archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 4
16 november 2006
Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
Je kan altijd nog naar Venetië Theo Capel

0403VG Misdaad
Binnenkort zijn er Tweede Kamer-verkiezingen en dan doet iedereen zijn best er iets spannends van te maken, behalve de verenigde partij van Nederlandstalige misdaadschrijvers. Schandalen zijn interessant en daar hebben we Tomas Ross voor, maar het gewone politieke bedrijf is voor het merendeel journalistiek handwerk. Soms maken journalisten een uitstapje als misdaadauteur. Dat gold indertijd voor Rinus Ferdinandusse. In 1968 schreef hij De brede rug van de Nederlandse maagd (De Arbeiderspers, Grote ABC 113), met als behoorlijk flauwe ondertitel 'Een politiek-romantische shriller onder het motto: Wassenaar de meisjes zijn'. Zijn vaste hoofdpersoon Rutger (Maria) Lemming raakt betrokken in een politieke samenzwering in een periode dat de Kamer fictief moet stemmen over een wet op de staatsveiligheid. Gaat Nederland een ruk naar rechts maken of doet radicaal-links een putsch? Een intrige verzinnen is niet de sterkste kant van Ferdinandusse, maar hij kan heel beeldend en leuk dan wel sarcastisch mensen in hun tijd schetsen. Lezers van nu moeten wel een goede algemene ontwikkeling hebben om mensen als de VVD-er Van Riel en de omroepman Willem Duys in hun dunne vermomming te herkennen. En hoe zat het ook allemaal weer met de linkervleugel van de PvdA?

Als klein grapje start het verhaal met hoofdstuk nr. 215. De hoofdstukken zijn soms niet meer dan paragrafen met als kortste nr. 276 ('Niemand weet, niemand weet, niemand weet dat ik tepelstreeltje heet'; een uitspraak waar ik nog steeds om moet lachen). Aan het eind wordt in de vergaderzaal van de Tweede Kamer een rechts lid doodgeschoten. Kwam het schot van links of was er een tweede schutter? Complotten zijn er om in de doofpot te worden gestopt. Ferdinandusse doet nog een poging alles uit te leggen, maar tot slot laat hij Lemming liever met een vriendin naar bed gaan. Dat is trouwens een andere vriendin dan die van hoofdstuk nr. 276.

Begin jaren tachtig begon de kwestie van de plaatsing van kruisraketten te spelen. Koos van Zomeren schreef toen een tweeluik over een minister van het CDA die zich tot verbijstering van zijn partij daartegen gaat verzetten. Haagse Lente heet deel 1, gevolgd door Minister achter tralies (allebei A.W. Bruna, 1981). In het eerste boek beschrijft een journalist van een geïllustreerd weekblad de gebeurtenissen. In het vervolg krijg je de achtergrond van de zaak vanuit de minster zelf beschreven. De man wordt tot afgetreden gedwongen wegens een vuiltje uit zijn verleden. Hij zou als dienstplichtige zijn gedeserteerd bij de Duitse inval in mei 1940. Zo raak je dissidenten kwijt in de politiek
Voordat het zover komt, krijg je een fraai inkijkje in het reilen en zeilen van wat toen het Kabinet Van Agt-Wiegel was, waarbij Van Agt nauwelijks verhuld als premier Plugger wordt opgevoerd. Maar het verhaal is nog veel meer een inkijkje in de redactie van het weekblad dat aan sensatie-journalistiek lijdt.

De minister, dan wel ex-minister, is een man in de war. Hij wordt aan het eind van het eerste boek ook nog eens wegens doodslag op een familielid gearresteerd. De aanloop daartoe vult een groot deel van deel twee en dan wordt het geheel eerder een streekroman over een benepen, provinciale katholiek dan wat anders. Van Zomeren was overigens toen ook al romantisch-lyrisch over het platteland, een richting die later bijna volledig zijn werk als auteur ging vullen. Een fatsoenlijk mens als politicus kom je eigenlijk niet tegen en onder journalisten moet je die ook niet zoeken. Van Zomeren kon dat weten omdat hij zelf jarenlang journalist was bij een weekblad zoals hij in deze boeken opvoert.

Zelf bracht ik in 1986 Goed Gestemd uit. Het is een Hank Stammer-verhaal over narigheid rond een nieuwe lijstaanvoerder van een D66-achtige partij. Ik noemde hem Westra. Dat je een lijsttrekker kon nemen wiens naam met 'Pech' begint – en zo het noodlot uitdaagt – vond ik blijkbaar te plat. Westra wordt met anonieme brieven bedreigd. Hank suggereert dat het wel eens erger kan worden en zegt dan dat er in Nederland in tegenstelling tot Amerika nog nooit een politicus is doodgeschoten, maar dat dat geen garantie biedt dat het nooit zal gebeuren. Zo ver komt het allemaal in 1986 nog niet en met die D66-achtige partij gaat het misschien nog wel goed aflopen ook. Het verhaal eindigt overigens vlak voor de verkiezingen.

