archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
IFFR: hoe vermijd je prutsfilms? Hans Knegtmans

1408VG IFFR1Op het Rotterdamse filmfestival IFFR was aan goede films geen gebrek. Aan bagger ook niet, zoals elk jaar trouwens. Dat laatste wil ik nog wel eens vergeten en de festivalcatalogus bevat geen waarschuwende woorden waardoor men zich op het ergste zou kunnen voorbereiden. Reeds op de tweede dag was het prijs, in de film Atrás hay relámpagos. De Mexicaanse regisseur Hernández Cordón, zo lees ik, ‘heeft een indrukwekkend oeuvre van eigentijdse, ongepolijste films op zijn naam die soms choqueren en tegelijk aanstekelijk grappig zijn’. Na gefilmd te hebben in Guatemala en Mexico mag hij nu zijn kunsten vertonen in Costa Rica met lokale amateurs ‘die overtuigender acteren dan menige professional’.

Zou het werkelijk? Of zou de verantwoordelijke tekstschrijver stiekem wel weten dat hij maar wat raak bazelt? In de film gebeurt na een grappige openingsscène niets dat de moeite van het vermelden waard is. Meestentijds scheuren opgeschoten jongens met ontbloot bovenlijf rond op hun BMX-fietsen. Gelukkig duurt het probeersel maar 92 minuten. En wat te denken van Elon Doesn’t Believe in Death, van de Braziliaanse filmmaker Ricardo Alves jr? Het ‘verhaal’ is zo oud als de weg naar Rome. Madalena is foetsie wanneer haar man Elon haar wil ophalen op het werk. De rest kunt u zelf invullen. Politie, ziekenhuizen en familieleden helpen hem niet verder. Gedurende 75 minuten hebben we hoofdzakelijk de rug van Elon in beeld, die in toenemende staat van aftakeling de straten van Belo Horizonte afsjokt. De catalogus spreekt van ‘een indrukwekkend verslag van een desintegrerend leven’.

Deze twee films zijn niet representatief voor de 174 hoofdfilms van het festival, goddank. In de publieksenquête – waarin men per film een score van zeer slecht (1) tot zeer goed (5)  kan toekennen – halen deze films een waarderingscijfer van respectievelijk 3,188 (152e plaats) en 3,156 (155e plaats), en behoren daarmee tot de zwakste broeders van het evenement.

Mijn probleem is niet dat ik naar twee slechte films heb zitten kijken. Wat me irriteert is dat op een professioneel festival, dat beoogt het publiek deskundig geselecteerde kwaliteitsfilms voor te zetten, er minstens enkele tientallen producties zijn die op geen enkele manier voldoen aan de minimumeisen van kwaliteit en volwassenheid. Het kwalitatieve contrast tussen de top van de ranglijst (met superieure films als The Handmaiden, Chez nous en de publieksfavoriet Moonlight) en de onderste regionen is verontrustend. Opmerken dat de programmeurs beter kun best moeten doen heeft geen zin. In afwachting van betere tijden moeten we ons maar verzoenen met de realiteit dat het festivalprogramma tal van zwakke broeders bevat en bedenken welke aanknopingspunten de programmering het publiek biedt, het kaf van het koren te scheiden.

De meest radicale strategie is enkel en alleen de films te bezoeken die door de festivalleiding zijn ondergebracht in de categorie ‘Limelight’. Dit zijn avant-premières van nieuwe films die na IFFR in de Nederlandse bioscopen zullen draaien. Je zou mogen verwachten dat die films een hogere publiekswaardering krijgen dan producties die nog niet de deskundige toets van distributiemaatschappijen en andere professionals hebben doorstaan.

Blijkens de publieksenquête is dat inderdaad het geval. Wanneer je de 174 beoordeelde films scheidt in twee helften (meest gewaardeerd en minst gewaardeerd) belanden 21 avant-premières in de bovenste helft, tegenover 11 in de onderste helft. Interessant is ook de bevinding dat de laagste positie die door een Limelight-film wordt ingenomen plaats 139 is. Dat betekent dat je met deze strategie de 33 minst gewaardeerde films op goede gronden buitenspel hebt gezet.

