archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 4
16 november 2006
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Overleven in Oost-Groningen Willem Minderhout

"Het is hier echt the middle of nowhere," zei mij zoontje van tien. Wij lachten instemmend. Na een korte stilte vroeg hij: “Wat is dat eigenlijk: the middle of nowhere?”

Nieuwolda
Hoe kom je in Nieuwolda? Als je even voor Winschoten de snelweg verlaat bereik je na enige tijd Nieuwolda, een stil dorp aan het Termunterzeildiep. Het is het hartje van de oude ‘Graanrepubliek’, het land van de rijke Groningse graanboeren en de laatste communisten van Nederland.

Hoe kom je in Nieuwolda? Uit verlangen naar rust en het ontdekken van een voor ons onbekend stukje Nederland had ik Harm Evert Waalkens, Tweede Kamerlid en veeboer te Finsterwolde, gevraagd of hij misschien een huisje te huur had op zijn bedrijf. Dat had hij niet, maar hij kende wel een collega die iets verhuurde. Het bleek een boerderij met accommodatie voor zestien personen te zijn. Voor ons gezin alleen wilden ze wel wat van de prijs afdoen. Zo kom je dus in Nieuwolda.

“Dit is het land van Jan Mulder”, zeg ik tegen mijn kinderen als ik de snelweg afrijd. Ik had natuurlijk ook Klaas Nuninga, Tonny van Leeuwen, of Arie Haan kunnen zeggen. Maar die zonen van WVV zijn onbekend in vergelijking tot die verkreukelde man van Barend & Van Dorp.

Déja vu
In Nieuwolda aangekomen wisten we niet precies hoe we onze boerderij moesten bereiken. Ik stopte ergens waar ik het centrum vermoedde, maar ik zag geen mens. Gelukkig kwam er op dat moment een meisje met een pony aanwandelen. Ik besloot haar aan te spreken. Ik verwachtte een frisse boerenmeid aan te treffen, maar ik kreeg mijn eerste verrassing te verwerken: ze was getooid met meerdere piercings, waarvan één dwars door haar wang. Dat had ik zelfs in Den Haag nog nooit gezien en ik vond het een vrij gruwelijk gezicht. Gelukkig wist ze me wel de weg te wijzen. Gewoon rechtdoor en bij een wit huis naar rechts de oprijlaan op.

Het witte huis, waar nog druk aan gewerkt werd, vinden we snel. Ik kreeg spontaan een ‘déja vu’-gevoel. Dat huis had ik eerder gezien. Maar ik was hier nog nooit geweest. Langs de door prachtige bomen omzoomde oprijlaan, waar uitnodigende borden met ‘aardappels en uien’ en ‘smulkippen te koop’ hingen bereikten we onze boerderij. Een prachtige kast van een ‘heren-boerderij’. De deur zat op slot dus ik belde het 06-nummer van onze gastvrouw. Zij bleek in een soort portocabin achter de gigantische nieuwe schuur te wonen en ze was in een mum van tijd aanwezig om ons binnen te laten.

We bleken over een zee van ruimte te kunnen beschikken. De boerderij was na het vertrek van de laatste bewoners vrijwel ongewijzigd gebleven, dus alles was erg ‘jaren vijftig’. Grote comfortabele stoelen, en overal trapjes die naar knusse slaapkamertjes voerden. Er was zelfs, enigszins detonerend maar wel leuk, een hypermoderne fitnessruimte aanwezig.

Op het prikbord in de gang hing een uitgeknipte column van ‘Mu’ uit de Volkskrant van 6 mei van dit jaar. Jan Mulder beschrijft daarin de diverse pogingen van zijn buren om de auto van zijn aannemer met hun tractoren uit de sloot te trekken. “Goh, is dat hier in de buurt gebeurd?”, vroeg ik. “Ja”, zei onze gastvrouw,”Jan Mulder woont in dat witte huis, hier tegenover.” Zou ik daar dat ‘déja vu-gevoel’ van hebben? Was dat huis ooit op TV geweest of zo?

