archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Quentin Tarantino slaat nu ècht door Hans Knegtmans

0113 Hoe vertel ik ...
Death Proof van regisseur Quentin Tarantino is het tweede deel van een tweeluik dat in de VS is uitgebracht onder de titel Grindhouse. Het eerste deel Planet Terror (van Robert Rodriguez) komt in augustus a.s. Dat de delen hier gescheiden worden uitgebracht heeft te maken met het feit dat in Europa het fenomeen grindhouse nauwelijks bekend is. Het was in de vorige eeuw de aanduiding van een bioscooptheater in de Amerikaanse grote steden waar achter elkaar twee films werden geprogrammeerd. Niet de beste films in het algemeen. Ze konden over seks gaan, geweld, horror, science fiction of het wilde westen. De enige criteria waar makers en bioscoopexploitanten in geïnteresseerd waren luidden: ‘het moet zo weinig mogelijk kosten’ en ‘het publiek mag zich niet vervelen.’ Dat was in de jaren vijftig en zestig, toen er nog geen concurrentie van TV, DVD en de computer was, makkelijker dan nu.

In Death Proof brengt Tarantino een eerbetoon aan het Grindhouse-genre. De eerste helft moet door de vele technische gebreken – spikkels, zogeheten ‘kabels’ in het beeld en problemen met montage en geluid – de suggestie wekken dat de filmkopie door tientallen versleten projectors danig is beschadigd. (Bizar genoeg is de tweede helft puntgaaf gebleven.) Men zou verwachten dat in het kader van die lofzang ook de thematiek en compositie van de film een hoog retrogehalte hebben, maar dat is niet het geval. De exportversie duurt 116 minuten. Negentig procent daarvan gaat nergens over. Dat verdient toelichting.

Drie lekkere meiden, van wie Sidney Poitier (als deejay Jungle Julia) en Vanessa Ferlito (als ‘Butterfly’) de meeste aandacht van de camera krijgen, maken een autoritje naar hun favoriete bar in Austin, Texas. Onderweg ouwehoeren ze over vriendjes, seks, film en muziek. Eenmaal in het café ouwehoeren ze nog steeds over vriendjes, seks, film en muziek. Soms zwenkt de camera naar een paar jongens die overwegen hoe ze de meiden het best kunnen versieren.
Interessant is dit alles absoluut niet, behalve voor de vele Tarantino-fans die sinds Pulp Fiction zich een kriek lachen bij de wezenloze dialogen waarmee de maestro zijn films opleukt, een activiteit die wel met de filosofische term ‘deconstructie’ wordt aangeduid. Voor de Grindhouse-hommage heeft Tarantino de psychopatische ‘Stuntman Mike’ bedacht (een lustig schmierende Kurt Russell). Deze beschikt beroepshalve over een auto die death proof is gemaakt. Niet helemaal natuurlijk, maar het voertuig en zijn bestuurder kunnen wel een stootje hebben. Dat blijkt overduidelijk uit de gewelddadige scène waarmee de eerste helft van de film eindigt. (Actie! Grindhouse!)

De tweede helft van de film moet het stellen zonder de vlotte types van zojuist. Daarvoor zijn drie andere meiden in de plaats gekomen. Twee van hen zijn stuntrijders (actrice Zoe Bell is dat ook in het dagelijks leven), de derde (Rosario Dawson) is alleen maar erg mooi. En wat doen ze daar, voor de ingang van een drugstore ergens in Tennessee? Jawel. U was er al bang voor. Ze ouwehoeren vijf kwartier in een uur over vriendjes, seks, film en muziek. Eindelijk stappen ze in hun auto en ouwehoeren daar verder. De reis gaat naar een particulier die een Dodge Challenger uit 1970 aanbiedt. Dat lijkt de stuntrijdsters wel wat en ze maken een proefritje, waarbij Zoe bovenop de motorkap haar stuntcapaciteiten etaleert. Kijk nu toch, daar verschijnt een tweede auto in beeld. Als dat Stuntman Mike niet is! Jazeker. Een dolle achtervolging neemt een aanvang. Eerst jaagt Mike achter de dames aan, maar die laten dit niet op zich zitten en algauw is hij het die voor zijn leven moet vrezen. De achtervolging is mooi en ongetwijfeld technisch knap gemaakt maar hij doet toch, net als de rest van de film, het meest denken aan een zielloze stijloefening. Dat was in The French Connection en Bullitt wel anders.