Deze strategie mag dan een uitkomst zijn voor bezoekers die allergisch zijn voor slechte1408VG IFFR2 films, hij is natuurlijk niet geschikt voor festivalgangers die juist het avontuur zoeken en iets anders willen zien dan wat in bioscopen en filmtheaters toch wel op hun pad zal verschijnen. Gelukkig biedt het programma nog andere selectiemogelijkheden om de filmkwaliteit te verhogen. Zo hebben we sinds enkele jaren de VPRO Big Screen Award. Een team van vijf geroutineerde festivalbezoekers kiest uit acht titels die de organisatie heeft geselecteerd er één die gegarandeerd in de bioscoop wordt uitgebracht en ook nog eens op de TV wordt uitgezonden. Je mag hopen dat bij die selectie van kandidaten de toegankelijkheid van de films een belangrijke rol speelde en de organisatie lijkt daar inderdaad van doordrongen te zijn geweest. Van de acht kandidaten behaalden wel zes een plaatsje in minstens de subtop van de waarderingslijst. De opstellers hebben hun werk goed gedaan, met één flagrante miskleun: Big Screen-kandidaat Lemon behaalde in de publieksenquête een beschamende 158e plaats (score 3,124). En dan te bedenken dat juist deze film het festival feestelijk geopend had. Kennelijk had de organisatie filmische kwaliteiten ontdekt die aan het festivalpubliek voorbij zijn gegaan.

Misschien wel de meest safe strategie om kwaliteitsfilms te zien is de selectie van films die in de categorie IFFR Live zijn ondergebracht. De officiële festivalkrant beschrijft dat evenement als ‘de grootste filmfestivalvertoning te wereld’. Tegelijk met de feestelijk opgetutte premières in Rotterdam worden de films wereldwijd in 45 andere theaters gestreamd. Als dat niet van deze tijd is wat dan wel? De zes films in deze rubriek waren dit jaar van hoge kwaliteit en drie daarvan behaalden zelfs de top tien: Noces, Home en The Man. We zien dus dat drie verschillende selectiemethoden, die alle tot doel hebben de ‘betere film’ te ontdekken, daar inderdaad in slagen.

Er is één criterium dat u vooral niet moet gebruiken als u uw filmkeus wilt upgraden. Jaar in jaar uit wordt volgens de festivalkrant ‘het kloppend hart van het festival’ gevormd door De Hivos Tiger Competitie. Dit is een aperte onwaarheid. De wens is hier de vader van de gedachte. Tijdens mijn jaarlijkse festivalbezoek ben ik die categorie films steeds meer gaan zien als een noodzakelijk kwaad dat deel uitmaakt van het festivalbezoek. In het kader van mijn persoonlijke groei – zelf kiezen wat ik doe en laat – heb ik me dit jaar beperkt tot het zien van twee Tigerkandidaten en ik heb niet het idee dat ik mezelf daarmee tekort heb gedaan. Uit de enquêteresultaten blijkt dat ook het publiek, net als in vorige jaren, bepaald niet wam loopt voor dit onderdeel. Drie van de acht geselecteerde Tigernominaties nemen een bescheiden plaats in de middenmoot in, de rest moet het stellen met een plek in de achterhoede. Kennelijk wordt, anders dan bij de Big Screen Award en LIFF Live-categorieën, deelname aan de Tigercompetitie door het publiek niet gezien als indicatie van hoge filmische kwaliteit.

Het lijkt me een van de eerste prioriteiten van de organisatie daar verbetering in aan te brengen. Verleden jaar probeerde de kersverse festivaldirecteur Bero Beyer de Tigercompetitie al op te schudden: minder kandidaten en slechts één Tiger in plaats van drie. Het heeft nauwelijks geholpen. Ik denk dat er meer nodig is dan gepruts met aantallen. In het voorwoord van de festivalcatalogus neemt Beyer ten aanzien van de Tigers de clichés in de mond die geliefd zijn in cultureel-maatschappelijke kringen: ‘innovative works (that) break new ground in fresh, original ways.’ Nou, met die kwalificaties red je het niet en dat is geen wonder. Er staat nu in verschillende bewoordingen vier keer dat een Tigerfilm iets nieuws moet bieden. Informatief is anders.

-------
De plaatjes zijn geselecteerd door de schrijver.


