archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 4
15 februari 2007
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Zo krijgt romantiek een slechte naam Frits Hoorweg

0408BZ Lopen

Tegen het einde van mijn wandeling bevond ik mij in de buurt van Oisterwijk, in een vennengebied dat de Oude Hondsberg heet. Van ver zag en hoorde ik twee dames naderen. Een van middelbare leeftijd, die slechts af en toe en op gedempte toon sprak. En een op gevorderde leeftijd, die luid, duidelijk en licht bekakt sprak.
‘Ach die ….. . Hij heeft geen greintje romantiek in zijn donder,’ zei de laatste. Het leek wel of die r van donder door het water en de bomen weerkaatst werd. Over wie zou ze het hebben gehad? Als ik een gokje zou mogen doen zette ik mijn geld op een inwonende zoon die inmiddels ook al een respectabele leeftijd heeft bereikt. Uit haar toon sprak de mengeling van inzicht en distantie die bij zo’n verhouding hoort.

Pas toen ik vlakbij was kreeg ze mij in het vizier. Ze sprak me meteen aan:
‘Wat is het hier mooi, hè?!’ zei ze, me onderzoekend aankijkend. Ik was even perplex, mij er pijnlijk van bewust dat er hoge eisen zouden worden gesteld aan het romantisch gehalte van mijn antwoord. Mijn zwijgen duurde haar al snel te lang. ‘Vindt u het hier nú niet mooi?’
‘Bedoelt u: mooier dan het vroeger was?’ vroeg ik, mij onmiddellijk vastklampend aan het woordje ‘nu’. ‘Ja, nú met die storm zoveel bomen om zijn gegaan. Nu heb je meer uitzicht.’
Ik vertelde haar dat ik het op haar gezag aannam, maar dat het mijn eerste kennismaking met de Oude Hondsberg was. Vervolgens stokte het gesprek weer en namen we afscheid.

Door dit gesprek werd ik mij ervan bewust hoe de storm had huis gehouden. Her en der lagen de resten van omgewaaide bomen, sommige met wortel en al uit de grond gerukt en andere halverwege afgeknapt. Waar dat laatste gebeurd was bleef er een staakje over dat met een uitloop van blank hout de lucht in stak. Een indrukwekkende aanblik, maar het is wel wat kras om hem meteen ‘mooi’ te noemen. Dat zal alleen een aanhanger van een bepaald soort romantiek doen, vermoed ik. De richting die er vanuit gaat dat alleen door grootschalige vernietiging dát overblijft wat werkelijk de moeite waard is.

Deze ontmoeting bracht me weer enigszins terug in de werkelijkheid. Ik was in het stadium geraakt waarin de ene voet voor de andere wordt gezet zonder goed op de omgeving te letten; enigszins afgestompt door een niet al te enerverende wandeling, in gedachten al bezig met de terugreis. In Oisterwijk hoopte ik op de trein te kunnen stappen. Maar zouden er al weer treinen tussen Eindhoven en Tilburg rijden? ’s Ochtends was ik niet verder dan Tilburg gekomen, omdat er verderop ‘een ongeluk was gebeurd’(het wordt meestal aan de reiziger overgelaten bij die uitdrukking zijn eigen ‘romantische’ voorstelling te maken). Daarom had ik mijn plan om ergens onder Eindhoven te gaan wandelen maar laten varen. Bij de VVV kocht ik een plattegrond en daarmee gewapend was ik gaan lopen.

Vanuit de stad liep ik tegen water op en dat heb ik daarna gevolgd. Een mens zoekt houvast als het hem aan informatie in de vorm van een routebeschrijving ontbreekt. Alras liep ik in zuidoostelijke richting langs het Wilhelminakanaal, eerst aan de westelijke kant, net onder de A58 door ging ik de Trappistenbrug over naar de andere kant, en toen nog een kilometer of wat. Kanalen zonder scheepvaart zijn werkelijk oorverdovend saai, dat is me al eerder opgevallen. Gelukkig lag aan de overkant van het kanaal het recreatiepark De Beeksche Bergen. De huisjes ervan zijn in twee varianten uitgevoerd. De muren van de ene zijn beschilderd met een zebramotief en die van de andere met een giraffemotief. Opwindend. Ongetwijfeld geïnspireerd op het gelijknamige Safaripark dat achter het recreatiepark ligt, aan de andere kant van de A 269.
Ik probeerde mijn geest te verzetten door na te denken over de mogelijkheid dat ik al wandelend, per ongeluk, bijvoorbeeld door me niet te storen aan bordjes verboden toegang, in het Safaripark terecht zou zijn gekomen. Waarna ik, natuurlijk lukte het me op miraculeuze wijze aan de leeuwen te ontsnappen, een stukje had kunnen schrijven onder de titel: ‘Door hongerige roofdieren omsingeld’. Want, laat het duidelijk zijn, ik heb heus wel romantiek in mijn donder.