Ik zal maar eerlijk bekennen dat ik me eigenlijk alleen geamuseerd heb bij een onvervalste lap dance die Butterfly uitvoert voor Stuntman Mike. De manier waarop Tarantino haar welgevormde benen en dito kont in beeld brengt getuigt van minstens even veel vakmanschap als de achtervolgingsscène. En dat de achtergrondmuziek bij deze opwindende beelden bestaat uit het lied Down in Mexico van The Coasters – met de scheursax van King Curtis prominent aanwezig – maakt gedurende drie minuten Death Proof tot een adembenemende film.

Adam’s Apples (Adams Aebler in het Deens) kende ik al van de afgelopen editie van Film By the Sea in Vlissingen. Maar het leek me verstandig, met het oog op dit stukje, de film nog eens te gaan zien. Dat is maar goed ook. Ik herinnerde me de film als een uitzinnige zwarte komedie waarom het hartelijk lachen was. Dat bleek te kloppen. Althans gedurende ongeveer tweederde van de film. Daarna tapt regisseur en scenarist Anders Thomas Jensen uit een ander vaatje en vergaat het lachen de kijkers in een vloek en een zucht.
Die omschakeling was ik totaal vergeten. Sterker nog: terwijl ik me de volgorde van de scènes uit het vrolijke deel vrijwel perfect herinnerde, kon ik nu na de plotwending niet meteen bedenken hoe het verhaal verder zou gaan. Dat verschijnsel is in lijn met onderzoek uit de sociale psychologie. Het categoriseren van een film als uitzinnige komedie maakt dat men de dramatische momenten tijdens het kijken minder goed registreert en ze na afloop ook eerder vergeet.

Neonazi Adam wordt na zijn celstraf naar een soort halfway house (zoals het in Amerika heet) gestuurd, een kerkje op het Deense platteland. Pastoor Ivan heeft vaker met het bijltje gehakt en heeft op dit moment nog twee andere bajesklanten onder zijn hoede. De moddervette Gunnar – voormalig tenniskampioen maar na een ten onrechte uit gegeven bal op het verkeerde pad geraakt – probeert zijn alcoholverslaving en kleptomanie de baas te worden en ook de Islamitische moordenaar en overvaller van tankstations Khalid werkt hard aan een evenwichtiger persoonlijkheidsstructuur. Ivan maakt Adam duidelijk dat het voor succesvolle rehabilitatie belangrijk is een doel te formuleren. Omdat hem niet anders te binnen wil schieten zegt Adam dat hij wel een taart wil bakken. Mooi zo, dan wordt verzorging van de door kraaien belaagde appelboom in de kerktuin Adams project. Tot de appels rijp zijn en hij de keuken in kan.

Vrij snel blijkt dat Ivan zelf een afwijking heeft die de gebreken van zijn gasten ruimschoots overtreft. Hij sluit categorisch zijn ogen voor alles wat zijn positieve kijk op het leven en de mensheid in gevaar zou kunnen brengen. Adam ergert zich aan dit gebrek aan werkelijkheidszin, wat er regelmatig toe leidt dat hij zijn gastheer een bloedneus bezorgt, iets dat door het slachtoffer vervolgens ogenblikkelijk wordt gebagatelliseerd, zo niet ontkend. Wanneer Adam van de plaatselijke arts de oorzaak van Ivans afwijking verneemt, verandert niet alleen de toonzetting van de film, maar ook Adams houding tegenover de pastoor.
Voor het zover is echter, heeft de toeschouwer een spervuur van slapstick en krankzinnige dialogen ondergaan. In deze fase vertoeft de regisseur permanent in een wereld die we kennen van andere filmmakers met een hang naar het absurdistische. Mannen als de Coen brothers, het Monty Pythonteam, en de Zweed Roy Andersson (diens nieuwste film Du levande draaide in Cannes maar wij zullen nog zeker een half jaar geduld moeten hebben). De manier waarop met de kraaien die Adams appels aanvreten wordt afgerekend blijft nog lang in het geheugen hangen, evenals de manier waarop Ivan met zijn gehandicapte zoon ‘communiceert’.