© 2017 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
IFFR: hoe vermijd je prutsfilms? Hans Knegtmans
1408VG IFFR1Op het Rotterdamse filmfestival IFFR was aan goede films geen gebrek. Aan bagger ook niet, zoals elk jaar trouwens. Dat laatste wil ik nog wel eens vergeten en de festivalcatalogus bevat geen waarschuwende woorden waardoor men zich op het ergste zou kunnen voorbereiden. Reeds op de tweede dag was het prijs, in de film Atrás hay relámpagos. De Mexicaanse regisseur Hernández Cordón, zo lees ik, ‘heeft een indrukwekkend oeuvre van eigentijdse, ongepolijste films op zijn naam die soms choqueren en tegelijk aanstekelijk grappig zijn’. Na gefilmd te hebben in Guatemala en Mexico mag hij nu zijn kunsten vertonen in Costa Rica met lokale amateurs ‘die overtuigender acteren dan menige professional’.

Zou het werkelijk? Of zou de verantwoordelijke tekstschrijver stiekem wel weten dat hij maar wat raak bazelt? In de film gebeurt na een grappige openingsscène niets dat de moeite van het vermelden waard is. Meestentijds scheuren opgeschoten jongens met ontbloot bovenlijf rond op hun BMX-fietsen. Gelukkig duurt het probeersel maar 92 minuten. En wat te denken van Elon Doesn’t Believe in Death, van de Braziliaanse filmmaker Ricardo Alves jr? Het ‘verhaal’ is zo oud als de weg naar Rome. Madalena is foetsie wanneer haar man Elon haar wil ophalen op het werk. De rest kunt u zelf invullen. Politie, ziekenhuizen en familieleden helpen hem niet verder. Gedurende 75 minuten hebben we hoofdzakelijk de rug van Elon in beeld, die in toenemende staat van aftakeling de straten van Belo Horizonte afsjokt. De catalogus spreekt van ‘een indrukwekkend verslag van een desintegrerend leven’.

Deze twee films zijn niet representatief voor de 174 hoofdfilms van het festival, goddank. In de publieksenquête – waarin men per film een score van zeer slecht (1) tot zeer goed (5)  kan toekennen – halen deze films een waarderingscijfer van respectievelijk 3,188 (152e plaats) en 3,156 (155e plaats), en behoren daarmee tot de zwakste broeders van het evenement.

Mijn probleem is niet dat ik naar twee slechte films heb zitten kijken. Wat me irriteert is dat op een professioneel festival, dat beoogt het publiek deskundig geselecteerde kwaliteitsfilms voor te zetten, er minstens enkele tientallen producties zijn die op geen enkele manier voldoen aan de minimumeisen van kwaliteit en volwassenheid. Het kwalitatieve contrast tussen de top van de ranglijst (met superieure films als The Handmaiden, Chez nous en de publieksfavoriet Moonlight) en de onderste regionen is verontrustend. Opmerken dat de programmeurs beter kun best moeten doen heeft geen zin. In afwachting van betere tijden moeten we ons maar verzoenen met de realiteit dat het festivalprogramma tal van zwakke broeders bevat en bedenken welke aanknopingspunten de programmering het publiek biedt, het kaf van het koren te scheiden.

De meest radicale strategie is enkel en alleen de films te bezoeken die door de festivalleiding zijn ondergebracht in de categorie ‘Limelight’. Dit zijn avant-premières van nieuwe films die na IFFR in de Nederlandse bioscopen zullen draaien. Je zou mogen verwachten dat die films een hogere publiekswaardering krijgen dan producties die nog niet de deskundige toets van distributiemaatschappijen en andere professionals hebben doorstaan.

Blijkens de publieksenquête is dat inderdaad het geval. Wanneer je de 174 beoordeelde films scheidt in twee helften (meest gewaardeerd en minst gewaardeerd) belanden 21 avant-premières in de bovenste helft, tegenover 11 in de onderste helft. Interessant is ook de bevinding dat de laagste positie die door een Limelight-film wordt ingenomen plaats 139 is. Dat betekent dat je met deze strategie de 33 minst gewaardeerde films op goede gronden buitenspel hebt gezet.

