archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Treurige Leugens Hans Knegtmans

In de jaren zestig en zeventig was het onder bioscoopexploitanten een ware rage hun bioscoopzaal te vertimmeren tot meerdere ruimten waar films vertoond konden worden. Meer zalen, meer films, meer klanten. De verbouwing maakte het theater er zelden mooier op. Het meest opzichtige slachtoffer was het roemruchte City in Amsterdam. Van de liefst zeven zaaltjes waarin de verbouwing resulteerde, hadden er twee – niet ten onrechte in de kelder gesitueerd – een wazig, opgevoerd televisiescherm dat je vroeger wel aantrof bij particulieren die thuis in hun eigen nepbioscoop wilden zitten. In twee andere zaaltjes was de projector diagonaal op het scherm gericht wat tot een trapeziumvormig beeld leidde. Het esthetisch dieptepunt vormde een zaal waarin door de ophanging van een nieuw scherm de voorste rijen stoelen zich achter het scherm bevonden. (Ik moet aannemen dat hier bij de berekening van de zaalcapaciteit rekening mee werd gehouden.)
 
In de nieuwe megaplexen die hier sinds de jaren negentig zijn gebouwd, is resoluut afgerekend met de ideologie van de snelle grijpstuiver. De kenmerken van de ‘Belgische formule’ die als voorbeeld diende, zijn een beeldformaat en geluid die de bezoeker het gevoel geven zelf in de film te zitten in plaats van er op afstand naar te kijken. Verder moet men zijn benen over elkaar kunnen slaan zonder daarbij tegen de rugleuning van zijn voorbuurman te schoppen. Met die laatste regel lichtten de exploitanten nogal eens de hand, maar met de andere twee criteria werd niet gesjoemeld: zelfs het lulligste zaaltje van het Pathé-concern heeft een beeldformaat dat vroeger alleen aan de grote theaters was voorbehouden. Zo hoort het ook.
 
Verleden jaar zette bioscoopexploitant Meerburg het mes in de bovenverdieping van Cinerama in Rotterdam. De aanleiding was – hoe kan het ook anders – ‘dat de grote zaal te groot was’. Een architect die zijn vak verstond, toverde Cinerama 1 om in drie prachtige zalen die in helemaal niets aan de vroegere constructie deden denken. Helaas was toen het geld voor de verbouwing op, en de renovatie van de andere vier zalen lijkt op wat de modale Nederlander doet die zijn woning een opknapbeurt geeft: een nieuw behangetje, een gerieflijker bankstel dan het vorige, een paar modieuze lichtarmaturen en klaar is Kees! Als die zalen vroeger al in orde waren, hoorde je mij niet klagen, maar dat was zeker niet het geval. Met name zaal 4 is nog even akelig als voorheen: een onafzienbare pijpenla met aan de einder een witte rechthoek die van dichtbij een projectiescherm blijkt te zijn. Maar voor de betalende bezoeker met een zitplaats op rij 13 is dat een schrale troost. Wie een bezoek aan Cinerama Rotterdam overweegt, kan het beste telefonisch aan de caissière vragen in welke zaal de film draait. Met zaal 1, 2 of 3 heeft u het uitzonderlijk goed getroffen. Aan zaal 5, 6 en 7 zult u zich geen buil vallen, wanneer u de film belangrijker vindt dan de entourage en de kwaliteit van de projectie. Draait de film in zaal 4, dan bespaart u zich veel leed en ergernis door weg te blijven en de video af te wachten.
 
Mijn film – L'adversaire - draaide in zaal 2, dus ik had niets te vrezen. Daarbij wordt de hoofdrol gespeeld door Daniel Auteuil,0100 De beste Franse acteur de beste Franse acteur van dit moment. Er is iets vreemds met Auteuil. Ondanks zijn kraaloogjes die, net als zoals vroeger bij Anthony Perkins, aan een alerte vogel doen denken, heeft zijn oogopslag eerder iets afstandelijks en afwezigs. Hij lijkt op een wat oudere scholier die gelaten afwacht tot zijn moeder en de directeur van de school – of eventueel de psychiater – uitgebabbeld zijn over de problemen die hij veroorzaakt. Alsof hij niet beseft dat het gesprek over hem gaat. Merkwaardig genoeg past Auteuils non-aanwezigheid wonderwel bij de rollen die hij gespeeld heeft: de verliefde vioolbouwer in Un coeur en hiver, de politieman die in Les voleurs zijn emoties al jaren geleden voorgoed heeft begraven, de garnizoenscommandant die in La veuve de Saint-Pierre uit liefde en respect voor zijn vrouw haar humanitaire standpunten overneemt, en de schlemiel in de komedie Le placard die door homoseksualiteit voor te wenden zijn dreigende ontslag weliswaar voorkomt, maar ook onvermoede krachten in zijn omgeving losmaakt.
 