De rol van pastoor wordt subliem vertolkt door Mads Mikkelsen, die we eerder konden zien als misdadige pokeraar Le Chiffre in Casino Royale, en die de hoofdrol had in het melodrama After the Wedding, eveneens geschreven door Anders Thomas Jensen. De andere hoofdpersoon, Adam, wordt met wisselend succes gespeeld door Ulrich Thomsen, die ooit indruk maakte in Festen. De rol van neonazi is hem niet op het lijf geschreven, en zijn barse blik doet soms geforceerd aan.
Adam’s Apples maakt dat je de wereld tijdelijk mooier vindt dan hij in werkelijkheid is. Dat is een aangename ervaring. De bezoekers van het Amsterdam Fantastic Film Festival waren zo onder de indruk dat zij de film met de publieksprijs beloonden. En dat voor een film die mijlenver afstaat van het fantasy- of horrorgenre. Er zijn slechts weinig kopieën van in omloop, maar geen nood, hij is ook op DVD verkrijgbaar.
 
**********************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk
gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker,
Evelien Polter, Mabel Amber en Frits Hoorweg.
 
'Springveren, het beste uit de leunstoel’ is nu te koop. Luister ook naar 'De mannenpil' , een van de bijdragen, voorgelezen door Maeve van der Steen. Zie www.eburon.nl/product_details.php?item_id=472


© 2007 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Quentin Tarantino slaat nu ècht door Hans Knegtmans
0113 Hoe vertel ik ...
Death Proof van regisseur Quentin Tarantino is het tweede deel van een tweeluik dat in de VS is uitgebracht onder de titel Grindhouse. Het eerste deel Planet Terror (van Robert Rodriguez) komt in augustus a.s. Dat de delen hier gescheiden worden uitgebracht heeft te maken met het feit dat in Europa het fenomeen grindhouse nauwelijks bekend is. Het was in de vorige eeuw de aanduiding van een bioscooptheater in de Amerikaanse grote steden waar achter elkaar twee films werden geprogrammeerd. Niet de beste films in het algemeen. Ze konden over seks gaan, geweld, horror, science fiction of het wilde westen. De enige criteria waar makers en bioscoopexploitanten in geïnteresseerd waren luidden: ‘het moet zo weinig mogelijk kosten’ en ‘het publiek mag zich niet vervelen.’ Dat was in de jaren vijftig en zestig, toen er nog geen concurrentie van TV, DVD en de computer was, makkelijker dan nu.

In Death Proof brengt Tarantino een eerbetoon aan het Grindhouse-genre. De eerste helft moet door de vele technische gebreken – spikkels, zogeheten ‘kabels’ in het beeld en problemen met montage en geluid – de suggestie wekken dat de filmkopie door tientallen versleten projectors danig is beschadigd. (Bizar genoeg is de tweede helft puntgaaf gebleven.) Men zou verwachten dat in het kader van die lofzang ook de thematiek en compositie van de film een hoog retrogehalte hebben, maar dat is niet het geval. De exportversie duurt 116 minuten. Negentig procent daarvan gaat nergens over. Dat verdient toelichting.

