archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 4
30 november 2006
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Een zekere zelfvoldaanheid Frits Hoorweg

0404BZ Lopen

Amerongen wordt aan drie kanten omringd door bos met veel loofhout, voornamelijk eiken en beuken. Op een mooie herfstdag is het er een lust voor het oog. En om het nog mooier te maken ligt tussen Amerongen en de Nederrijn de Bovenpolder. Daar geeft men langzaamaan het water de kans om er een vochtig kwelmoeras van te maken. Ook dat ziet er prachtig uit. Alleen mochten we er niet in, dat viel een beetje tegen.

We volgden een beschrijving uit een oud nummer van Grasduinen. Daarin stond dat de route door de Bovenpolder van 1 april tot 1 oktober gesloten is. Maar op het bord bij de ingang stond duidelijk dat je er van 1 oktober tot 1 april niet in mocht. Nu was ik met een (natuur)vriend die een heilig geloof heeft in het blad Grasduinen en die kon gewoon niet geloven dat wat op dat bord stond correct was. ‘Joh, dat is een foutje, we lopen gewoon door.’ Ik aarzelde, bij een eerdere gelegenheid ben ik ooit gedwee achter hem aangelopen en ik heb slechte herinneringen aan de daarop volgende confrontatie met een koddebeier.
‘U mag hier niet wandelen in deze tijd, heren,’ zegt zo iemand om te beginnen. Dat is nog wel te verdragen, maar dan zegt zo’n natuurvriend ijskoud: ‘Oh ja?! Dat wisten wij helemaal niet’. En vervolgens kijkt de koddebeier je aan met een droevige blik waarin de vraag te lezen is: u ook niet? In zo’n situatie is het mij niet gegeven overtuigend te kunnen liegen. Ik haal mijn schouders op en kijk beschaamd naar de horizon.

Dat wil ik liever niet meer meemaken. Ik keek nog eens goed op het bord en toen zag ik de toevoeging “in de winter”. ‘Zie je wel,’ riep ik opgelucht ‘het staat hier gewoon, in de winter mag je er niet in.’ Een verklaring kon ik ook niet bedenken. Dat je zo’n gebied in het voorjaar niet in zou mogen is makkelijker te begrijpen, dan wordt er genesteld. Maar wat is er ‘s winters aan de hand? Mijn natuurvriend heeft nog een paar minuten naar de tekst staan turen maar kon er niets anders van maken. Mopperend voegde hij zich in de noodzaak om een eindje over de dijk te blijven lopen. Vanwege het drukke autoverkeer moesten we regelmatig de berm in. Mijn ergernis daarover werd getemperd door een zekere zelfvoldaanheid omdat ik geholpen had de verloedering van Nederland ("mensen doen maar waar ze zin in hebben") een halt toe te roepen.
Blijft de vraag waarom je specifiek in de wintermaanden dit gebied niet in mag. De logische verklaring is dat er schuwe wintergasten verblijven en die leek ondersteund te worden door opvliegende ganzen. Maar welke soort moet dat dan zijn? Op een informatiebord stond dat er grauwe ganzen in het gebied verblijven. Maar die zijn inmiddels niet meer aan te merken als schuwe wintergasten. Zouden het rietganzen zijn?

Bij kasteel Amerongen konden we gelukkig van de weg af. Vandaar volgden we een prachtig pad langs de rand van de bovenpolder, bijna tot in Elst. Daar gingen we linksaf het bos in en de Amerongse Berg op. Alvorens de beklimming te beginnen aten we panne(n)koeken bij een etablissement dat zichzelf brutaal ’t Pannekoekhuis noemt. Na het eten probeerde ik een pitje, van een van de bosvruchten waarmee mijn pannekoek belegd was geweest, tussen mijn kiezen vandaan te halen met zo’n handig tandenstokertje waar ook een stukje flosdraad aan zit. Door een ruwe beweging raakte dat draadje helaas los van het stokertje, waardoor ik de rest van de dag met een pitje èn een flosdraadje tussen mijn kiezen heb rondgelopen. Waarschijnlijk een straf voor mijn zelfvoldaanheid van even daarvoor.

We beklommen de Amerongse Berg en daalden hem ook weer af, bijna duizelig van de herfstkleuren en de laagstaande zon. In de verte hoorden we muziek opklinken uit een versterker; nou ja muziek, sinterklaasliedjes. De Sint kwam die dag aan, ook in Amerongen.
We kwamen weer langs het kasteel waar de familie Bentinck de Duitse keizer in de eerste jaren van zijn ballingschap onderdak heeft geboden. Later kocht deze Huis Doorn om er zijn vaste verblijfplaats van te maken en in zekere zin is dat het nog. In de tuin staat het mausoleum (ontwerp Albert Speer) waarin zijn resten sinds 1941 verblijven. Totdat Duitsland weer een keizerrijk wordt! Maar ik dwaal af.

Wij vervolgden onze weg naar Zuylestein, waar we begonnen waren. Ook weer een mooi landgoed en oorspronkelijk eigendom van dezelfde familie Bentinck. Het oude huis is in de oorlog verwoest door de Engelsen, omdat ze dachten dat de Duitsers erin zaten, wat overigens niet zo was. Later is er een nieuw huis op het landgoed neergezet en daar woont nu een nazaat van de familie, die overigens een andere naam draagt en niet van adel is. Al die wijsheid heb ik van een toezichthouder die we toevallig tegenkwamen en die zin had in een praatje. Hij wist ook nog te vertellen dat de familie Bentinck voor die logeerpartij van de Duitse keizer geen cent had gevangen. ‘Ja, de adel hè, zo gaat dat.’
 