Ter hoogte van Biest-Houtakker was mijn fantasie echter uitgeput en besloot ik het kanaal te laten voor wat het is. Ik ging linksaf richting Moergestel en liep enkele kilometers door zo’n treurig landschap dat vaak overblijft na een ruilverkaveling. Keurige boerderijen en nette schuren op vrijwel rechthoekige akkers. Als het voorjaar aanbreekt is er misschien nog wel wat te zien, maar nu was er niets te beleven. Zelfs de boeren zaten binnen.
Maar in Moergestel had men gezorgd voor een aangename prikkeling van mijn lachspieren: de Federstube. Een of andere bouwval is daar opgesierd met een front van grof hout, een halve meter diep ongeveer, waardoor het geheel uit de verte (maar alleen van voren gezien) lijkt op een herberg in Zuid-Duitsland of Oostenrijk. Maar dan wel een die je alleen op plaatjes nog tegenkomt. Zeer komisch. Ik weet niet wat het verhaal achter deze folly is. Misschien heeft het iets met carnaval te maken. Maar tegelijk zal het vast ook de realisatie zijn van iemands ultieme romantische droom.
En dan was er tenslotte, op weg naar Oisterwijk, ook nog de ontmoeting met die oudere dame die zo haar eigen idee over romantiek bleek te hebben. Wat een dag, gelukkig bleek in Oisterwijk dat de treinen weer reden.
 
**********************************************
In nummer 6 (jrg.4) heb ik een ooievaar voor een zwaan
uitgemaakt! Wee mij. Lees de toevoeging aan Wereldstad-2. 


© 2007 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Zo krijgt romantiek een slechte naam Frits Hoorweg
0408BZ Lopen

Tegen het einde van mijn wandeling bevond ik mij in de buurt van Oisterwijk, in een vennengebied dat de Oude Hondsberg heet. Van ver zag en hoorde ik twee dames naderen. Een van middelbare leeftijd, die slechts af en toe en op gedempte toon sprak. En een op gevorderde leeftijd, die luid, duidelijk en licht bekakt sprak.
‘Ach die ….. . Hij heeft geen greintje romantiek in zijn donder,’ zei de laatste. Het leek wel of die r van donder door het water en de bomen weerkaatst werd. Over wie zou ze het hebben gehad? Als ik een gokje zou mogen doen zette ik mijn geld op een inwonende zoon die inmiddels ook al een respectabele leeftijd heeft bereikt. Uit haar toon sprak de mengeling van inzicht en distantie die bij zo’n verhouding hoort.

Pas toen ik vlakbij was kreeg ze mij in het vizier. Ze sprak me meteen aan:
‘Wat is het hier mooi, hè?!’ zei ze, me onderzoekend aankijkend. Ik was even perplex, mij er pijnlijk van bewust dat er hoge eisen zouden worden gesteld aan het romantisch gehalte van mijn antwoord. Mijn zwijgen duurde haar al snel te lang. ‘Vindt u het hier nú niet mooi?’
‘Bedoelt u: mooier dan het vroeger was?’ vroeg ik, mij onmiddellijk vastklampend aan het woordje ‘nu’. ‘Ja, nú met die storm zoveel bomen om zijn gegaan. Nu heb je meer uitzicht.’
Ik vertelde haar dat ik het op haar gezag aannam, maar dat het mijn eerste kennismaking met de Oude Hondsberg was. Vervolgens stokte het gesprek weer en namen we afscheid.

Door dit gesprek werd ik mij ervan bewust hoe de storm had huis gehouden. Her en der lagen de resten van omgewaaide bomen, sommige met wortel en al uit de grond gerukt en andere halverwege afgeknapt. Waar dat laatste gebeurd was bleef er een staakje over dat met een uitloop van blank hout de lucht in stak. Een indrukwekkende aanblik, maar het is wel wat kras om hem meteen ‘mooi’ te noemen. Dat zal alleen een aanhanger van een bepaald soort romantiek doen, vermoed ik. De richting die er vanuit gaat dat alleen door grootschalige vernietiging dát overblijft wat werkelijk de moeite waard is.

