archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 3
5 oktober 2006
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
De Vogezen: bos en nog eens bos Katharina Kouwenhoven

0320BS BriefKK
Lieve M.

De Vogezen, daar ben je inderdaad zo. Zeker op een doordeweekse maandag en ondanks de opstoppingen tengevolge van geheimzinnige wegwerkzaamheden – geheimzinnig, omdat je nooit iemand ziet werken aan die afgesloten wegdelen. We scheurden er in zes uur naar toe, inclusief twee stops. Eén bij zo'n wegrestaurant, waar ik altijd zo graag mag verkeren, vanwege mijn perverse voorkeur voor pleisterplaatsen waar niemand die ik ken wil komen, zoals stationsrestauraties, ‘Hopper’achtige hotelbars, buurtcafés vol alcoholisten, de Huishoudbeurs en dus die wegrestaurants. Daar zie je mensen, die ik in het dagelijkse leven nooit tegenkom, maar die toch de ruggengraat van onze samenleving vormen. Daar tref je de modale medeburger. In september is dat vooral de wat oudere en vrijgestelde medelander, met zijn middenklasse auto, die niet zelden een caravan trekt, in zijn vakantie-uniform. Ik kan er niet genoeg van krijgen.

De tweede stop was natuurlijk in Luxemburg, want daar kun je goedkoop tanken. Je moet er wel wat tijd voor uittrekken, want je bent niet de enige die zich dat voordeeltje wil laten welgevallen. Voor dat oponthoud moet je al gauw een half uur uittrekken en ik heb daar altijd gemengde gevoelens over, maar mijn reisgenote berijdt een vehikel dat benzine slurpt, dus mij hoor je niet klagen. Niettemin bevonden we ons om een uur of vier te Saverne, waar het eerste hotel voor ons gereserveerd was. Een hotel van dertien in een dozijn, niet goed en niet slecht, maar zonder restaurant, zodat we elders onze maaltijd moesten nuttigen en gedwongen werden Saverne te verkennen. Nou, dat is een plaatsje waar je echt niet voor om hoeft te rijden.

De volgende dag, na een voortreffelijk ontbijt, begon onze wandeling naar de volgende halteplaats Wangenbourg. We hadden nog geen 500 meter gelopen of we moesten stijl omhoog. Onze klimspieren werden wreed wakker geschud en piepten en kraakten. Klimmen, hoe deed je dat ook al weer? En waarom deed je dat eigenlijk? Plotseling realiseerden we ons, dat deze wandelvakantie alleen maar zou bestaan uit klimmen en dalen en dat ogenschijnlijk plat terrein alleen maar uit ’vals plat’ bestond. En dat het idee dat we vier à vijf uur per dag zouden lopen een illusie was en dat we het op zes à zeven uur moesten begroten. Want lopen met een gemiddelde van vier kilometer per uur konden we hier wel vergeten.

Inderdaad deden we er zes uur over om de achttien kilometer naar Wangenbourg af te leggen. Later bleek, dat we elke afstand, of het nu dertien of ruim twintig kilometer was, in zes à zeven uur aflegden. Kennelijk is dat een kwestie van mentale instelling en van omstandigheden. Vooral de kwaliteit van de voetpaden speelde daarbij een belangrijke rol. Al dat gestrompel over paden vol losliggende stenen en steentjes, waarop je nooit je voet eens in een normale stand kon neerzetten en voortdurend beducht moest zijn op spierverrekkingen of zelfs enkelbreuken, waren fnuikend voor het wandeltempo.

Wat mij nog het meest dwars zat, was dat ik de omgeving zo vervelend vond, vooral de eerste paar dagen. Bossen, bossen en nog eens bossen en als je ergens boven aankwam, nog steeds geen enkel uitzicht hebben. Alleen op nog meer bossen, bossen met van die nare naaldbomen, die daar alleen maar stonden voor de kap. Gelukkig stuitten we ook wel eens op een ruïne of een waterval, maar van een boeiende en afwisselende omgeving was geen sprake. Daar kwam bij dat de dorpen waar wij logeerden van een grote saaiheid waren. En zo vreselijk Duits. Er liep door dat gebied een onzichtbare taalgrens, ten Oosten waarvan de bewoners eigenlijk liever Duits spraken, maar ten Westen waarvan de bewoners juist weer weigerden om Duits te spreken. Maar je zag overal wel die vakwerkhuizen. En zelden waren dat oorspronkelijke vakwerkhuizen. Allemaal in pasteltinten geschilderde 'follies', met opgeschilderde of opgeplakte balken en vaak nog verder 'verfraaid' met bloemetjesbeschilderingen. Maar het ergste waren die hanggeraniums, rood en roze door elkaar, die je overal aantrof, alsof het een gemeentelijke verordening betrof.