Politiek zal veel mensen worst wezen. Die kunnen zich bijvoorbeeld vermaken met een mooi geschreven misdaadroman die in Venetië speelt of zelfs daar naar toe gaan om je aan alle kippendrift te onttrekken. Tot nu toe was Venetië vooral de stad van Donna Leon en haar vaste commissaris. Nu is er ook Joseph Kanon (spreek uit: 'Kennen') met Alibi (Luitingh, € 14,95). Het speelt vlak na het eind van WO II, wanneer een Amerikaanse dienstplichtige die in Duitsland belast is met het opsporen van Nazi's, op bezoek gaat bij zijn moeder die tijdelijk in Venetië is neergestreken. Voor in het boek is een beperkte plattegrond afgebeeld. Meer details had geen kwaad gekund omdat Kanon je graag door allerlei met naam genoemde grachten en kanalen meevoert. Het is februari en Venetië is koud, grauw en uiteraard nat, maar nog geheel intact, zonder enige oorlogsschade.

De militair die het verhaal vertelt, krijgt een verhouding met een Italiaanse die van joodse afkomst is. Zijn moeder heeft een katholieke Italiaanse arts als amant en die blijkt, of misschien lijkt, een vuile collaborateur te zijn geweest. Ziet de zoon spoken en gunt hij zijn weduwe-moeder een nieuwe liefde niet of is het allemaal zo erg zoals zijn eigen vriendin beweert? Het leidt tot ruzie en erger en zelfs tot doodslag van de Italiaan door de militair. Samen met de vriendin dumpt hij het lijk van de man ergens in het vele water van Venetië. Helaas voor hen wordt het snel gevonden. Voor de buitenwereld is hij dan juist heel behulpzaam bezig zogenaamd de dader te helpen vinden en zo werkt hij zichzelf en zijn vriendin steeds verder in de nesten.
Het geheel is meer een mooi menselijk verhaal dan een echte thriller. Misdaadroman met het accent op roman is de beste omschrijving. Vooral de mensen en hun onderlinge verhoudingen weet Kanon goed te vatten, waarbij de enigszins vervallen, maar tegelijkertijd indrukwekkende stad een mooie afspiegeling vormt van de zwakheid van de menselijke aard.
Graag zou ik de vertaalster een verdiend compliment geven, maar aan het eind verandert een pistool opeens in een geweer en juist in die slotscènes stoort dat. Er zal wel weer 'gun' (vuurwapen) hebben gestaan in het origineel. Maar waarom zou een personage dat een pistool afvuurt het volgende moment opeens een geweer in handen hebben? Genoeg gezeurd. Lees Kanon. Het kan eigenlijk niet tegenvallen.


© 2006 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Misdaadboeken"
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
Je kan altijd nog naar Venetië Theo Capel
0403VG Misdaad
Binnenkort zijn er Tweede Kamer-verkiezingen en dan doet iedereen zijn best er iets spannends van te maken, behalve de verenigde partij van Nederlandstalige misdaadschrijvers. Schandalen zijn interessant en daar hebben we Tomas Ross voor, maar het gewone politieke bedrijf is voor het merendeel journalistiek handwerk. Soms maken journalisten een uitstapje als misdaadauteur. Dat gold indertijd voor Rinus Ferdinandusse. In 1968 schreef hij De brede rug van de Nederlandse maagd (De Arbeiderspers, Grote ABC 113), met als behoorlijk flauwe ondertitel 'Een politiek-romantische shriller onder het motto: Wassenaar de meisjes zijn'. Zijn vaste hoofdpersoon Rutger (Maria) Lemming raakt betrokken in een politieke samenzwering in een periode dat de Kamer fictief moet stemmen over een wet op de staatsveiligheid. Gaat Nederland een ruk naar rechts maken of doet radicaal-links een putsch? Een intrige verzinnen is niet de sterkste kant van Ferdinandusse, maar hij kan heel beeldend en leuk dan wel sarcastisch mensen in hun tijd schetsen. Lezers van nu moeten wel een goede algemene ontwikkeling hebben om mensen als de VVD-er Van Riel en de omroepman Willem Duys in hun dunne vermomming te herkennen. En hoe zat het ook allemaal weer met de linkervleugel van de PvdA?

Als klein grapje start het verhaal met hoofdstuk nr. 215. De hoofdstukken zijn soms niet meer dan paragrafen met als kortste nr. 276 ('Niemand weet, niemand weet, niemand weet dat ik tepelstreeltje heet'; een uitspraak waar ik nog steeds om moet lachen). Aan het eind wordt in de vergaderzaal van de Tweede Kamer een rechts lid doodgeschoten. Kwam het schot van links of was er een tweede schutter? Complotten zijn er om in de doofpot te worden gestopt. Ferdinandusse doet nog een poging alles uit te leggen, maar tot slot laat hij Lemming liever met een vriendin naar bed gaan. Dat is trouwens een andere vriendin dan die van hoofdstuk nr. 276.