Zware klei
Als je door de verlaten Carel Coenraadpolder rijdt, glanst de klei je pikzwart tegemoet. Het lijkt wel steenkool. Ik heb net mijn zoontje moeten overhoren over de grondsoorten van Noord Nederland. In zijn aardrijkskundeboek staat dat je op zware klei beter geen aardappelen en bieten kunt verbouwen. Doordat die klei zo slecht water doorlaat is de kans groot dat het gewas verrot als het een beetje teveel regent. Vandaar dat hier vooral graan verbouwd werd.

Onze boerderij staat echter midden in een suikerbietenveld en onze boer teelt ook aardappelen en uien. Hij is lang niet de enige in de buurt, want overal zie je hopen suikerbieten liggen. Hoe zit dat? “Dat is inderdaad een probleem”, zegt onze boer, als ik eieren en een smulkip kom kopen. “Ik heb niet voor niets die bieten nog niet gerooid. Het is veel te nat en dan kom je met geen mogelijkheid door die klei heen.”

Hij heeft er wel wat op gevonden. Zijn aardappelakker heeft hij met een enorme machine laten omploegen tot de zavellaag. De zware klei ligt nu onder en de zavel boven. “Een stokoude professor die hier ooit bodemonderzoek heeft gedaan heeft dat0403BS Nieuwolda vroeger eens voorgesteld. De man is dolblij dat zijn ideeën in de praktijk worden gebracht. Hij wil graag een keer komen kijken.” Onze boer is tot nu toe de enige die zo rigoureus heeft ingegrepen in de bodemgesteldheid. De anderen kijken de kat uit de boom, dus de Bosatlas hoeft voorlopig nog niet herschreven te worden.

Kloetinge
De vader van de boerin is de man van de ‘smulkippen’. We treffen hem ’s ochtends aan als hij aan het sjouwen is met zware kruiwagens. Tot mijn verbazing en genoegen spreekt hij Zeeuws. Hij blijkt meer dan veertig jaar geleden uit Kloetinge, een dorp nabij Goes, naar Nieuwolda te zijn getrokken. “In Zeeland waren boerderijen genoeg, maar d’r zaten overal al boeren op.”

Hij is alweer zevenentachtig. Zijn vrouw leeft ook nog en ze rijden gelukkig allebei nog auto, want anders zouden ze het hier niet vol kunnen houden. “Ik ga nog graag naar mijn bridgevereniging in Winschoten. Zonder auto kan ik daar niet meer komen.” In Kloetinge komt hij niet meer. Iedereen die hij daar kende is al dood.

Het grote verdriet komt ook ter sprake. Zijn grote achttiende-eeuwse boerderij, waar zijn dochter en zijn schoonzoon woonden, is vorig jaar afgebrand. Er lag een jongen in te slapen en die is, net als een aantal huisdieren, omgekomen. Vandaar dat ze nu in die portocabin wonen. Ondraaglijk leed en veertig jaar ploeteren de lucht in! Kordaat pakt hij een volle kruiwagen beet. Il faut travailler!

Hanky Panky
Termunterzeil is prachtig, maar totaal verlaten as we er aankomen. Op het geblaat van een enkel schaap na hoor je alleen het ruisen van de wind. Het visrestaurant is dicht. Kalm kabbelt het water van de Eems. Net als we denken dat hier helemaal niemand is, zet een schipper de radio aan. “My baby does the hanky panky”, schalt over het doodstille land.
 
Winschoten
In Winschoten kwam ik vroeger als kind weleens. Onze oude buurman, Bert Waijers, was er directeur van het postkantoor geworden. Vanuit hun kleine jaren zestig nieuwbouwwoninkje in de Middelburgse Mastgatstraat hadden de Waijersen ineens de beschikking gekregen over de dienstwoning boven het postkantoor. Gigantisch! Je kon er rolschaatsen door de gangen en op de zolder kon je schommelen en schieten met een luchtbuks. Een echt kinderparadijs. Later verhuisden ze naar Hoorn, waar ze een soortgelijke woning kregen boven het postkantoor in de Grote Oost.

