het moment dat ze samen zullen vluchten. Ze stort zich in een tweede romance, nu met de notarisklerk Léon Dupuis, die haar al eerder had bekoord. Het wordt weer een mislukking. Daarna gaat het snel bergafwaarts. Ze raakt hopeloos verstikt in schulden en slikt uiteindelijk vergif dat ze uit de apotheek van Homais heeft weggenomen. Met haar overlijden is voor Charles elke reden om verder te leven verdwenen. Hij verwaarloost zijn praktijk en glijdt stilletjes de dood in. Ze laten niets na: hun dochter Berthe zal haar kost als fabrieksmeisje moeten verdienen. Homais spint garen bij de dood van Charles en wordt de medisch monopolist in Yonville; drie artsen die zich er vestigen maakt hij binnen de kortste keren brodeloos.
 
In het nawoord van vertaler Hans van Pinxteren staan een paar interessante gegevens over Flaubert en de manier waarop hij schreef. Over zijn drie grote romans – Madame Bovary, Salammbô en L’éducation sentimentale – deed hij gemiddeld vijf jaar. De reden van die trage voortgang ligt volgens Van Pinxteren in de eisen die Flaubert aan zijn stijl en ritme stelde. Soms deed hij dagen over één alina. Veelvuldig gebruikt hij de losse indirecte rede, zoals in de zin: ‘Zij had hem wel niets van de schuldbrief verteld, maar …’. Volgens Van Pinxteren zou die zin door romanciers vóór Flaubert waarschijnlijk als volgt zijn geschreven: ‘Toen Emma thuiskwam, zei ze hem: “Ik heb je wel niets van de schuldbrief verteld, maar …”’ 
 
Mag je de kwaliteit van een roman afwegen aan de sympathie die je voor de hoofdfiguur hebt? Nee natuurlijk. Maar ik ontkom er toch niet helemaal aan. Madame Bovary is een  boeiend verhaal, de taal waarin het geschreven is heeft een prachtig ritme en blijft ondanks de emotionele gebeurtenissen altijd mooi beheerst. Ik heb het boek achter elkaar uitgelezen, maar het heeft me toch geen moment in z’n greep gekregen. Een hoogtepunt in de wereldliteratuur? Kennelijk. Maar ik vind het verlangen naar hartstocht van Emma bijna net zo cliché en voorspelbaar als de omgeving waarin ze verkeert. Wie valt er nu voor een man als Rodolpho, zo’n enge gladjanus? Waarom negeert ze haar kind? En waarom heeft ze niet een beetje compassie voor haar weliswaar suffige, maar hardwerkende echtgenoot? (met wie ze tenslotte uit vrije wil is getrouwd). Ongetwijfeld burgerlijke argumenten, die Flaubert met afschuw zouden vervullen. Ik heb genoten van Madame Bovary. Maar dat er nogal wat mensen zijn die het als ‘het beste boek aller tijden’ beschouwen – dat ontgaat me geheel.  


© 2004 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Het genoeglijke buitenleven Henk Bergman
0120 BovarySinds lange tijd – een jaar of twaalf – heb ik weer eens een vakantie in Frankrijk doorgebracht. Twee weken in de Morvan, het westelijk deel van de Bourgogne. Prachtige natuur, uitstekend fietsgebied, historisch interessante stadjes, lekker eten – noem maar op. Het was ook nog veertien dagen mooi weer, dus mijn wat ingeslapen francofilie heeft weer een stevige injectie gehad. Zo ook mijn Franse spraakkunst. Die was altijd heel behoorlijk, maar twaalf jaar weinig of geen oefeningen doen eist toch z’n tol – hoewel ik mijn verbes irréguliers nog steeds goed ken. Vroeger ging ik vaak naar Franse films waarin nauwelijks wat gebeurde, maar waarin wel veel gepraat werd. Daarvan leerde je het nodige over de manier waarop je een gesprek moest voeren. Ik heb prachtige herinneringen aan het vierluik van Eric Rohmer: La collectionneuse, Ma nuit chez Maud, L’amour l’après midi en Le genou de Claire (vooral die laatste). Maar zulk soort films wordt niet meer gemaakt (denk ik).
 
Wij Nederlanders hebben weinig oog voor ‘de Franse benadering’. Waaruit die bestaat? Mijn studievriend Ed Craanen heeft het me indertijd meermalen proberen uit te leggen. Hij formuleerde het ongeveer zo, herinner ik me. De Franse benadering is niet met de Franse slag over problemen nadenken, maar een unieke combinatie van vorm en inhoud. Een overtuigend en indringend betoog, dat bovendien aan zekere literaire eisen voldoet. Maar het is natuurlijk niet alleen de leesbaarheid, de penetrante stijl, le goût du paradox, de macht over het woord, die de Franse benadering van andere onderscheidt. Het is ook de manier, de methode, waarop een probleem wordt benaderd en aangepakt.
 
