archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 3
5 oktober 2006
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Van mooie magere naar veel te vette jaren Peter Schröder

0320BS Magere Jaren1
Overdaad schaadt
In de jaren 70 werd een groot deel van mijn arbeidzaam leven gevuld met het werken aan een doctoraalscriptie. Of misschien wel meer aan het voorbereiden van een doctoraalscriptie. Of eigenlijk aan het verzamelen van de gegevens die door mij eerst geordend en geanalyseerd zouden worden en vervolgens gesynthetiseerd tot belangwekkende wetenschappelijke conclusies in een doctoraalscriptie. Een doctoraalscriptie? Niet minder dan een levenswerk. En maar lezen, en maar zoeken, en maar opnemen, en maar verzamelen, en maar stapelen. Een kolossale hoeveelheid wetenswaardigheden werd genoteerd en opgeslagen, maar geen gedachte verliet het pakhuis van mijn denkwereld.

Hoe minder hoe beter
Een belangrijk onderdeel van de scriptie zou zijn het formuleren van een sociologisch ontwikkelingsmodel van menselijke neurosen. Ik schetste de opzet ervan aan mijn scriptiebegeleider Bram de Swaan en zijn reactie was: “Er zijn mensen die zoeken de juiste jas bij een knoop, maar jij zoekt bij die knoop een hele garderobe!” Nou, die garderobe was niet ver te zoeken, die had ik al ongesorteerd in mijn huis – dat steeds meer trekken ging vertonen van een Kringloopwinkel in academische gedachten. De scriptie heb ik pas jaren later tot een goed (eerlijk is eerlijk: cum laude) einde weten te brengen. Ver weg van de studeerkamer, weg van de papieren geleerdheid, achter een sober ambtelijk bureau op het ministerie, schrijvend uit het blote hoofd.

Wie wat bewaart.....
Vanwaar deze persoonlijke ontboezeming? Vanwege de beleving van de benauwende overvloed die mensen om zich heen kunnen verzamelen: veel interessante onderdelen, maar volstrekt onhanteerbaar en dus nutteloos. Ik blijf wat intiem. Ik ben met mijn broer al bijna een jaar bezig met het ontruimen van het ouderlijk huis. Een krappe vierkamer parterrewoning (in een groene wijk, met goede verbindingen, dichtbij scholen) met een wel zeer complete inventaris. Mijn ouders groeiden op in de soberder tijden van de jaren 20 en 30 en gooiden vrijwel nooit iets weg.

Obstipatie
Die zuinigheid had enige functionaliteit, want vanwege hun beperkte inkomens was het huisraadaccres minimaal. Dat veranderde toen eerst de opbouw en daarna de welvaart zijn intrede deed. Steeds meer instroom, maar geen uitstroom. Ik zal u de details besparen. Mijn schoonzus constateerde: “Je mag blij zijn dat ze de wc nog doortrokken”. Soms is het jammer dat het gedachtegoed van Freud0320BS Mage Jaren2 verdampt is want ‘anale problematiek’ is wel een heel treffende karakteristiek.

Kijk wat ik bedoel
In dit twijfelachtig huiselijk erfdeel bevond zich natuurlijk ook een enorme hoeveelheid prentbriefkaarten. Ik noem vast de beroemde collectie kaarten van jeugdherbergen en conferentieoorden van de Fodru, de vermaarde Goudse Fotodrukindustrie. Daarop kom ik later terug. Ik beperk me nu even tot voorbeelden van het thema (thema?) dat in de vorige Leunstoel werd aangesneden: de ‘verhalende afbeelding’, het picturale bericht uit soberder tijden.