We parkeren de auto in ’t Rond’, een ‘shopping mall’ met een woontoren er bovenop in het centrum van Winschoten. Ik weet niet wat ik er van moet vinden: troosteloos, of ‘een moedige ingreep’. Het oude Winchoten doet wat morsig aan. Het stadhuis is mooi, maar enige grandeur is ver te zoeken. Morsige horeca, doet vermoeden dat het goed is dat we er ’s ochtends rondlopen.

Bij een cafetaria eet ik een ‘eierbal’. Deze snack kun je volgens mij alleen in Groningen krijgen. Ik herinner me de eierbal, uit een automatiek in Groningen Stad, als een hard gekookt ei in een bal gehakt. Hier zit het ei in een soort kroket. Is de eierbal veranderd, of is mijn geheugen van slag? De eierbal bezorgt mij – hoe dan ook – hevige Proustiaanse ervaringen, die een Madeleine nooit teweeg zoud kunnen brengen.

Naar het postkantoor moet ik de weg vragen. Het bestaat gelukkig nog wel, maar rondom is alles afgebroken. De dienstwoning boven het postkantoor is nog groter dan ik me herinner. Hij staat leeg. Dienstwoningen zullen wel niet meer passen in deze tijd.

Survivor's Suite
Onwillekeurig kijken we iedere keer als wij thuis komen even of Jan Mulder ook thuis is. Af en toe staat er een Jaguar voor de deur. Zou ‘Mu’ echt in zo’n smakeloze poenbak rijden? Is dat nou de kracht van de Postbank? Ondertussen laat dat déja vu me niet los. Dat verlaten land, al die huizen die hier te koop staan ...

Het is echt overleven op het Groningse land. Overleven! To survive! Ineens weet ik waar ik Jan Mulder’s huis van herken. Het lijkt als twee druppels water op het witte huis dat op de hoes staat van Keith Jarrett’s ‘Survivor’s Suite’. Als we weer thuis zijn haal ik dat onmiddellijk uit mijn platenkast. Zou Jan met die hoes naar zijn architect zijn gestapt? Als dat het geval is, dan ben ik vanaf nu een onverbiddelijke fan.
 
 
*************************************
Beetje tot rust komen? Kijk op www.canarias.nl .


© 2006 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Overleven in Oost-Groningen Willem Minderhout
"Het is hier echt the middle of nowhere," zei mij zoontje van tien. Wij lachten instemmend. Na een korte stilte vroeg hij: “Wat is dat eigenlijk: the middle of nowhere?”

Nieuwolda
Hoe kom je in Nieuwolda? Als je even voor Winschoten de snelweg verlaat bereik je na enige tijd Nieuwolda, een stil dorp aan het Termunterzeildiep. Het is het hartje van de oude ‘Graanrepubliek’, het land van de rijke Groningse graanboeren en de laatste communisten van Nederland.

Hoe kom je in Nieuwolda? Uit verlangen naar rust en het ontdekken van een voor ons onbekend stukje Nederland had ik Harm Evert Waalkens, Tweede Kamerlid en veeboer te Finsterwolde, gevraagd of hij misschien een huisje te huur had op zijn bedrijf. Dat had hij niet, maar hij kende wel een collega die iets verhuurde. Het bleek een boerderij met accommodatie voor zestien personen te zijn. Voor ons gezin alleen wilden ze wel wat van de prijs afdoen. Zo kom je dus in Nieuwolda.

“Dit is het land van Jan Mulder”, zeg ik tegen mijn kinderen als ik de snelweg afrijd. Ik had natuurlijk ook Klaas Nuninga, Tonny van Leeuwen, of Arie Haan kunnen zeggen. Maar die zonen van WVV zijn onbekend in vergelijking tot die verkreukelde man van Barend & Van Dorp.

Déja vu
In Nieuwolda aangekomen wisten we niet precies hoe we onze boerderij moesten bereiken. Ik stopte ergens waar ik het centrum vermoedde, maar ik zag geen mens. Gelukkig kwam er op dat moment een meisje met een pony aanwandelen. Ik besloot haar aan te spreken. Ik verwachtte een frisse boerenmeid aan te treffen, maar ik kreeg mijn eerste verrassing te verwerken: ze was getooid met meerdere piercings, waarvan één dwars door haar wang. Dat had ik zelfs in Den Haag nog nooit gezien en ik vond het een vrij gruwelijk gezicht. Gelukkig wist ze me wel de weg te wijzen. Gewoon rechtdoor en bij een wit huis naar rechts de oprijlaan op.