Dat Duitse karakter werd nog versterkt door de dominante aanwezigheid van Duitse toeristen. Totaal onbegrijpelijk kwam mij dat voor, want aan de andere kant van de grens is het landschap precies hetzelfde, dus waarom bleven ze daar niet? Bij kasteel Haut-Koeiningsbourg werden ze met busladingen vol aangevoerd en smaakten we het genoegen bij de koffie een heel gezelschap oorlogsmisdadigers aan onze tafel te krijgen. Oude, mummelende baasjes, die ons graag wilden mededelen dat ze de Oorlogstijd hadden doorgebracht in Bordeaux, Parijs of een of ander onbekend dorp, waar ze deel uit maakten van het bezettingsleger.Niets aan de hand, hoor. Ze vervulden er hun dienstplicht. Mij viel dat wat rauw op mijn dak, na een bezoek aan concentratiekamp Le Struthof, waarvan ik het bestaan niet kende en waar ik geconfronteerd werd met zeer gemengde gevoelens. Het hele kamp deed me sterk denken aan een jeugdherberg uit de jaren vijftig of zestig, maar dan één met prikkeldraad er om heen. En wat een prachtig uitzicht hadden de gevangenen daar, tot je je realiseerde dat ze bij het minste of geringste dat prachtige ravijn in gesodemieterd werden. Wat mij betreft hadden die Duitsers hier niets te zoeken en al helemaal niet het recht zich te gedragen als bejaarden die herinneringen op kwamen halen.

Dat idee werd bevestigd door de restanten van WO-I die hier zijn. We liepen een deel van de zogenaamde 'Route de Crêtes, een pad aangelegd vlak onder de toppen van de bergen zodat de Franse troepenbewegingen voor de Duitsers niet waarneembaar waren. En we bezochten het Cimetière Luchesne, een prachtig gelegen oorlogsbegraafplaatsje tussen Le Bonhomme en de Col de la Schlucht. Toen jij in de Vogezen was, een paar weken geleden, zat je natuurlijk op die idiote ecologische boerderij, die nota bene door Nederlanders geëxploiteerd wordt. Dat is iets heel anders dan er doorheen lopen. Net zoals dat weer iets heel anders is dan er met de auto doorheen rijden, wat ik vroeger een paar keer gedaan heb. Tja, hoe moet je de Vogezen genieten?

Natuurlijk heb ik dagelijks de Riesling geproefd. En iedere keer proefde ik iets anders. Het aantal Rieslings is ontelbaar. En natuurlijk kwam ik mensen tegen – een Belgisch echtpaar waarvan de vrouw met blauw haar was uitgedost en nadrukkelijk beweerde dat ze Frans sprak en geen Waals – die voor een habbekrats Riesling Grand Cru hadden aangeschaft, maar dat soort verhalen geloof ik niet meer. Riesling is helemaal geen dure wijn, Grand Cru of niet.

In ieder geval, wandelen in de Vogezen hoef ik niet meer. Ik hou toch meer van het Franse gedeelte van Frankrijk. En wandelingen moeten meer afwisseling bieden, zoals wandelingen langs de kust. Maar één ding zou me wel leuk lijken. Om ooit met jouw zoon, mijn kleinzoon, de verschrikkelijke afdaling te doen van Les Chateaux (drie prachtige ruïnes) naar Ribeauvillé, een route die officieel wordt afgeraden en die echt levensgevaarlijk bleek, maar die wij toch wel een uitdaging vonden (Hoezo gevaarlijk? Dat maken we zelf wel uit!). Eigenlijk mag je dat niet weten, want wellicht ga je je dan zorgen maken. Zou het niet meer in overeenstemming zijn met onze leeftijden als ik mijn vakantie doorbracht op een ecoboerderij en jij allerlei halsbrekende toeren ging uithalen op die hellingen in de Vogezen? In ieder geval moet je de Grand Ballon een keer doen, te voet of op de fiets.

Hartelijke groeten van je moeder.
 
 
**********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar: www.peppered.nl .


© 2006 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
De Vogezen: bos en nog eens bos Katharina Kouwenhoven
0320BS BriefKK
Lieve M.