Kaart no. 1. heeft een goedbedoelde, maar ook wel verwarrende beeldboodschap. De tekst luidt: “Sur les fils télégraphiques. Plus prompts que l’électricité, Tous mes voeux de prospérité Vers vous s’envolent”. Aan de telegraafdraden hangen de telegrammen Amitié, Prosperité en Bonheur, afzender Gérard heeft daar zelf het telegram Bonne fête aan toegevoegd. De knappe vrouwelijke verschijning leest de berichten – of brengt ze de verzending op gang? Het vogeltje lijkt een anachronistische postduif. Een allegaartje van uiteenlopende telecommunicatiekanalen. We staan aan de overgang naar de nieuwe tijd van overvloedige elektronische communicatie, maar gebruiken nog even de post om de kaart te versturen.

Kaarten 2.a. en 2.b. komen uit mijn stoffig erfdeel en werden verstuurd aan mijn Oma zaliger. Oma deed eigenlijk niet aan bewaren en gooide voor je het doorhad de mooiste dingen weg, tot de hoofdzaken die bewaard bleven horen deze kaarten.
Op kaart 2a. gedateerd 17 juni 1907 (’s-Gravenhage) staat geschreven: “Ik kom heden om 8 uur bij het paleis Noordeinde en zou je daar gaarne weer ontmoeten. Veel groeten, in afwachting tot, J. den Boer.” De prent laat een enigszins Oosters uitgedoste vrouw zien die geacht wordt vol verwachting naar de afspraak met kandidaat den Boer uit te zien. Voor de duidelijkheid is het woord Mignon toegevoegd.
Kaart 2.b. werd beschreven met de tekst: “In den 7en ..(onleesbaar).. Hedenavond komen we om 7 uur gewone plaats” en werd op 3 juli 1907 afgestempeld te ’s Gravenhage. Te zien aan de afbeelding lijkt de relatie een stuk gewoner te zijn geworden. Geen romantiek, maar een jong meisje met een kapje uit de klederdracht van Marken dat verdiept is in ... het schillen van een aardappel!. Niet lang daarna huwde mijn Oma Andries. Waar J. Den Boer gebleven is heb ik Oma nooit kunnen vragen.

© 2006 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Van mooie magere naar veel te vette jaren Peter Schröder
0320BS Magere Jaren1
Overdaad schaadt
In de jaren 70 werd een groot deel van mijn arbeidzaam leven gevuld met het werken aan een doctoraalscriptie. Of misschien wel meer aan het voorbereiden van een doctoraalscriptie. Of eigenlijk aan het verzamelen van de gegevens die door mij eerst geordend en geanalyseerd zouden worden en vervolgens gesynthetiseerd tot belangwekkende wetenschappelijke conclusies in een doctoraalscriptie. Een doctoraalscriptie? Niet minder dan een levenswerk. En maar lezen, en maar zoeken, en maar opnemen, en maar verzamelen, en maar stapelen. Een kolossale hoeveelheid wetenswaardigheden werd genoteerd en opgeslagen, maar geen gedachte verliet het pakhuis van mijn denkwereld.

Hoe minder hoe beter
Een belangrijk onderdeel van de scriptie zou zijn het formuleren van een sociologisch ontwikkelingsmodel van menselijke neurosen. Ik schetste de opzet ervan aan mijn scriptiebegeleider Bram de Swaan en zijn reactie was: “Er zijn mensen die zoeken de juiste jas bij een knoop, maar jij zoekt bij die knoop een hele garderobe!” Nou, die garderobe was niet ver te zoeken, die had ik al ongesorteerd in mijn huis – dat steeds meer trekken ging vertonen van een Kringloopwinkel in academische gedachten. De scriptie heb ik pas jaren later tot een goed (eerlijk is eerlijk: cum laude) einde weten te brengen. Ver weg van de studeerkamer, weg van de papieren geleerdheid, achter een sober ambtelijk bureau op het ministerie, schrijvend uit het blote hoofd.