Het witte huis, waar nog druk aan gewerkt werd, vinden we snel. Ik kreeg spontaan een ‘déja vu’-gevoel. Dat huis had ik eerder gezien. Maar ik was hier nog nooit geweest. Langs de door prachtige bomen omzoomde oprijlaan, waar uitnodigende borden met ‘aardappels en uien’ en ‘smulkippen te koop’ hingen bereikten we onze boerderij. Een prachtige kast van een ‘heren-boerderij’. De deur zat op slot dus ik belde het 06-nummer van onze gastvrouw. Zij bleek in een soort portocabin achter de gigantische nieuwe schuur te wonen en ze was in een mum van tijd aanwezig om ons binnen te laten.

We bleken over een zee van ruimte te kunnen beschikken. De boerderij was na het vertrek van de laatste bewoners vrijwel ongewijzigd gebleven, dus alles was erg ‘jaren vijftig’. Grote comfortabele stoelen, en overal trapjes die naar knusse slaapkamertjes voerden. Er was zelfs, enigszins detonerend maar wel leuk, een hypermoderne fitnessruimte aanwezig.

Op het prikbord in de gang hing een uitgeknipte column van ‘Mu’ uit de Volkskrant van 6 mei van dit jaar. Jan Mulder beschrijft daarin de diverse pogingen van zijn buren om de auto van zijn aannemer met hun tractoren uit de sloot te trekken. “Goh, is dat hier in de buurt gebeurd?”, vroeg ik. “Ja”, zei onze gastvrouw,”Jan Mulder woont in dat witte huis, hier tegenover.” Zou ik daar dat ‘déja vu-gevoel’ van hebben? Was dat huis ooit op TV geweest of zo?

Zware klei
Als je door de verlaten Carel Coenraadpolder rijdt, glanst de klei je pikzwart tegemoet. Het lijkt wel steenkool. Ik heb net mijn zoontje moeten overhoren over de grondsoorten van Noord Nederland. In zijn aardrijkskundeboek staat dat je op zware klei beter geen aardappelen en bieten kunt verbouwen. Doordat die klei zo slecht water doorlaat is de kans groot dat het gewas verrot als het een beetje teveel regent. Vandaar dat hier vooral graan verbouwd werd.

Onze boerderij staat echter midden in een suikerbietenveld en onze boer teelt ook aardappelen en uien. Hij is lang niet de enige in de buurt, want overal zie je hopen suikerbieten liggen. Hoe zit dat? “Dat is inderdaad een probleem”, zegt onze boer, als ik eieren en een smulkip kom kopen. “Ik heb niet voor niets die bieten nog niet gerooid. Het is veel te nat en dan kom je met geen mogelijkheid door die klei heen.”

Hij heeft er wel wat op gevonden. Zijn aardappelakker heeft hij met een enorme machine laten omploegen tot de zavellaag. De zware klei ligt nu onder en de zavel boven. “Een stokoude professor die hier ooit bodemonderzoek heeft gedaan heeft dat0403BS Nieuwolda vroeger eens voorgesteld. De man is dolblij dat zijn ideeën in de praktijk worden gebracht. Hij wil graag een keer komen kijken.” Onze boer is tot nu toe de enige die zo rigoureus heeft ingegrepen in de bodemgesteldheid. De anderen kijken de kat uit de boom, dus de Bosatlas hoeft voorlopig nog niet herschreven te worden.

Kloetinge
De vader van de boerin is de man van de ‘smulkippen’. We treffen hem ’s ochtends aan als hij aan het sjouwen is met zware kruiwagens. Tot mijn verbazing en genoegen spreekt hij Zeeuws. Hij blijkt meer dan veertig jaar geleden uit Kloetinge, een dorp nabij Goes, naar Nieuwolda te zijn getrokken. “In Zeeland waren boerderijen genoeg, maar d’r zaten overal al boeren op.”