Drie lekkere meiden, van wie Sidney Poitier (als deejay Jungle Julia) en Vanessa Ferlito (als ‘Butterfly’) de meeste aandacht van de camera krijgen, maken een autoritje naar hun favoriete bar in Austin, Texas. Onderweg ouwehoeren ze over vriendjes, seks, film en muziek. Eenmaal in het café ouwehoeren ze nog steeds over vriendjes, seks, film en muziek. Soms zwenkt de camera naar een paar jongens die overwegen hoe ze de meiden het best kunnen versieren.
Interessant is dit alles absoluut niet, behalve voor de vele Tarantino-fans die sinds Pulp Fiction zich een kriek lachen bij de wezenloze dialogen waarmee de maestro zijn films opleukt, een activiteit die wel met de filosofische term ‘deconstructie’ wordt aangeduid. Voor de Grindhouse-hommage heeft Tarantino de psychopatische ‘Stuntman Mike’ bedacht (een lustig schmierende Kurt Russell). Deze beschikt beroepshalve over een auto die death proof is gemaakt. Niet helemaal natuurlijk, maar het voertuig en zijn bestuurder kunnen wel een stootje hebben. Dat blijkt overduidelijk uit de gewelddadige scène waarmee de eerste helft van de film eindigt. (Actie! Grindhouse!)

De tweede helft van de film moet het stellen zonder de vlotte types van zojuist. Daarvoor zijn drie andere meiden in de plaats gekomen. Twee van hen zijn stuntrijders (actrice Zoe Bell is dat ook in het dagelijks leven), de derde (Rosario Dawson) is alleen maar erg mooi. En wat doen ze daar, voor de ingang van een drugstore ergens in Tennessee? Jawel. U was er al bang voor. Ze ouwehoeren vijf kwartier in een uur over vriendjes, seks, film en muziek. Eindelijk stappen ze in hun auto en ouwehoeren daar verder. De reis gaat naar een particulier die een Dodge Challenger uit 1970 aanbiedt. Dat lijkt de stuntrijdsters wel wat en ze maken een proefritje, waarbij Zoe bovenop de motorkap haar stuntcapaciteiten etaleert. Kijk nu toch, daar verschijnt een tweede auto in beeld. Als dat Stuntman Mike niet is! Jazeker. Een dolle achtervolging neemt een aanvang. Eerst jaagt Mike achter de dames aan, maar die laten dit niet op zich zitten en algauw is hij het die voor zijn leven moet vrezen. De achtervolging is mooi en ongetwijfeld technisch knap gemaakt maar hij doet toch, net als de rest van de film, het meest denken aan een zielloze stijloefening. Dat was in The French Connection en Bullitt wel anders.

Ik zal maar eerlijk bekennen dat ik me eigenlijk alleen geamuseerd heb bij een onvervalste lap dance die Butterfly uitvoert voor Stuntman Mike. De manier waarop Tarantino haar welgevormde benen en dito kont in beeld brengt getuigt van minstens even veel vakmanschap als de achtervolgingsscène. En dat de achtergrondmuziek bij deze opwindende beelden bestaat uit het lied Down in Mexico van The Coasters – met de scheursax van King Curtis prominent aanwezig – maakt gedurende drie minuten Death Proof tot een adembenemende film.

Adam’s Apples (Adams Aebler in het Deens) kende ik al van de afgelopen editie van Film By the Sea in Vlissingen. Maar het leek me verstandig, met het oog op dit stukje, de film nog eens te gaan zien. Dat is maar goed ook. Ik herinnerde me de film als een uitzinnige zwarte komedie waarom het hartelijk lachen was. Dat bleek te kloppen. Althans gedurende ongeveer tweederde van de film. Daarna tapt regisseur en scenarist Anders Thomas Jensen uit een ander vaatje en vergaat het lachen de kijkers in een vloek en een zucht.
Die omschakeling was ik totaal vergeten. Sterker nog: terwijl ik me de volgorde van de scènes uit het vrolijke deel vrijwel perfect herinnerde, kon ik nu na de plotwending niet meteen bedenken hoe het verhaal verder zou gaan. Dat verschijnsel is in lijn met onderzoek uit de sociale psychologie. Het categoriseren van een film als uitzinnige komedie maakt dat men de dramatische momenten tijdens het kijken minder goed registreert en ze na afloop ook eerder vergeet.