Deze strategie mag dan een uitkomst zijn voor bezoekers die allergisch zijn voor slechte1408VG IFFR2 films, hij is natuurlijk niet geschikt voor festivalgangers die juist het avontuur zoeken en iets anders willen zien dan wat in bioscopen en filmtheaters toch wel op hun pad zal verschijnen. Gelukkig biedt het programma nog andere selectiemogelijkheden om de filmkwaliteit te verhogen. Zo hebben we sinds enkele jaren de VPRO Big Screen Award. Een team van vijf geroutineerde festivalbezoekers kiest uit acht titels die de organisatie heeft geselecteerd er één die gegarandeerd in de bioscoop wordt uitgebracht en ook nog eens op de TV wordt uitgezonden. Je mag hopen dat bij die selectie van kandidaten de toegankelijkheid van de films een belangrijke rol speelde en de organisatie lijkt daar inderdaad van doordrongen te zijn geweest. Van de acht kandidaten behaalden wel zes een plaatsje in minstens de subtop van de waarderingslijst. De opstellers hebben hun werk goed gedaan, met één flagrante miskleun: Big Screen-kandidaat Lemon behaalde in de publieksenquête een beschamende 158e plaats (score 3,124). En dan te bedenken dat juist deze film het festival feestelijk geopend had. Kennelijk had de organisatie filmische kwaliteiten ontdekt die aan het festivalpubliek voorbij zijn gegaan.

Misschien wel de meest safe strategie om kwaliteitsfilms te zien is de selectie van films die in de categorie IFFR Live zijn ondergebracht. De officiële festivalkrant beschrijft dat evenement als ‘de grootste filmfestivalvertoning te wereld’. Tegelijk met de feestelijk opgetutte premières in Rotterdam worden de films wereldwijd in 45 andere theaters gestreamd. Als dat niet van deze tijd is wat dan wel? De zes films in deze rubriek waren dit jaar van hoge kwaliteit en drie daarvan behaalden zelfs de top tien: Noces, Home en The Man. We zien dus dat drie verschillende selectiemethoden, die alle tot doel hebben de ‘betere film’ te ontdekken, daar inderdaad in slagen.

Er is één criterium dat u vooral niet moet gebruiken als u uw filmkeus wilt upgraden. Jaar in jaar uit wordt volgens de festivalkrant ‘het kloppend hart van het festival’ gevormd door De Hivos Tiger Competitie. Dit is een aperte onwaarheid. De wens is hier de vader van de gedachte. Tijdens mijn jaarlijkse festivalbezoek ben ik die categorie films steeds meer gaan zien als een noodzakelijk kwaad dat deel uitmaakt van het festivalbezoek. In het kader van mijn persoonlijke groei – zelf kiezen wat ik doe en laat – heb ik me dit jaar beperkt tot het zien van twee Tigerkandidaten en ik heb niet het idee dat ik mezelf daarmee tekort heb gedaan. Uit de enquêteresultaten blijkt dat ook het publiek, net als in vorige jaren, bepaald niet wam loopt voor dit onderdeel. Drie van de acht geselecteerde Tigernominaties nemen een bescheiden plaats in de middenmoot in, de rest moet het stellen met een plek in de achterhoede. Kennelijk wordt, anders dan bij de Big Screen Award en LIFF Live-categorieën, deelname aan de Tigercompetitie door het publiek niet gezien als indicatie van hoge filmische kwaliteit.

Het lijkt me een van de eerste prioriteiten van de organisatie daar verbetering in aan te brengen. Verleden jaar probeerde de kersverse festivaldirecteur Bero Beyer de Tigercompetitie al op te schudden: minder kandidaten en slechts één Tiger in plaats van drie. Het heeft nauwelijks geholpen. Ik denk dat er meer nodig is dan gepruts met aantallen. In het voorwoord van de festivalcatalogus neemt Beyer ten aanzien van de Tigers de clichés in de mond die geliefd zijn in cultureel-maatschappelijke kringen: ‘innovative works (that) break new ground in fresh, original ways.’ Nou, met die kwalificaties red je het niet en dat is geen wonder. Er staat nu in verschillende bewoordingen vier keer dat een Tigerfilm iets nieuws moet bieden. Informatief is anders.

-------
De plaatjes zijn geselecteerd door de schrijver.
© 2017 Hans Knegtmans
powered by CJ2