Deze ontmoeting bracht me weer enigszins terug in de werkelijkheid. Ik was in het stadium geraakt waarin de ene voet voor de andere wordt gezet zonder goed op de omgeving te letten; enigszins afgestompt door een niet al te enerverende wandeling, in gedachten al bezig met de terugreis. In Oisterwijk hoopte ik op de trein te kunnen stappen. Maar zouden er al weer treinen tussen Eindhoven en Tilburg rijden? ’s Ochtends was ik niet verder dan Tilburg gekomen, omdat er verderop ‘een ongeluk was gebeurd’(het wordt meestal aan de reiziger overgelaten bij die uitdrukking zijn eigen ‘romantische’ voorstelling te maken). Daarom had ik mijn plan om ergens onder Eindhoven te gaan wandelen maar laten varen. Bij de VVV kocht ik een plattegrond en daarmee gewapend was ik gaan lopen.

Vanuit de stad liep ik tegen water op en dat heb ik daarna gevolgd. Een mens zoekt houvast als het hem aan informatie in de vorm van een routebeschrijving ontbreekt. Alras liep ik in zuidoostelijke richting langs het Wilhelminakanaal, eerst aan de westelijke kant, net onder de A58 door ging ik de Trappistenbrug over naar de andere kant, en toen nog een kilometer of wat. Kanalen zonder scheepvaart zijn werkelijk oorverdovend saai, dat is me al eerder opgevallen. Gelukkig lag aan de overkant van het kanaal het recreatiepark De Beeksche Bergen. De huisjes ervan zijn in twee varianten uitgevoerd. De muren van de ene zijn beschilderd met een zebramotief en die van de andere met een giraffemotief. Opwindend. Ongetwijfeld geïnspireerd op het gelijknamige Safaripark dat achter het recreatiepark ligt, aan de andere kant van de A 269.
Ik probeerde mijn geest te verzetten door na te denken over de mogelijkheid dat ik al wandelend, per ongeluk, bijvoorbeeld door me niet te storen aan bordjes verboden toegang, in het Safaripark terecht zou zijn gekomen. Waarna ik, natuurlijk lukte het me op miraculeuze wijze aan de leeuwen te ontsnappen, een stukje had kunnen schrijven onder de titel: ‘Door hongerige roofdieren omsingeld’. Want, laat het duidelijk zijn, ik heb heus wel romantiek in mijn donder.

Ter hoogte van Biest-Houtakker was mijn fantasie echter uitgeput en besloot ik het kanaal te laten voor wat het is. Ik ging linksaf richting Moergestel en liep enkele kilometers door zo’n treurig landschap dat vaak overblijft na een ruilverkaveling. Keurige boerderijen en nette schuren op vrijwel rechthoekige akkers. Als het voorjaar aanbreekt is er misschien nog wel wat te zien, maar nu was er niets te beleven. Zelfs de boeren zaten binnen.
Maar in Moergestel had men gezorgd voor een aangename prikkeling van mijn lachspieren: de Federstube. Een of andere bouwval is daar opgesierd met een front van grof hout, een halve meter diep ongeveer, waardoor het geheel uit de verte (maar alleen van voren gezien) lijkt op een herberg in Zuid-Duitsland of Oostenrijk. Maar dan wel een die je alleen op plaatjes nog tegenkomt. Zeer komisch. Ik weet niet wat het verhaal achter deze folly is. Misschien heeft het iets met carnaval te maken. Maar tegelijk zal het vast ook de realisatie zijn van iemands ultieme romantische droom.
En dan was er tenslotte, op weg naar Oisterwijk, ook nog de ontmoeting met die oudere dame die zo haar eigen idee over romantiek bleek te hebben. Wat een dag, gelukkig bleek in Oisterwijk dat de treinen weer reden.
 
**********************************************
In nummer 6 (jrg.4) heb ik een ooievaar voor een zwaan
uitgemaakt! Wee mij. Lees de toevoeging aan Wereldstad-2. 
© 2007 Frits Hoorweg
powered by CJ2