Zo’n man kun je de rol van Jean-Marc Faure in L’adversaire wel toevertrouwen. Faure – in het echt Jean-Claude Romand geheten – deed zich aan het eind van de vorige eeuw bijna twintig jaar voor als arts, met een onderzoeksbaan bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. En dat terwijl hij na het eerste jaar van zijn medicijnenstudie geen tentamen meer had afgelegd, laat staan gehaald. Het is natuurlijk absurd dat niemand dat ontdekt. Twee van zijn naaste vrienden die wél over het artsdiploma beschikken, twijfelen geen seconde aan de identiteit van hun ‘collega’. Zijn vrouw weet niet beter of Jean-Marc stroopt beroepshalve congressen en andere vakbijeenkomsten af. Voor zijn moeder neemt hij uit de congresplaatsen die hij zogenaamd aandoet, souvenirtjes mee. Hij wijst haar zelfs op de landkaart aan waar het zojuist bezochte Rotterdam zich bevindt. Zijn werkelijke inkomsten bestaan uit het geld van familieleden en kennissen dat hij deskundig heeft belegd. Althans, dat denken ze.
 
L’adversaire had een komedie kunnen zijn – zoals de film L’emploi du temps, een veel vrijere bewerking van hetzelfde thema – als de waargebeurde ontknoping niet zo gruwelijk was. Wanneer Faure’s leugens hem boven het hoofd groeien en hij beseft dat zijn fictieve wereld op instorten staat, vermoordt hij zijn familieleden: vrouw, dochter, zoontje, vader en moeder. Zijn geplande zelfmoord mislukt ternauwernood en hij wordt tot levenslang veroordeeld. Regisseuse Nicole Garcia heeft dit gegeven opzettelijk niet bewerkt tot een thriller, met een dader wiens geheimen en motieven zich openbaren als we eenmaal voldoende achtergrondkennis hebben. Faure’s beweegredenen blijven voor de toeschouwer even ondoorgrondelijk als voor de psychiaters en psychologen die zich indertijd over het drama bogen. L’adversaire is rijk aan details die de reeks van leugens een bodemloze treurnis geven. Tijdens zijn zoveelste onnutte autotocht over de tolweg neemt Auteuil een korte pauze in acht. Hij luistert met aandacht naar een dolkomisch familieprogramma op de autoradio, voorzien van ingeblikt gelach. Zelf schatert hij volop mee. De toeschouwer is het lachen allang vergaan.


© 2004 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Treurige Leugens Hans Knegtmans
In de jaren zestig en zeventig was het onder bioscoopexploitanten een ware rage hun bioscoopzaal te vertimmeren tot meerdere ruimten waar films vertoond konden worden. Meer zalen, meer films, meer klanten. De verbouwing maakte het theater er zelden mooier op. Het meest opzichtige slachtoffer was het roemruchte City in Amsterdam. Van de liefst zeven zaaltjes waarin de verbouwing resulteerde, hadden er twee – niet ten onrechte in de kelder gesitueerd – een wazig, opgevoerd televisiescherm dat je vroeger wel aantrof bij particulieren die thuis in hun eigen nepbioscoop wilden zitten. In twee andere zaaltjes was de projector diagonaal op het scherm gericht wat tot een trapeziumvormig beeld leidde. Het esthetisch dieptepunt vormde een zaal waarin door de ophanging van een nieuw scherm de voorste rijen stoelen zich achter het scherm bevonden. (Ik moet aannemen dat hier bij de berekening van de zaalcapaciteit rekening mee werd gehouden.)
 
In de nieuwe megaplexen die hier sinds de jaren negentig zijn gebouwd, is resoluut afgerekend met de ideologie van de snelle grijpstuiver. De kenmerken van de ‘Belgische formule’ die als voorbeeld diende, zijn een beeldformaat en geluid die de bezoeker het gevoel geven zelf in de film te zitten in plaats van er op afstand naar te kijken. Verder moet men zijn benen over elkaar kunnen slaan zonder daarbij tegen de rugleuning van zijn voorbuurman te schoppen. Met die laatste regel lichtten de exploitanten nogal eens de hand, maar met de andere twee criteria werd niet gesjoemeld: zelfs het lulligste zaaltje van het Pathé-concern heeft een beeldformaat dat vroeger alleen aan de grote theaters was voorbehouden. Zo hoort het ook.
 