*********************
Beetje tot rust komen?


© 2006 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Een zekere zelfvoldaanheid Frits Hoorweg
0404BZ Lopen

Amerongen wordt aan drie kanten omringd door bos met veel loofhout, voornamelijk eiken en beuken. Op een mooie herfstdag is het er een lust voor het oog. En om het nog mooier te maken ligt tussen Amerongen en de Nederrijn de Bovenpolder. Daar geeft men langzaamaan het water de kans om er een vochtig kwelmoeras van te maken. Ook dat ziet er prachtig uit. Alleen mochten we er niet in, dat viel een beetje tegen.

We volgden een beschrijving uit een oud nummer van Grasduinen. Daarin stond dat de route door de Bovenpolder van 1 april tot 1 oktober gesloten is. Maar op het bord bij de ingang stond duidelijk dat je er van 1 oktober tot 1 april niet in mocht. Nu was ik met een (natuur)vriend die een heilig geloof heeft in het blad Grasduinen en die kon gewoon niet geloven dat wat op dat bord stond correct was. ‘Joh, dat is een foutje, we lopen gewoon door.’ Ik aarzelde, bij een eerdere gelegenheid ben ik ooit gedwee achter hem aangelopen en ik heb slechte herinneringen aan de daarop volgende confrontatie met een koddebeier.
‘U mag hier niet wandelen in deze tijd, heren,’ zegt zo iemand om te beginnen. Dat is nog wel te verdragen, maar dan zegt zo’n natuurvriend ijskoud: ‘Oh ja?! Dat wisten wij helemaal niet’. En vervolgens kijkt de koddebeier je aan met een droevige blik waarin de vraag te lezen is: u ook niet? In zo’n situatie is het mij niet gegeven overtuigend te kunnen liegen. Ik haal mijn schouders op en kijk beschaamd naar de horizon.

Dat wil ik liever niet meer meemaken. Ik keek nog eens goed op het bord en toen zag ik de toevoeging “in de winter”. ‘Zie je wel,’ riep ik opgelucht ‘het staat hier gewoon, in de winter mag je er niet in.’ Een verklaring kon ik ook niet bedenken. Dat je zo’n gebied in het voorjaar niet in zou mogen is makkelijker te begrijpen, dan wordt er genesteld. Maar wat is er ‘s winters aan de hand? Mijn natuurvriend heeft nog een paar minuten naar de tekst staan turen maar kon er niets anders van maken. Mopperend voegde hij zich in de noodzaak om een eindje over de dijk te blijven lopen. Vanwege het drukke autoverkeer moesten we regelmatig de berm in. Mijn ergernis daarover werd getemperd door een zekere zelfvoldaanheid omdat ik geholpen had de verloedering van Nederland ("mensen doen maar waar ze zin in hebben") een halt toe te roepen.
Blijft de vraag waarom je specifiek in de wintermaanden dit gebied niet in mag. De logische verklaring is dat er schuwe wintergasten verblijven en die leek ondersteund te worden door opvliegende ganzen. Maar welke soort moet dat dan zijn? Op een informatiebord stond dat er grauwe ganzen in het gebied verblijven. Maar die zijn inmiddels niet meer aan te merken als schuwe wintergasten. Zouden het rietganzen zijn?

Bij kasteel Amerongen konden we gelukkig van de weg af. Vandaar volgden we een prachtig pad langs de rand van de bovenpolder, bijna tot in Elst. Daar gingen we linksaf het bos in en de Amerongse Berg op. Alvorens de beklimming te beginnen aten we panne(n)koeken bij een etablissement dat zichzelf brutaal ’t Pannekoekhuis noemt. Na het eten probeerde ik een pitje, van een van de bosvruchten waarmee mijn pannekoek belegd was geweest, tussen mijn kiezen vandaan te halen met zo’n handig tandenstokertje waar ook een stukje flosdraad aan zit. Door een ruwe beweging raakte dat draadje helaas los van het stokertje, waardoor ik de rest van de dag met een pitje èn een flosdraadje tussen mijn kiezen heb rondgelopen. Waarschijnlijk een straf voor mijn zelfvoldaanheid van even daarvoor.

We beklommen de Amerongse Berg en daalden hem ook weer af, bijna duizelig van de herfstkleuren en de laagstaande zon. In de verte hoorden we muziek opklinken uit een versterker; nou ja muziek, sinterklaasliedjes. De Sint kwam die dag aan, ook in Amerongen.
We kwamen weer langs het kasteel waar de familie Bentinck de Duitse keizer in de eerste jaren van zijn ballingschap onderdak heeft geboden. Later kocht deze Huis Doorn om er zijn vaste verblijfplaats van te maken en in zekere zin is dat het nog. In de tuin staat het mausoleum (ontwerp Albert Speer) waarin zijn resten sinds 1941 verblijven. Totdat Duitsland weer een keizerrijk wordt! Maar ik dwaal af.

Wij vervolgden onze weg naar Zuylestein, waar we begonnen waren. Ook weer een mooi landgoed en oorspronkelijk eigendom van dezelfde familie Bentinck. Het oude huis is in de oorlog verwoest door de Engelsen, omdat ze dachten dat de Duitsers erin zaten, wat overigens niet zo was. Later is er een nieuw huis op het landgoed neergezet en daar woont nu een nazaat van de familie, die overigens een andere naam draagt en niet van adel is. Al die wijsheid heb ik van een toezichthouder die we toevallig tegenkwamen en die zin had in een praatje. Hij wist ook nog te vertellen dat de familie Bentinck voor die logeerpartij van de Duitse keizer geen cent had gevangen. ‘Ja, de adel hè, zo gaat dat.’
 
*********************
Beetje tot rust komen?
© 2006 Frits Hoorweg
powered by CJ2