archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Meneer, mag ik hem nog een keer zien? Hans Knegtmans

Soms begrijp ik een speelfilm niet helemaal. Dat is meestal geen ramp. Memento begreep ik niet omdat de regisseur het verhaal achterstevoren vertelt, dus de film begint met het slot en eindigt met het begin. Daar is de menselijke geest niet op ingesteld en lukt het niet om de opbouw van het verhaal te begrijpen. De kijker blijft tegen beter weten in wachten op hoe het verder gaat. Dat kunstje hoef ik geen tweede keer te zien.

The Blair Witch Project was in 1999 een culthit. Het engste wat sommige toeschouwers en critici ooit op het witte doek hadden gezien. Die hebben dan kennelijk Les Diaboliques en Psycho gemist. Het werd mij wel duidelijk dat de hoofdpersonen het voor ‘iets’ in hun broek deden, maar in de verste verte niet wat dat was en of ik er ook bang voor moest zijn. Ook daar hoefde ik niet nog een keer heen. Een wezenloze film wordt bij herzien niet ineens een intrigerend meesterwerk.

Met Primer sleepte regisseur/scenarist/hoofdrolspeler Shane Carruth de twee hoofdprijzen in de wacht op het Sundance festival. En die kreeg hij niet alleen voor het overal breed uitgemeten weetje dat de film slechts $ 7000 had gekost. In een garage zitten vier jonge mannen die kennelijk net van hun kantoorbaan komen. Jasje uit, maar wel met een wit overhemd, een broek met een vouw en een stropdas. Na werktijd vinden ze dingen uit en nemen daar patent op. Alleen met de klandizie vlot het nog niet zo. Twee van de vier (Shane Carruth en David Sullivan, allebei bijzonder overtuigend in hun rollen van de hyperintelligente nerds Aaron en Abe) hebben kennelijk besloten achter de rug van hun collega’s voor zichzelf te beginnen. Ze bouwen een vreemde machine. Daarna raakte ik de draad kwijt. Ja, die machine kon iemand in de tijd verplaatsen, zoveel was wel duidelijk. Maar verder?

Op de computer zocht ik wat Amerikaanse recensies op. Ik kwam een criticus tegen die er een tweede bezoekje aan had gewaagd, maar ook repte – baas boven baas – van een collega-recensent die uit pure frustratie de film inmiddels vijf keer had gezien, en verdomme nog steeds niet alle verhaalelementen kon plaatsten. En dat waren toevallig wel Amerikanen, die de snelle en niet al te helder opgenomen dialogen beter konden vatten dan ik. Dus toog ik vol goede moed voor de tweede keer in een week naar het Haags Filmhuis. Net als de vorige keer telde ik negen medebezoekers. Misschien wel dezelfde als verleden week: filmliefhebbers die ook niet konden verkroppen dat ze er geen barst van begrepen hadden.

En ik moet zeggen dat ik nu pas veel later afhaakte dan de eerste keer. De jonge onderzoekers ontwikkelen een vermoeden van wat hun zelfgemaakte doos – gebouwd met behulp van een convertor en onderdelen van een koelkast – allemaal kan. De clou is dat als je er zes uur in bivakkeert de oorspronkelijke tijd buiten juist zes uur wordt teruggedraaid, zodat je 12 uur eerder uitstapt. Daar kunnen de jongens leuk van profiteren, bijvoorbeeld door karrenvrachten zojuist gestegen aandelen alsnog te kopen.

De laatste twintig minuten neemt het verhaal een barokke0215 Onbegrip wending, doordat een van de hoofdpersonen slim gebruik maakt van een nog niet genoemde eigenschap van de machine. Wanneer de tijdreiziger even terug in de tijd is met de machine, waart in het heden zijn evenbeeld rond. Nieuwe gebruiksmogelijkheden dienen zich aan, en het verhaal verandert te elfder ure in een echte thriller.

Primer is een slimme film. Niet zo opgelegd slim en uitheems als sommige films van David Lynch. Niet zo opdringerig gevat als de scenario’s van David Mamet, met wiens werk sommigen hem wel vergelijken. Het blijft afwachten of Carruth nog andere plots kan bedenken dan deze bluf met een natuurkundig gedachten-experiment. Filmers met zijn creativiteit kan het soms wat ideeënarme indy genre goed gebruiken.

