archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 11
Jaargang 1
25 maart 2004
Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
Roomsen hebben het moeilijk Theo Capel

0111 Roomsen hebben het moeilijkLudlum lijkt weer onder ons. Het werk van de man die eigenhandig de conspiratie-thriller bedacht is overigens nog steeds populair, maar Ludlum zelf ging van ons heen. Dan Brown is zijn reïncarnatie en dezelfde uitgeverij die Ludlum bij ons groot maakte - of groot werd van Ludlum - heeft met zijn thriller De Da Vinci Code (Luitingh-Sijthoff, € 18,95) een enorme bestseller. Als The Da Vinci Code ook als Engelstalige pocket te koop (Black Swan, Van Ditmar Boekenimport, € 12,95). Eerder verscheen al van Brown Het Bernini Mysterie, dat in een landelijk dagblad abusievelijk als het Berini Mysterie werd besproken, maar niets met een van de eerste bromfietsen in ons land te maken heeft - misschien moet je de recensent onder verwijzing naar de brommer Eitje noemen vanwege deze fout. De twee boeken zijn praktisch de eerste werken van Dan Brown die nog geen veertig moet zijn. De fans en de uitgever kunnen zich in hun handen wrijven. Er zullen normaal gesproken nog vele mysteriën volgen.

Net zoals bij Ludlum raakt een burger betrokken in een kwestie die de wereld uit het lood kan brengen. In dit geval is het Robert Langdon, hoogleraar in het niet-bestaande vakgebied Religieuze Symboliek aan de Universiteit van Harvard. Anders dan bij Ludlum wordt de held niet alléén de halve wereld achternagezeten en bedreigd tot hij er achter komt wat hooggeplaatsten voor ons verborgen houden. Bij Brown moet de professor onderweg ook nog actief allerlei letterlijke raadsels of codes ontsluieren. Dat gebeurt met veel vertoon van eruditie en zo is het werk van Brown vooral geschikt voor de ontwikkelde liefhebber van Ludlumachtige boeken.

Hoewel de auteur in een voorwoord stelt: “alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur … zijn waarheidsgetrouw”, moet je dat niet zo maar geloven. Andere goed opgeleide types zeggen bijvoorbeeld dat het doek van Da Vinci dat door de metgezellin van de professor vernield dreigt te worden, op hout in plaats van linnen is geschilderd. Haar knie kan dus helemaal niet door het schilderij geduwd worden, zoals Brown beschrijft. En dan is er bijvoorbeeld het aantal ruitjes in de glazen piramide die de toegang tot het museum Het Louvre vormt. Anders dan de schrijver beweert, zouden het er geen 666 (het getal van het beest) zijn. De iets minder ontwikkelde lezer zal dat weinig kunnen schelen. Die wil gewoon een sappig verhaal en raakt geïmponeerd door de vele details die de hoogleraar en andere personages steeds maar weer uit hun mouw schudden. Al die feiten over schilderkunst, de Roomse Kerk, de zoektocht naar de graal, geheimtalen en wat al niet meer, gaan soms ook tegenstaan in de meer dan 400 bladzijden die het boek telt. En het slot is ook veel minder spectaculair dan je zou hebben verwacht.

In De Da Vinci Code raakt hoogleraar Langdon, die door een aantrekkelijke cryptografe van de Franse Geheime Dienst wordt bijgestaan, betrokken in een machtsstrijd tussen Opus Dei en een zeer geheime Broederschap, wat wel eens het einde van de Roomse Kerk zou kunnen inhouden. De mythische graal waar men al eeuwen naar op zoek is, speelt daarbij de hoofdrol. Langdon is bij toeval in Parijs als de conservator van het Louvre door een albino-monnik wordt vermoord, maar nog net in staat is een paar mysterieuze aanwijzingen achter te laten. Een ervan verwijst naar de professor die daardoor meteen verdacht is. De cryptografe blijkt een kleindochter van de conservator te zijn, en dat is natuurlijk geen toeval. Achterna gezeten door de politie maken ze een soort puzzelrit door Frankrijk en Engeland die hen naar de graal moet leiden. Als tenminste de albino en iemand die geheimzinnig De Leermeester heet, hen niet voor zijn.

Leonardo Da Vinci die zijn naam aan de titel heeft geleend, heeft er eigenlijk niets mee te maken, behalve dat hij ook tot de broederschap zou hebben behoord en het geheim van de graal zou hebben gekend. Als je zijn Laatste Avondmaal scherp bestudeerd, zou je daarvoor al diverse aanwijzingen krijgen. Die theorie van de auteur wordt door kenners van het werk (dat foutief door Brown als fresco wordt aangeduid; het is op droge kalk geschilderd) onzin genoemd. Spannende onzin, en smakelijk gebracht, zou het oordeel moeten zijn over het geheel.