Verleden jaar zette bioscoopexploitant Meerburg het mes in de bovenverdieping van Cinerama in Rotterdam. De aanleiding was – hoe kan het ook anders – ‘dat de grote zaal te groot was’. Een architect die zijn vak verstond, toverde Cinerama 1 om in drie prachtige zalen die in helemaal niets aan de vroegere constructie deden denken. Helaas was toen het geld voor de verbouwing op, en de renovatie van de andere vier zalen lijkt op wat de modale Nederlander doet die zijn woning een opknapbeurt geeft: een nieuw behangetje, een gerieflijker bankstel dan het vorige, een paar modieuze lichtarmaturen en klaar is Kees! Als die zalen vroeger al in orde waren, hoorde je mij niet klagen, maar dat was zeker niet het geval. Met name zaal 4 is nog even akelig als voorheen: een onafzienbare pijpenla met aan de einder een witte rechthoek die van dichtbij een projectiescherm blijkt te zijn. Maar voor de betalende bezoeker met een zitplaats op rij 13 is dat een schrale troost. Wie een bezoek aan Cinerama Rotterdam overweegt, kan het beste telefonisch aan de caissière vragen in welke zaal de film draait. Met zaal 1, 2 of 3 heeft u het uitzonderlijk goed getroffen. Aan zaal 5, 6 en 7 zult u zich geen buil vallen, wanneer u de film belangrijker vindt dan de entourage en de kwaliteit van de projectie. Draait de film in zaal 4, dan bespaart u zich veel leed en ergernis door weg te blijven en de video af te wachten.
 
Mijn film – L'adversaire - draaide in zaal 2, dus ik had niets te vrezen. Daarbij wordt de hoofdrol gespeeld door Daniel Auteuil,0100 De beste Franse acteur de beste Franse acteur van dit moment. Er is iets vreemds met Auteuil. Ondanks zijn kraaloogjes die, net als zoals vroeger bij Anthony Perkins, aan een alerte vogel doen denken, heeft zijn oogopslag eerder iets afstandelijks en afwezigs. Hij lijkt op een wat oudere scholier die gelaten afwacht tot zijn moeder en de directeur van de school – of eventueel de psychiater – uitgebabbeld zijn over de problemen die hij veroorzaakt. Alsof hij niet beseft dat het gesprek over hem gaat. Merkwaardig genoeg past Auteuils non-aanwezigheid wonderwel bij de rollen die hij gespeeld heeft: de verliefde vioolbouwer in Un coeur en hiver, de politieman die in Les voleurs zijn emoties al jaren geleden voorgoed heeft begraven, de garnizoenscommandant die in La veuve de Saint-Pierre uit liefde en respect voor zijn vrouw haar humanitaire standpunten overneemt, en de schlemiel in de komedie Le placard die door homoseksualiteit voor te wenden zijn dreigende ontslag weliswaar voorkomt, maar ook onvermoede krachten in zijn omgeving losmaakt.
 
Zo’n man kun je de rol van Jean-Marc Faure in L’adversaire wel toevertrouwen. Faure – in het echt Jean-Claude Romand geheten – deed zich aan het eind van de vorige eeuw bijna twintig jaar voor als arts, met een onderzoeksbaan bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. En dat terwijl hij na het eerste jaar van zijn medicijnenstudie geen tentamen meer had afgelegd, laat staan gehaald. Het is natuurlijk absurd dat niemand dat ontdekt. Twee van zijn naaste vrienden die wél over het artsdiploma beschikken, twijfelen geen seconde aan de identiteit van hun ‘collega’. Zijn vrouw weet niet beter of Jean-Marc stroopt beroepshalve congressen en andere vakbijeenkomsten af. Voor zijn moeder neemt hij uit de congresplaatsen die hij zogenaamd aandoet, souvenirtjes mee. Hij wijst haar zelfs op de landkaart aan waar het zojuist bezochte Rotterdam zich bevindt. Zijn werkelijke inkomsten bestaan uit het geld van familieleden en kennissen dat hij deskundig heeft belegd. Althans, dat denken ze.
 
L’adversaire had een komedie kunnen zijn – zoals de film L’emploi du temps, een veel vrijere bewerking van hetzelfde thema – als de waargebeurde ontknoping niet zo gruwelijk was. Wanneer Faure’s leugens hem boven het hoofd groeien en hij beseft dat zijn fictieve wereld op instorten staat, vermoordt hij zijn familieleden: vrouw, dochter, zoontje, vader en moeder. Zijn geplande zelfmoord mislukt ternauwernood en hij wordt tot levenslang veroordeeld. Regisseuse Nicole Garcia heeft dit gegeven opzettelijk niet bewerkt tot een thriller, met een dader wiens geheimen en motieven zich openbaren als we eenmaal voldoende achtergrondkennis hebben. Faure’s beweegredenen blijven voor de toeschouwer even ondoorgrondelijk als voor de psychiaters en psychologen die zich indertijd over het drama bogen. L’adversaire is rijk aan details die de reeks van leugens een bodemloze treurnis geven. Tijdens zijn zoveelste onnutte autotocht over de tolweg neemt Auteuil een korte pauze in acht. Hij luistert met aandacht naar een dolkomisch familieprogramma op de autoradio, voorzien van ingeblikt gelach. Zelf schatert hij volop mee. De toeschouwer is het lachen allang vergaan.
© 2004 Hans Knegtmans
powered by CJ2