Wie na een dag van hard werken alleen nog een film aankan waarbij hij z’n verstand niet hoeft te gebruiken en die toch onderhoudend is, moet vooral naar Sin City van Robert Rodriguez. Gebaseerd op drie verhalen van striptekenaar Frank Miller. Zeker, verfilmingen van stripverhalen zijn in de regel stomvervelend, dat ben ik helemaal met u eens. Na Spider-Man deel 2 ben ik er mee opgehouden. Maar Sin City is andere koek. De film oogt het meest als een remake – nog steeds in inktzwart-hagelwit, met soms een rode jurk of een schurk met een verminkt en daardoor knalgeel hoofd – van de boeken van Mickey Spillane. I, The Jury, Kiss Me, Deadly, Vengeance Is Mine! Met assistentie van een scenarist die goed thuis is in tweederangs wisecracks. Dat klinkt aanlokkelijk, zeg nu zelf.

In elk van de drie verhalen die moeiteloos in elkaar grijpen, speelt een andere antiheld de hoofdrol. De afgeleefde politieman-met-hartkwaal Hartigan (Bruce Willis) probeert de elfjarige Nancy uit de klauwen van een psychopaat te redden. Oermens Marv (een zo zwaar gegrimeerde Mickey Rourke, dat hij ook voor moerasmonster zou kunnen doorgaan) wil de moord wreken op Goldie, zijn vriendin voor één nacht. Hij krijgt hierbij hulp van Goldie’s tweelingzuster. Vrije jongen Dwight doodt een criminele politieman en ontketent daarmee een gang war in de stad.

Omdat het verhaal het realiteitsgehalte heeft van een comic, hoeft de toeschouwer die onwillekeurig in de lach schiet bij een moreel verwerpelijke scène zich niet te generen. Verder went hij er al snel aan dat de hoofdpersonen na doorzeefd te zijn met kogels, weliswaar voor lijk neervallen, maar even later springlevend weer hun partijtje meeblazen. Marv overleeft zelfs een executie in de elektrische stoel.

Het is natuurlijk een oneigenlijke reden is om een film te willen zien maar allemachtig, wat een hoop vreselijk mooie actrices heeft de regisseur opgetrommeld! Leading lady Jessica Alba (Nancy, op negentienjarige leeftijd) spant de kroon, maar Jaime King (de tweeling Goldie/Wendy) en Rosario Dawson (als Gail, leider van de hoerenbrigade) doen daar nauwelijks voor onder. Wat een geweld, wat een dialogen, wat een coole - helaas onbereikbare - meiden! En, in de gevleugelde woorden van filmkenner Joe Bob Briggs: ‘no plot to mess up the story.’


© 2005 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Meneer, mag ik hem nog een keer zien? Hans Knegtmans
Soms begrijp ik een speelfilm niet helemaal. Dat is meestal geen ramp. Memento begreep ik niet omdat de regisseur het verhaal achterstevoren vertelt, dus de film begint met het slot en eindigt met het begin. Daar is de menselijke geest niet op ingesteld en lukt het niet om de opbouw van het verhaal te begrijpen. De kijker blijft tegen beter weten in wachten op hoe het verder gaat. Dat kunstje hoef ik geen tweede keer te zien.

The Blair Witch Project was in 1999 een culthit. Het engste wat sommige toeschouwers en critici ooit op het witte doek hadden gezien. Die hebben dan kennelijk Les Diaboliques en Psycho gemist. Het werd mij wel duidelijk dat de hoofdpersonen het voor ‘iets’ in hun broek deden, maar in de verste verte niet wat dat was en of ik er ook bang voor moest zijn. Ook daar hoefde ik niet nog een keer heen. Een wezenloze film wordt bij herzien niet ineens een intrigerend meesterwerk.

Met Primer sleepte regisseur/scenarist/hoofdrolspeler Shane Carruth de twee hoofdprijzen in de wacht op het Sundance festival. En die kreeg hij niet alleen voor het overal breed uitgemeten weetje dat de film slechts $ 7000 had gekost. In een garage zitten vier jonge mannen die kennelijk net van hun kantoorbaan komen. Jasje uit, maar wel met een wit overhemd, een broek met een vouw en een stropdas. Na werktijd vinden ze dingen uit en nemen daar patent op. Alleen met de klandizie vlot het nog niet zo. Twee van de vier (Shane Carruth en David Sullivan, allebei bijzonder overtuigend in hun rollen van de hyperintelligente nerds Aaron en Abe) hebben kennelijk besloten achter de rug van hun collega’s voor zichzelf te beginnen. Ze bouwen een vreemde machine. Daarna raakte ik de draad kwijt. Ja, die machine kon iemand in de tijd verplaatsen, zoveel was wel duidelijk. Maar verder?