In 1983 verscheen van Lewis Perdue het bijna gelijkluidende The Da Vinci Legacy, dat nu herdrukt is (TOR, Van Ditmar Boekimport, € 12,95). De auteur beschuldigt Dan Brown van plagiaat. Ogenschijnlijk hebben de twee boeken, behalve de titelgelijkenis, wel wat van elkaar weg. Ook bij Perdue speelt een geheimzinnige kloosterorde een belangrijke rol. Ze hebben al eeuwen iets tegen de Paus en met de verzamelde werken van Da Vinci in handen, zouden ze de prelaat terzijde kunnen schuiven. Tegelijkertijd is een verwerpelijk verbond van zakenlieden ook in het manuscript geïnteresseerd. Dat komt allemaal aan het rollen doordat een amateur-historicus, die eigenlijk geoloog van zijn vak is, ontdekt dat er een paar bladzijden in een manuscript van Da Vinci vervalst zijn. De man heet Vance Erikson, maar op de achterflap staat dat zijn naam Curtis Davis is. Zo zijn er meer vreemde zaken met dit boek. Men heeft zich niet beperkt tot een herdruk, maar het is licht bijgewerkt waardoor de indruk moet ontstaan dat het in het heden speelt. De terroristische aanslag op New York van 2001 wordt bijvoorbeeld vermeld, maar men is wel vergeten de leeftijd van de opdrachtgever van de geoloog aan te passen, zodat die man nu geen tachtig is zoals wordt beweerd, maar eigenlijk over de 100.

Als je Brown als post-Ludlum wil typeren, dan is Perdue een voorbeeld van pre-Ludlum. Geschiet en gedraaf en wonderbaarlijke ontsnappingen - met name uit een klooster in Como - vullen het grootste deel van het boek. Perdue heeft net als Brown zijn geleerde een scherpzinnige vrouw als hulpje meegegeven. Amsterdam speelt een kleine rol in het boek en Bologna een grotere en ook dus Como, evenals Rome. In Amsterdam is nog een KLM-busstation op het Museumplein dat al lang niet meer bestaat. En de geoloog drinkt een oude genever in een bruine kroeg, wat op zich nog steeds kan, maar de Carmiggeltmannen die dit gewoon zijn, worden steeds schaarser. Spannende onzin, zo kun je het boek van van Perdue typeren, van een grover gehalte dan het werk van Brown. Als ik Mona Lisa was, zou ik een glimlachen over het werk van beide auteurs, een beetje raadselachtig misschien ook.

© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Misdaadboeken"
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
Roomsen hebben het moeilijk Theo Capel
0111 Roomsen hebben het moeilijkLudlum lijkt weer onder ons. Het werk van de man die eigenhandig de conspiratie-thriller bedacht is overigens nog steeds populair, maar Ludlum zelf ging van ons heen. Dan Brown is zijn reïncarnatie en dezelfde uitgeverij die Ludlum bij ons groot maakte - of groot werd van Ludlum - heeft met zijn thriller De Da Vinci Code (Luitingh-Sijthoff, € 18,95) een enorme bestseller. Als The Da Vinci Code ook als Engelstalige pocket te koop (Black Swan, Van Ditmar Boekenimport, € 12,95). Eerder verscheen al van Brown Het Bernini Mysterie, dat in een landelijk dagblad abusievelijk als het Berini Mysterie werd besproken, maar niets met een van de eerste bromfietsen in ons land te maken heeft - misschien moet je de recensent onder verwijzing naar de brommer Eitje noemen vanwege deze fout. De twee boeken zijn praktisch de eerste werken van Dan Brown die nog geen veertig moet zijn. De fans en de uitgever kunnen zich in hun handen wrijven. Er zullen normaal gesproken nog vele mysteriën volgen.

Net zoals bij Ludlum raakt een burger betrokken in een kwestie die de wereld uit het lood kan brengen. In dit geval is het Robert Langdon, hoogleraar in het niet-bestaande vakgebied Religieuze Symboliek aan de Universiteit van Harvard. Anders dan bij Ludlum wordt de held niet alléén de halve wereld achternagezeten en bedreigd tot hij er achter komt wat hooggeplaatsten voor ons verborgen houden. Bij Brown moet de professor onderweg ook nog actief allerlei letterlijke raadsels of codes ontsluieren. Dat gebeurt met veel vertoon van eruditie en zo is het werk van Brown vooral geschikt voor de ontwikkelde liefhebber van Ludlumachtige boeken.