Begin jaren tachtig begon de kwestie van de plaatsing van kruisraketten te spelen. Koos van Zomeren schreef toen een tweeluik over een minister van het CDA die zich tot verbijstering van zijn partij daartegen gaat verzetten. Haagse Lente heet deel 1, gevolgd door Minister achter tralies (allebei A.W. Bruna, 1981). In het eerste boek beschrijft een journalist van een geïllustreerd weekblad de gebeurtenissen. In het vervolg krijg je de achtergrond van de zaak vanuit de minster zelf beschreven. De man wordt tot afgetreden gedwongen wegens een vuiltje uit zijn verleden. Hij zou als dienstplichtige zijn gedeserteerd bij de Duitse inval in mei 1940. Zo raak je dissidenten kwijt in de politiek
Voordat het zover komt, krijg je een fraai inkijkje in het reilen en zeilen van wat toen het Kabinet Van Agt-Wiegel was, waarbij Van Agt nauwelijks verhuld als premier Plugger wordt opgevoerd. Maar het verhaal is nog veel meer een inkijkje in de redactie van het weekblad dat aan sensatie-journalistiek lijdt.

De minister, dan wel ex-minister, is een man in de war. Hij wordt aan het eind van het eerste boek ook nog eens wegens doodslag op een familielid gearresteerd. De aanloop daartoe vult een groot deel van deel twee en dan wordt het geheel eerder een streekroman over een benepen, provinciale katholiek dan wat anders. Van Zomeren was overigens toen ook al romantisch-lyrisch over het platteland, een richting die later bijna volledig zijn werk als auteur ging vullen. Een fatsoenlijk mens als politicus kom je eigenlijk niet tegen en onder journalisten moet je die ook niet zoeken. Van Zomeren kon dat weten omdat hij zelf jarenlang journalist was bij een weekblad zoals hij in deze boeken opvoert.

Zelf bracht ik in 1986 Goed Gestemd uit. Het is een Hank Stammer-verhaal over narigheid rond een nieuwe lijstaanvoerder van een D66-achtige partij. Ik noemde hem Westra. Dat je een lijsttrekker kon nemen wiens naam met 'Pech' begint – en zo het noodlot uitdaagt – vond ik blijkbaar te plat. Westra wordt met anonieme brieven bedreigd. Hank suggereert dat het wel eens erger kan worden en zegt dan dat er in Nederland in tegenstelling tot Amerika nog nooit een politicus is doodgeschoten, maar dat dat geen garantie biedt dat het nooit zal gebeuren. Zo ver komt het allemaal in 1986 nog niet en met die D66-achtige partij gaat het misschien nog wel goed aflopen ook. Het verhaal eindigt overigens vlak voor de verkiezingen.

Politiek zal veel mensen worst wezen. Die kunnen zich bijvoorbeeld vermaken met een mooi geschreven misdaadroman die in Venetië speelt of zelfs daar naar toe gaan om je aan alle kippendrift te onttrekken. Tot nu toe was Venetië vooral de stad van Donna Leon en haar vaste commissaris. Nu is er ook Joseph Kanon (spreek uit: 'Kennen') met Alibi (Luitingh, € 14,95). Het speelt vlak na het eind van WO II, wanneer een Amerikaanse dienstplichtige die in Duitsland belast is met het opsporen van Nazi's, op bezoek gaat bij zijn moeder die tijdelijk in Venetië is neergestreken. Voor in het boek is een beperkte plattegrond afgebeeld. Meer details had geen kwaad gekund omdat Kanon je graag door allerlei met naam genoemde grachten en kanalen meevoert. Het is februari en Venetië is koud, grauw en uiteraard nat, maar nog geheel intact, zonder enige oorlogsschade.

De militair die het verhaal vertelt, krijgt een verhouding met een Italiaanse die van joodse afkomst is. Zijn moeder heeft een katholieke Italiaanse arts als amant en die blijkt, of misschien lijkt, een vuile collaborateur te zijn geweest. Ziet de zoon spoken en gunt hij zijn weduwe-moeder een nieuwe liefde niet of is het allemaal zo erg zoals zijn eigen vriendin beweert? Het leidt tot ruzie en erger en zelfs tot doodslag van de Italiaan door de militair. Samen met de vriendin dumpt hij het lijk van de man ergens in het vele water van Venetië. Helaas voor hen wordt het snel gevonden. Voor de buitenwereld is hij dan juist heel behulpzaam bezig zogenaamd de dader te helpen vinden en zo werkt hij zichzelf en zijn vriendin steeds verder in de nesten.
Het geheel is meer een mooi menselijk verhaal dan een echte thriller. Misdaadroman met het accent op roman is de beste omschrijving. Vooral de mensen en hun onderlinge verhoudingen weet Kanon goed te vatten, waarbij de enigszins vervallen, maar tegelijkertijd indrukwekkende stad een mooie afspiegeling vormt van de zwakheid van de menselijke aard.
Graag zou ik de vertaalster een verdiend compliment geven, maar aan het eind verandert een pistool opeens in een geweer en juist in die slotscènes stoort dat. Er zal wel weer 'gun' (vuurwapen) hebben gestaan in het origineel. Maar waarom zou een personage dat een pistool afvuurt het volgende moment opeens een geweer in handen hebben? Genoeg gezeurd. Lees Kanon. Het kan eigenlijk niet tegenvallen.
© 2006 Theo Capel
powered by CJ2