Op de computer zocht ik wat Amerikaanse recensies op. Ik kwam een criticus tegen die er een tweede bezoekje aan had gewaagd, maar ook repte – baas boven baas – van een collega-recensent die uit pure frustratie de film inmiddels vijf keer had gezien, en verdomme nog steeds niet alle verhaalelementen kon plaatsten. En dat waren toevallig wel Amerikanen, die de snelle en niet al te helder opgenomen dialogen beter konden vatten dan ik. Dus toog ik vol goede moed voor de tweede keer in een week naar het Haags Filmhuis. Net als de vorige keer telde ik negen medebezoekers. Misschien wel dezelfde als verleden week: filmliefhebbers die ook niet konden verkroppen dat ze er geen barst van begrepen hadden.

En ik moet zeggen dat ik nu pas veel later afhaakte dan de eerste keer. De jonge onderzoekers ontwikkelen een vermoeden van wat hun zelfgemaakte doos – gebouwd met behulp van een convertor en onderdelen van een koelkast – allemaal kan. De clou is dat als je er zes uur in bivakkeert de oorspronkelijke tijd buiten juist zes uur wordt teruggedraaid, zodat je 12 uur eerder uitstapt. Daar kunnen de jongens leuk van profiteren, bijvoorbeeld door karrenvrachten zojuist gestegen aandelen alsnog te kopen.

De laatste twintig minuten neemt het verhaal een barokke0215 Onbegrip wending, doordat een van de hoofdpersonen slim gebruik maakt van een nog niet genoemde eigenschap van de machine. Wanneer de tijdreiziger even terug in de tijd is met de machine, waart in het heden zijn evenbeeld rond. Nieuwe gebruiksmogelijkheden dienen zich aan, en het verhaal verandert te elfder ure in een echte thriller.

Primer is een slimme film. Niet zo opgelegd slim en uitheems als sommige films van David Lynch. Niet zo opdringerig gevat als de scenario’s van David Mamet, met wiens werk sommigen hem wel vergelijken. Het blijft afwachten of Carruth nog andere plots kan bedenken dan deze bluf met een natuurkundig gedachten-experiment. Filmers met zijn creativiteit kan het soms wat ideeënarme indy genre goed gebruiken.

Wie na een dag van hard werken alleen nog een film aankan waarbij hij z’n verstand niet hoeft te gebruiken en die toch onderhoudend is, moet vooral naar Sin City van Robert Rodriguez. Gebaseerd op drie verhalen van striptekenaar Frank Miller. Zeker, verfilmingen van stripverhalen zijn in de regel stomvervelend, dat ben ik helemaal met u eens. Na Spider-Man deel 2 ben ik er mee opgehouden. Maar Sin City is andere koek. De film oogt het meest als een remake – nog steeds in inktzwart-hagelwit, met soms een rode jurk of een schurk met een verminkt en daardoor knalgeel hoofd – van de boeken van Mickey Spillane. I, The Jury, Kiss Me, Deadly, Vengeance Is Mine! Met assistentie van een scenarist die goed thuis is in tweederangs wisecracks. Dat klinkt aanlokkelijk, zeg nu zelf.

In elk van de drie verhalen die moeiteloos in elkaar grijpen, speelt een andere antiheld de hoofdrol. De afgeleefde politieman-met-hartkwaal Hartigan (Bruce Willis) probeert de elfjarige Nancy uit de klauwen van een psychopaat te redden. Oermens Marv (een zo zwaar gegrimeerde Mickey Rourke, dat hij ook voor moerasmonster zou kunnen doorgaan) wil de moord wreken op Goldie, zijn vriendin voor één nacht. Hij krijgt hierbij hulp van Goldie’s tweelingzuster. Vrije jongen Dwight doodt een criminele politieman en ontketent daarmee een gang war in de stad.

Omdat het verhaal het realiteitsgehalte heeft van een comic, hoeft de toeschouwer die onwillekeurig in de lach schiet bij een moreel verwerpelijke scène zich niet te generen. Verder went hij er al snel aan dat de hoofdpersonen na doorzeefd te zijn met kogels, weliswaar voor lijk neervallen, maar even later springlevend weer hun partijtje meeblazen. Marv overleeft zelfs een executie in de elektrische stoel.

Het is natuurlijk een oneigenlijke reden is om een film te willen zien maar allemachtig, wat een hoop vreselijk mooie actrices heeft de regisseur opgetrommeld! Leading lady Jessica Alba (Nancy, op negentienjarige leeftijd) spant de kroon, maar Jaime King (de tweeling Goldie/Wendy) en Rosario Dawson (als Gail, leider van de hoerenbrigade) doen daar nauwelijks voor onder. Wat een geweld, wat een dialogen, wat een coole - helaas onbereikbare - meiden! En, in de gevleugelde woorden van filmkenner Joe Bob Briggs: ‘no plot to mess up the story.’
© 2005 Hans Knegtmans
powered by CJ2