Hoewel de auteur in een voorwoord stelt: “alle beschrijvingen van kunstwerken, architectuur … zijn waarheidsgetrouw”, moet je dat niet zo maar geloven. Andere goed opgeleide types zeggen bijvoorbeeld dat het doek van Da Vinci dat door de metgezellin van de professor vernield dreigt te worden, op hout in plaats van linnen is geschilderd. Haar knie kan dus helemaal niet door het schilderij geduwd worden, zoals Brown beschrijft. En dan is er bijvoorbeeld het aantal ruitjes in de glazen piramide die de toegang tot het museum Het Louvre vormt. Anders dan de schrijver beweert, zouden het er geen 666 (het getal van het beest) zijn. De iets minder ontwikkelde lezer zal dat weinig kunnen schelen. Die wil gewoon een sappig verhaal en raakt geïmponeerd door de vele details die de hoogleraar en andere personages steeds maar weer uit hun mouw schudden. Al die feiten over schilderkunst, de Roomse Kerk, de zoektocht naar de graal, geheimtalen en wat al niet meer, gaan soms ook tegenstaan in de meer dan 400 bladzijden die het boek telt. En het slot is ook veel minder spectaculair dan je zou hebben verwacht.

In De Da Vinci Code raakt hoogleraar Langdon, die door een aantrekkelijke cryptografe van de Franse Geheime Dienst wordt bijgestaan, betrokken in een machtsstrijd tussen Opus Dei en een zeer geheime Broederschap, wat wel eens het einde van de Roomse Kerk zou kunnen inhouden. De mythische graal waar men al eeuwen naar op zoek is, speelt daarbij de hoofdrol. Langdon is bij toeval in Parijs als de conservator van het Louvre door een albino-monnik wordt vermoord, maar nog net in staat is een paar mysterieuze aanwijzingen achter te laten. Een ervan verwijst naar de professor die daardoor meteen verdacht is. De cryptografe blijkt een kleindochter van de conservator te zijn, en dat is natuurlijk geen toeval. Achterna gezeten door de politie maken ze een soort puzzelrit door Frankrijk en Engeland die hen naar de graal moet leiden. Als tenminste de albino en iemand die geheimzinnig De Leermeester heet, hen niet voor zijn.

Leonardo Da Vinci die zijn naam aan de titel heeft geleend, heeft er eigenlijk niets mee te maken, behalve dat hij ook tot de broederschap zou hebben behoord en het geheim van de graal zou hebben gekend. Als je zijn Laatste Avondmaal scherp bestudeerd, zou je daarvoor al diverse aanwijzingen krijgen. Die theorie van de auteur wordt door kenners van het werk (dat foutief door Brown als fresco wordt aangeduid; het is op droge kalk geschilderd) onzin genoemd. Spannende onzin, en smakelijk gebracht, zou het oordeel moeten zijn over het geheel.

In 1983 verscheen van Lewis Perdue het bijna gelijkluidende The Da Vinci Legacy, dat nu herdrukt is (TOR, Van Ditmar Boekimport, € 12,95). De auteur beschuldigt Dan Brown van plagiaat. Ogenschijnlijk hebben de twee boeken, behalve de titelgelijkenis, wel wat van elkaar weg. Ook bij Perdue speelt een geheimzinnige kloosterorde een belangrijke rol. Ze hebben al eeuwen iets tegen de Paus en met de verzamelde werken van Da Vinci in handen, zouden ze de prelaat terzijde kunnen schuiven. Tegelijkertijd is een verwerpelijk verbond van zakenlieden ook in het manuscript geïnteresseerd. Dat komt allemaal aan het rollen doordat een amateur-historicus, die eigenlijk geoloog van zijn vak is, ontdekt dat er een paar bladzijden in een manuscript van Da Vinci vervalst zijn. De man heet Vance Erikson, maar op de achterflap staat dat zijn naam Curtis Davis is. Zo zijn er meer vreemde zaken met dit boek. Men heeft zich niet beperkt tot een herdruk, maar het is licht bijgewerkt waardoor de indruk moet ontstaan dat het in het heden speelt. De terroristische aanslag op New York van 2001 wordt bijvoorbeeld vermeld, maar men is wel vergeten de leeftijd van de opdrachtgever van de geoloog aan te passen, zodat die man nu geen tachtig is zoals wordt beweerd, maar eigenlijk over de 100.

Als je Brown als post-Ludlum wil typeren, dan is Perdue een voorbeeld van pre-Ludlum. Geschiet en gedraaf en wonderbaarlijke ontsnappingen - met name uit een klooster in Como - vullen het grootste deel van het boek. Perdue heeft net als Brown zijn geleerde een scherpzinnige vrouw als hulpje meegegeven. Amsterdam speelt een kleine rol in het boek en Bologna een grotere en ook dus Como, evenals Rome. In Amsterdam is nog een KLM-busstation op het Museumplein dat al lang niet meer bestaat. En de geoloog drinkt een oude genever in een bruine kroeg, wat op zich nog steeds kan, maar de Carmiggeltmannen die dit gewoon zijn, worden steeds schaarser. Spannende onzin, zo kun je het boek van van Perdue typeren, van een grover gehalte dan het werk van Brown. Als ik Mona Lisa was, zou ik een glimlachen over het werk van beide auteurs, een beetje raadselachtig misschien ook.
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2