Hij is alweer zevenentachtig. Zijn vrouw leeft ook nog en ze rijden gelukkig allebei nog auto, want anders zouden ze het hier niet vol kunnen houden. “Ik ga nog graag naar mijn bridgevereniging in Winschoten. Zonder auto kan ik daar niet meer komen.” In Kloetinge komt hij niet meer. Iedereen die hij daar kende is al dood.

Het grote verdriet komt ook ter sprake. Zijn grote achttiende-eeuwse boerderij, waar zijn dochter en zijn schoonzoon woonden, is vorig jaar afgebrand. Er lag een jongen in te slapen en die is, net als een aantal huisdieren, omgekomen. Vandaar dat ze nu in die portocabin wonen. Ondraaglijk leed en veertig jaar ploeteren de lucht in! Kordaat pakt hij een volle kruiwagen beet. Il faut travailler!

Hanky Panky
Termunterzeil is prachtig, maar totaal verlaten as we er aankomen. Op het geblaat van een enkel schaap na hoor je alleen het ruisen van de wind. Het visrestaurant is dicht. Kalm kabbelt het water van de Eems. Net als we denken dat hier helemaal niemand is, zet een schipper de radio aan. “My baby does the hanky panky”, schalt over het doodstille land.
 
Winschoten
In Winschoten kwam ik vroeger als kind weleens. Onze oude buurman, Bert Waijers, was er directeur van het postkantoor geworden. Vanuit hun kleine jaren zestig nieuwbouwwoninkje in de Middelburgse Mastgatstraat hadden de Waijersen ineens de beschikking gekregen over de dienstwoning boven het postkantoor. Gigantisch! Je kon er rolschaatsen door de gangen en op de zolder kon je schommelen en schieten met een luchtbuks. Een echt kinderparadijs. Later verhuisden ze naar Hoorn, waar ze een soortgelijke woning kregen boven het postkantoor in de Grote Oost.

We parkeren de auto in ’t Rond’, een ‘shopping mall’ met een woontoren er bovenop in het centrum van Winschoten. Ik weet niet wat ik er van moet vinden: troosteloos, of ‘een moedige ingreep’. Het oude Winchoten doet wat morsig aan. Het stadhuis is mooi, maar enige grandeur is ver te zoeken. Morsige horeca, doet vermoeden dat het goed is dat we er ’s ochtends rondlopen.

Bij een cafetaria eet ik een ‘eierbal’. Deze snack kun je volgens mij alleen in Groningen krijgen. Ik herinner me de eierbal, uit een automatiek in Groningen Stad, als een hard gekookt ei in een bal gehakt. Hier zit het ei in een soort kroket. Is de eierbal veranderd, of is mijn geheugen van slag? De eierbal bezorgt mij – hoe dan ook – hevige Proustiaanse ervaringen, die een Madeleine nooit teweeg zoud kunnen brengen.

Naar het postkantoor moet ik de weg vragen. Het bestaat gelukkig nog wel, maar rondom is alles afgebroken. De dienstwoning boven het postkantoor is nog groter dan ik me herinner. Hij staat leeg. Dienstwoningen zullen wel niet meer passen in deze tijd.

Survivor's Suite
Onwillekeurig kijken we iedere keer als wij thuis komen even of Jan Mulder ook thuis is. Af en toe staat er een Jaguar voor de deur. Zou ‘Mu’ echt in zo’n smakeloze poenbak rijden? Is dat nou de kracht van de Postbank? Ondertussen laat dat déja vu me niet los. Dat verlaten land, al die huizen die hier te koop staan ...

Het is echt overleven op het Groningse land. Overleven! To survive! Ineens weet ik waar ik Jan Mulder’s huis van herken. Het lijkt als twee druppels water op het witte huis dat op de hoes staat van Keith Jarrett’s ‘Survivor’s Suite’. Als we weer thuis zijn haal ik dat onmiddellijk uit mijn platenkast. Zou Jan met die hoes naar zijn architect zijn gestapt? Als dat het geval is, dan ben ik vanaf nu een onverbiddelijke fan.
 
 
*************************************
Beetje tot rust komen? Kijk op www.canarias.nl .
© 2006 Willem Minderhout
powered by CJ2