archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 1
8 april 2004
Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Laat anderen het werk doen Theo Capel

0112 Laat anderen ,,,Pasen komt eraan en dan begint de opruim- en schoonmaakwoede ook weer toe te slaan. In het driehoekige plantsoen voor onze deur zijn enkele omwonenden bezig met wieden en snoeien. Bij de herinrichting een jaar of wat terug schijnt er met de gemeente te zijn afgesproken dat de bewoners voor het onderhoud zouden zorgen in ruil voor beplanting naar onze keuze. Jaarlijks is er een oproep om onze krachten te geven, meestal op een dag met felle regenbuien. Dit keer is het alleen maar schraal weer, zoals het al dagen lang is. De zachte winter die we hadden zet zich eigenlijk voort en wee degene die denkt dat het overdreven is om een winterjas aan te doen. Het hoesten en proesten is niet van de lucht.
Ik kijk door mijn bovenraam hoe men op wankele keukentrappen klimt met kleine en grote snoeischaren. Kijken naar werken is vaak leuker dan het zelf doen, helemaal als je beschermd tegen wind en kou lekker binnen staat. Op het plantsoen is langs de ene zijde een laantje gemaakt met catalpa's en met grind, alsof we in  Frankrijk leven. Het heeft ertoe geleid dat op zondagmorgen allerlei oudjes verschijnen voor een spelletje jeu-de-boules. De catalpa's (trompetbomen) worden als knotwilgen teruggesnoeid. Het zal wel de catalpa bignonioides 'Nana' zijn, een boompje dat niet hoger wordt dan een meter of vier en waarvan de bladerenkroon makkelijk een soort parasol vormt. Het Franse effect wordt versterkt doordat langs de beide andere zijden van het plantsoen leiplatanen zijn neergezet, waardoor het geheel een nog erger opgetut karakter krijgt.
Mijn keuze was het allemaal niet. In plaats dat de omringende huizen het plantsoen accentueren, gaan langzaam maar zeker de leiplatanen ervoor zorgen dat het gazon waaruit het plantsoen grotendeels bestaat een soort binnentuin wordt. En platanen zijn toch al niet mijn lievelingsbomen. Ik vind ze te log en te knoestig en de schilferende bast staat me tegen. En dan hebben de bladeren nog eens de omvang van een incontinentieluier. In de herfst liggen ze nat en slap op straat te wachten tot je erover uitglijdt. Zelf had ik veel liever gezien dat de forse malus en prunus die eerst midden in het gazon stonden en vlak na elkaar afstierven, vervangen waren door een nieuw exemplaar. Als ik van een Frans tableau wil genieten, weet ik dat land wel te vinden.
Van de voorkamer loop ik naar de achterkamer boven en kijk op mijn eigen tuin uit. Een gevoel van tevredenheid komt over me, maar het is geen volledig gevoel. Een vorige eigenaar heeft ooit een kleine sierappel (malus) geplant die ik vind detoneren. Hij heeft te weinig ruimte en onderbreekt een border op een verkeerde plaats. Eigenlijk is hij gewoon te veel. Maar elk voorjaar neemt de witroze bloesem zo voor zich in dat ik de beugelzaag in het schuurtje laat. Als de nachtvorst niet gemeen toeslaat in de bloesemtijd, zit hij in het najaar vol met kleine, gele sierappeltjes, ter grootte van een flinke kers. Dat geeft dan ook sfeer aan de tuin. Ik heb me voorgenomen nog eens uit te zoeken tot welke malussoort hij hoort. Omdat er zo veel soorten zijn, is dat een opgave die blijft liggen. Voorlopig ga ik er vanuit dat het een tuinhybride is die 'Dorothea' heet, een naam die me aanspreekt.
Mijn gazonnetje is trapeziumvormig – enigszins een afspiegeling van de vorm van mijn tuin. Van boven zie je pas goed hoe het ermee is gesteld. Kale plekken vallen des te meer op en het feit dat elk jaar het speenkruid zich vaster tussen het gras nestelt. In de rest van de tuin heeft het plantje het ook naar zijn zin, maar het wordt daar in deze tijd van het jaar  overvleugeld door de vingerhelmbloem, ook wel voorjaarshelmbloem (corydalis solida) genoemd. Het is een kruidachtige plantje met varenachtige bladeren en trossen roze, buisjesvormige bloemetjes. Elk voorjaar komen ze uit het niets met legioenen tegelijk opzetten. Volgens mijn Vademecum Wilde Planten komen ze vooral voor in gazons en in oudere stadsplantsoenen met een tot rust gekomen en gerijpte bodem. Misschien dat mijn tuin in die laatste categorie valt, behalve dan mijn gazon dat ik zelf heb omgespit indertijd en dat waarschijnlijk nog niet die noodzakelijke rust heeft teruggekregen.
Op mijn knieën schuif ik later over mijn gazon en probeer het speenkruid met wortelknolletjes en al eruit te wippen. Het is een moeizaam karwei. En waar doe ik het eigenlijk voor? De corydalis wacht zijn moment ook al af. Je kan wel steeds proberen de natuur je wil op te leggen, maar weet je wel zeker dat je die uitputtingsslag gaat winnen? Bovendien is het guur in de tuin. Het speenkruid en de vingerhelmbloem lijken er geen last van te hebben, maar ik voel de kou in mijn knieën optrekken en ik krijg dode vingers van de kou. Misschien moet ik aan de omwonenden vragen of ze niet alleen het plantsoen willen verzorgen, maar ook mijn tuin.

© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Laat anderen het werk doen Theo Capel
0112 Laat anderen ,,,Pasen komt eraan en dan begint de opruim- en schoonmaakwoede ook weer toe te slaan. In het driehoekige plantsoen voor onze deur zijn enkele omwonenden bezig met wieden en snoeien. Bij de herinrichting een jaar of wat terug schijnt er met de gemeente te zijn afgesproken dat de bewoners voor het onderhoud zouden zorgen in ruil voor beplanting naar onze keuze. Jaarlijks is er een oproep om onze krachten te geven, meestal op een dag met felle regenbuien. Dit keer is het alleen maar schraal weer, zoals het al dagen lang is. De zachte winter die we hadden zet zich eigenlijk voort en wee degene die denkt dat het overdreven is om een winterjas aan te doen. Het hoesten en proesten is niet van de lucht.
Ik kijk door mijn bovenraam hoe men op wankele keukentrappen klimt met kleine en grote snoeischaren. Kijken naar werken is vaak leuker dan het zelf doen, helemaal als je beschermd tegen wind en kou lekker binnen staat. Op het plantsoen is langs de ene zijde een laantje gemaakt met catalpa's en met grind, alsof we in  Frankrijk leven. Het heeft ertoe geleid dat op zondagmorgen allerlei oudjes verschijnen voor een spelletje jeu-de-boules. De catalpa's (trompetbomen) worden als knotwilgen teruggesnoeid. Het zal wel de catalpa bignonioides 'Nana' zijn, een boompje dat niet hoger wordt dan een meter of vier en waarvan de bladerenkroon makkelijk een soort parasol vormt. Het Franse effect wordt versterkt doordat langs de beide andere zijden van het plantsoen leiplatanen zijn neergezet, waardoor het geheel een nog erger opgetut karakter krijgt.
Mijn keuze was het allemaal niet. In plaats dat de omringende huizen het plantsoen accentueren, gaan langzaam maar zeker de leiplatanen ervoor zorgen dat het gazon waaruit het plantsoen grotendeels bestaat een soort binnentuin wordt. En platanen zijn toch al niet mijn lievelingsbomen. Ik vind ze te log en te knoestig en de schilferende bast staat me tegen. En dan hebben de bladeren nog eens de omvang van een incontinentieluier. In de herfst liggen ze nat en slap op straat te wachten tot je erover uitglijdt. Zelf had ik veel liever gezien dat de forse malus en prunus die eerst midden in het gazon stonden en vlak na elkaar afstierven, vervangen waren door een nieuw exemplaar. Als ik van een Frans tableau wil genieten, weet ik dat land wel te vinden.
Van de voorkamer loop ik naar de achterkamer boven en kijk op mijn eigen tuin uit. Een gevoel van tevredenheid komt over me, maar het is geen volledig gevoel. Een vorige eigenaar heeft ooit een kleine sierappel (malus) geplant die ik vind detoneren. Hij heeft te weinig ruimte en onderbreekt een border op een verkeerde plaats. Eigenlijk is hij gewoon te veel. Maar elk voorjaar neemt de witroze bloesem zo voor zich in dat ik de beugelzaag in het schuurtje laat. Als de nachtvorst niet gemeen toeslaat in de bloesemtijd, zit hij in het najaar vol met kleine, gele sierappeltjes, ter grootte van een flinke kers. Dat geeft dan ook sfeer aan de tuin. Ik heb me voorgenomen nog eens uit te zoeken tot welke malussoort hij hoort. Omdat er zo veel soorten zijn, is dat een opgave die blijft liggen. Voorlopig ga ik er vanuit dat het een tuinhybride is die 'Dorothea' heet, een naam die me aanspreekt.
Mijn gazonnetje is trapeziumvormig – enigszins een afspiegeling van de vorm van mijn tuin. Van boven zie je pas goed hoe het ermee is gesteld. Kale plekken vallen des te meer op en het feit dat elk jaar het speenkruid zich vaster tussen het gras nestelt. In de rest van de tuin heeft het plantje het ook naar zijn zin, maar het wordt daar in deze tijd van het jaar  overvleugeld door de vingerhelmbloem, ook wel voorjaarshelmbloem (corydalis solida) genoemd. Het is een kruidachtige plantje met varenachtige bladeren en trossen roze, buisjesvormige bloemetjes. Elk voorjaar komen ze uit het niets met legioenen tegelijk opzetten. Volgens mijn Vademecum Wilde Planten komen ze vooral voor in gazons en in oudere stadsplantsoenen met een tot rust gekomen en gerijpte bodem. Misschien dat mijn tuin in die laatste categorie valt, behalve dan mijn gazon dat ik zelf heb omgespit indertijd en dat waarschijnlijk nog niet die noodzakelijke rust heeft teruggekregen.
Op mijn knieën schuif ik later over mijn gazon en probeer het speenkruid met wortelknolletjes en al eruit te wippen. Het is een moeizaam karwei. En waar doe ik het eigenlijk voor? De corydalis wacht zijn moment ook al af. Je kan wel steeds proberen de natuur je wil op te leggen, maar weet je wel zeker dat je die uitputtingsslag gaat winnen? Bovendien is het guur in de tuin. Het speenkruid en de vingerhelmbloem lijken er geen last van te hebben, maar ik voel de kou in mijn knieën optrekken en ik krijg dode vingers van de kou. Misschien moet ik aan de omwonenden vragen of ze niet alleen het plantsoen willen verzorgen, maar ook mijn tuin.
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2