Neonazi Adam wordt na zijn celstraf naar een soort halfway house (zoals het in Amerika heet) gestuurd, een kerkje op het Deense platteland. Pastoor Ivan heeft vaker met het bijltje gehakt en heeft op dit moment nog twee andere bajesklanten onder zijn hoede. De moddervette Gunnar – voormalig tenniskampioen maar na een ten onrechte uit gegeven bal op het verkeerde pad geraakt – probeert zijn alcoholverslaving en kleptomanie de baas te worden en ook de Islamitische moordenaar en overvaller van tankstations Khalid werkt hard aan een evenwichtiger persoonlijkheidsstructuur. Ivan maakt Adam duidelijk dat het voor succesvolle rehabilitatie belangrijk is een doel te formuleren. Omdat hem niet anders te binnen wil schieten zegt Adam dat hij wel een taart wil bakken. Mooi zo, dan wordt verzorging van de door kraaien belaagde appelboom in de kerktuin Adams project. Tot de appels rijp zijn en hij de keuken in kan.

Vrij snel blijkt dat Ivan zelf een afwijking heeft die de gebreken van zijn gasten ruimschoots overtreft. Hij sluit categorisch zijn ogen voor alles wat zijn positieve kijk op het leven en de mensheid in gevaar zou kunnen brengen. Adam ergert zich aan dit gebrek aan werkelijkheidszin, wat er regelmatig toe leidt dat hij zijn gastheer een bloedneus bezorgt, iets dat door het slachtoffer vervolgens ogenblikkelijk wordt gebagatelliseerd, zo niet ontkend. Wanneer Adam van de plaatselijke arts de oorzaak van Ivans afwijking verneemt, verandert niet alleen de toonzetting van de film, maar ook Adams houding tegenover de pastoor.
Voor het zover is echter, heeft de toeschouwer een spervuur van slapstick en krankzinnige dialogen ondergaan. In deze fase vertoeft de regisseur permanent in een wereld die we kennen van andere filmmakers met een hang naar het absurdistische. Mannen als de Coen brothers, het Monty Pythonteam, en de Zweed Roy Andersson (diens nieuwste film Du levande draaide in Cannes maar wij zullen nog zeker een half jaar geduld moeten hebben). De manier waarop met de kraaien die Adams appels aanvreten wordt afgerekend blijft nog lang in het geheugen hangen, evenals de manier waarop Ivan met zijn gehandicapte zoon ‘communiceert’.

De rol van pastoor wordt subliem vertolkt door Mads Mikkelsen, die we eerder konden zien als misdadige pokeraar Le Chiffre in Casino Royale, en die de hoofdrol had in het melodrama After the Wedding, eveneens geschreven door Anders Thomas Jensen. De andere hoofdpersoon, Adam, wordt met wisselend succes gespeeld door Ulrich Thomsen, die ooit indruk maakte in Festen. De rol van neonazi is hem niet op het lijf geschreven, en zijn barse blik doet soms geforceerd aan.
Adam’s Apples maakt dat je de wereld tijdelijk mooier vindt dan hij in werkelijkheid is. Dat is een aangename ervaring. De bezoekers van het Amsterdam Fantastic Film Festival waren zo onder de indruk dat zij de film met de publieksprijs beloonden. En dat voor een film die mijlenver afstaat van het fantasy- of horrorgenre. Er zijn slechts weinig kopieën van in omloop, maar geen nood, hij is ook op DVD verkrijgbaar.
 
**********************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk
gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker,
Evelien Polter, Mabel Amber en Frits Hoorweg.
 
'Springveren, het beste uit de leunstoel’ is nu te koop. Luister ook naar 'De mannenpil' , een van de bijdragen, voorgelezen door Maeve van der Steen. Zie www.eburon.nl/product_details.php?item_id=472
© 2007 Hans Knegtmans
powered by CJ2