Wie wat bewaart.....
Vanwaar deze persoonlijke ontboezeming? Vanwege de beleving van de benauwende overvloed die mensen om zich heen kunnen verzamelen: veel interessante onderdelen, maar volstrekt onhanteerbaar en dus nutteloos. Ik blijf wat intiem. Ik ben met mijn broer al bijna een jaar bezig met het ontruimen van het ouderlijk huis. Een krappe vierkamer parterrewoning (in een groene wijk, met goede verbindingen, dichtbij scholen) met een wel zeer complete inventaris. Mijn ouders groeiden op in de soberder tijden van de jaren 20 en 30 en gooiden vrijwel nooit iets weg.

Obstipatie
Die zuinigheid had enige functionaliteit, want vanwege hun beperkte inkomens was het huisraadaccres minimaal. Dat veranderde toen eerst de opbouw en daarna de welvaart zijn intrede deed. Steeds meer instroom, maar geen uitstroom. Ik zal u de details besparen. Mijn schoonzus constateerde: “Je mag blij zijn dat ze de wc nog doortrokken”. Soms is het jammer dat het gedachtegoed van Freud0320BS Mage Jaren2 verdampt is want ‘anale problematiek’ is wel een heel treffende karakteristiek.

Kijk wat ik bedoel
In dit twijfelachtig huiselijk erfdeel bevond zich natuurlijk ook een enorme hoeveelheid prentbriefkaarten. Ik noem vast de beroemde collectie kaarten van jeugdherbergen en conferentieoorden van de Fodru, de vermaarde Goudse Fotodrukindustrie. Daarop kom ik later terug. Ik beperk me nu even tot voorbeelden van het thema (thema?) dat in de vorige Leunstoel werd aangesneden: de ‘verhalende afbeelding’, het picturale bericht uit soberder tijden.

Kaart no. 1. heeft een goedbedoelde, maar ook wel verwarrende beeldboodschap. De tekst luidt: “Sur les fils télégraphiques. Plus prompts que l’électricité, Tous mes voeux de prospérité Vers vous s’envolent”. Aan de telegraafdraden hangen de telegrammen Amitié, Prosperité en Bonheur, afzender Gérard heeft daar zelf het telegram Bonne fête aan toegevoegd. De knappe vrouwelijke verschijning leest de berichten – of brengt ze de verzending op gang? Het vogeltje lijkt een anachronistische postduif. Een allegaartje van uiteenlopende telecommunicatiekanalen. We staan aan de overgang naar de nieuwe tijd van overvloedige elektronische communicatie, maar gebruiken nog even de post om de kaart te versturen.

Kaarten 2.a. en 2.b. komen uit mijn stoffig erfdeel en werden verstuurd aan mijn Oma zaliger. Oma deed eigenlijk niet aan bewaren en gooide voor je het doorhad de mooiste dingen weg, tot de hoofdzaken die bewaard bleven horen deze kaarten.
Op kaart 2a. gedateerd 17 juni 1907 (’s-Gravenhage) staat geschreven: “Ik kom heden om 8 uur bij het paleis Noordeinde en zou je daar gaarne weer ontmoeten. Veel groeten, in afwachting tot, J. den Boer.” De prent laat een enigszins Oosters uitgedoste vrouw zien die geacht wordt vol verwachting naar de afspraak met kandidaat den Boer uit te zien. Voor de duidelijkheid is het woord Mignon toegevoegd.
Kaart 2.b. werd beschreven met de tekst: “In den 7en ..(onleesbaar).. Hedenavond komen we om 7 uur gewone plaats” en werd op 3 juli 1907 afgestempeld te ’s Gravenhage. Te zien aan de afbeelding lijkt de relatie een stuk gewoner te zijn geworden. Geen romantiek, maar een jong meisje met een kapje uit de klederdracht van Marken dat verdiept is in ... het schillen van een aardappel!. Niet lang daarna huwde mijn Oma Andries. Waar J. Den Boer gebleven is heb ik Oma nooit kunnen vragen.
© 2006 Peter Schröder
powered by CJ2