Deze woorden indachtig ben ik menigmaal aan een bekende Franse roman begonnen. Aan Voyage au bout de la nuit van Céline bijvoorbeeld en aan A la recherche du temps perdu van Proust. Beide keren werd mijn ambitie uiteindelijk een halt toegeroepen door de frustratie zinnen twee of drie keer te moeten lezen en te vaak de betekenis van een woord te moeten opzoeken. Dat gold weer niet voor Madame Bovary van Flaubert, maar dat is dan ook in relatief eenvoudig Frans geschreven en heeft bovendien een simpele verhaalstructuur.
 
Omdat ik op vakantie was en dus lui mocht zijn heb ik Madame Bovary herlezen in het Nederlands, in de mooie (bekroonde) vertaling van Hans van Pinxteren. Het is het verhaal over de boerendochter Emma Rouault, die de vervulling van haar romantische dromen meent te vinden in haar huwelijk met de dorpsdokter Charles Bovary. Maar deze Charles is gespeend van elk esprit en oefent zijn beroep – waarvoor hij met moeite zijn diploma heeft behaald – op een ijverige, maar fantasieloze manier uit. Emma verkommert naast hem en vlucht in haar dromen, vooral na een feest op het kasteel van La Vaubyessard waar ze beiden zijn uitgenodigd. Charles denkt haar afleiding te bezorgen door naar het wat grotere dorp Yonville-l’Abbaye in de buurt van Rouen te verhuizen, maar daar ervaart ze de sfeer net zo burgerlijk bekrompen als waar ze vandaan komt. Charles komt sterk onder invloed van de apotheker Homais te staan en Emma wordt het gemakkelijke slachtoffer van Rodolphe, een landjonker, die haar echter in de steek laat op het moment dat ze samen zullen vluchten. Ze stort zich in een tweede romance, nu met de notarisklerk Léon Dupuis, die haar al eerder had bekoord. Het wordt weer een mislukking. Daarna gaat het snel bergafwaarts. Ze raakt hopeloos verstikt in schulden en slikt uiteindelijk vergif dat ze uit de apotheek van Homais heeft weggenomen. Met haar overlijden is voor Charles elke reden om verder te leven verdwenen. Hij verwaarloost zijn praktijk en glijdt stilletjes de dood in. Ze laten niets na: hun dochter Berthe zal haar kost als fabrieksmeisje moeten verdienen. Homais spint garen bij de dood van Charles en wordt de medisch monopolist in Yonville; drie artsen die zich er vestigen maakt hij binnen de kortste keren brodeloos.
 
In het nawoord van vertaler Hans van Pinxteren staan een paar interessante gegevens over Flaubert en de manier waarop hij schreef. Over zijn drie grote romans – Madame Bovary, Salammbô en L’éducation sentimentale – deed hij gemiddeld vijf jaar. De reden van die trage voortgang ligt volgens Van Pinxteren in de eisen die Flaubert aan zijn stijl en ritme stelde. Soms deed hij dagen over één alina. Veelvuldig gebruikt hij de losse indirecte rede, zoals in de zin: ‘Zij had hem wel niets van de schuldbrief verteld, maar …’. Volgens Van Pinxteren zou die zin door romanciers vóór Flaubert waarschijnlijk als volgt zijn geschreven: ‘Toen Emma thuiskwam, zei ze hem: “Ik heb je wel niets van de schuldbrief verteld, maar …”’ 
 
Mag je de kwaliteit van een roman afwegen aan de sympathie die je voor de hoofdfiguur hebt? Nee natuurlijk. Maar ik ontkom er toch niet helemaal aan. Madame Bovary is een  boeiend verhaal, de taal waarin het geschreven is heeft een prachtig ritme en blijft ondanks de emotionele gebeurtenissen altijd mooi beheerst. Ik heb het boek achter elkaar uitgelezen, maar het heeft me toch geen moment in z’n greep gekregen. Een hoogtepunt in de wereldliteratuur? Kennelijk. Maar ik vind het verlangen naar hartstocht van Emma bijna net zo cliché en voorspelbaar als de omgeving waarin ze verkeert. Wie valt er nu voor een man als Rodolpho, zo’n enge gladjanus? Waarom negeert ze haar kind? En waarom heeft ze niet een beetje compassie voor haar weliswaar suffige, maar hardwerkende echtgenoot? (met wie ze tenslotte uit vrije wil is getrouwd). Ongetwijfeld burgerlijke argumenten, die Flaubert met afschuw zouden vervullen. Ik heb genoten van Madame Bovary. Maar dat er nogal wat mensen zijn die het als ‘het beste boek aller tijden’ beschouwen – dat ontgaat me geheel.  
© 2004 Henk Bergman
powered by CJ2