De Vogezen, daar ben je inderdaad zo. Zeker op een doordeweekse maandag en ondanks de opstoppingen tengevolge van geheimzinnige wegwerkzaamheden – geheimzinnig, omdat je nooit iemand ziet werken aan die afgesloten wegdelen. We scheurden er in zes uur naar toe, inclusief twee stops. Eén bij zo'n wegrestaurant, waar ik altijd zo graag mag verkeren, vanwege mijn perverse voorkeur voor pleisterplaatsen waar niemand die ik ken wil komen, zoals stationsrestauraties, ‘Hopper’achtige hotelbars, buurtcafés vol alcoholisten, de Huishoudbeurs en dus die wegrestaurants. Daar zie je mensen, die ik in het dagelijkse leven nooit tegenkom, maar die toch de ruggengraat van onze samenleving vormen. Daar tref je de modale medeburger. In september is dat vooral de wat oudere en vrijgestelde medelander, met zijn middenklasse auto, die niet zelden een caravan trekt, in zijn vakantie-uniform. Ik kan er niet genoeg van krijgen.

De tweede stop was natuurlijk in Luxemburg, want daar kun je goedkoop tanken. Je moet er wel wat tijd voor uittrekken, want je bent niet de enige die zich dat voordeeltje wil laten welgevallen. Voor dat oponthoud moet je al gauw een half uur uittrekken en ik heb daar altijd gemengde gevoelens over, maar mijn reisgenote berijdt een vehikel dat benzine slurpt, dus mij hoor je niet klagen. Niettemin bevonden we ons om een uur of vier te Saverne, waar het eerste hotel voor ons gereserveerd was. Een hotel van dertien in een dozijn, niet goed en niet slecht, maar zonder restaurant, zodat we elders onze maaltijd moesten nuttigen en gedwongen werden Saverne te verkennen. Nou, dat is een plaatsje waar je echt niet voor om hoeft te rijden.

De volgende dag, na een voortreffelijk ontbijt, begon onze wandeling naar de volgende halteplaats Wangenbourg. We hadden nog geen 500 meter gelopen of we moesten stijl omhoog. Onze klimspieren werden wreed wakker geschud en piepten en kraakten. Klimmen, hoe deed je dat ook al weer? En waarom deed je dat eigenlijk? Plotseling realiseerden we ons, dat deze wandelvakantie alleen maar zou bestaan uit klimmen en dalen en dat ogenschijnlijk plat terrein alleen maar uit ’vals plat’ bestond. En dat het idee dat we vier à vijf uur per dag zouden lopen een illusie was en dat we het op zes à zeven uur moesten begroten. Want lopen met een gemiddelde van vier kilometer per uur konden we hier wel vergeten.

Inderdaad deden we er zes uur over om de achttien kilometer naar Wangenbourg af te leggen. Later bleek, dat we elke afstand, of het nu dertien of ruim twintig kilometer was, in zes à zeven uur aflegden. Kennelijk is dat een kwestie van mentale instelling en van omstandigheden. Vooral de kwaliteit van de voetpaden speelde daarbij een belangrijke rol. Al dat gestrompel over paden vol losliggende stenen en steentjes, waarop je nooit je voet eens in een normale stand kon neerzetten en voortdurend beducht moest zijn op spierverrekkingen of zelfs enkelbreuken, waren fnuikend voor het wandeltempo.

Wat mij nog het meest dwars zat, was dat ik de omgeving zo vervelend vond, vooral de eerste paar dagen. Bossen, bossen en nog eens bossen en als je ergens boven aankwam, nog steeds geen enkel uitzicht hebben. Alleen op nog meer bossen, bossen met van die nare naaldbomen, die daar alleen maar stonden voor de kap. Gelukkig stuitten we ook wel eens op een ruïne of een waterval, maar van een boeiende en afwisselende omgeving was geen sprake. Daar kwam bij dat de dorpen waar wij logeerden van een grote saaiheid waren. En zo vreselijk Duits. Er liep door dat gebied een onzichtbare taalgrens, ten Oosten waarvan de bewoners eigenlijk liever Duits spraken, maar ten Westen waarvan de bewoners juist weer weigerden om Duits te spreken. Maar je zag overal wel die vakwerkhuizen. En zelden waren dat oorspronkelijke vakwerkhuizen. Allemaal in pasteltinten geschilderde 'follies', met opgeschilderde of opgeplakte balken en vaak nog verder 'verfraaid' met bloemetjesbeschilderingen. Maar het ergste waren die hanggeraniums, rood en roze door elkaar, die je overal aantrof, alsof het een gemeentelijke verordening betrof.

Dat Duitse karakter werd nog versterkt door de dominante aanwezigheid van Duitse toeristen. Totaal onbegrijpelijk kwam mij dat voor, want aan de andere kant van de grens is het landschap precies hetzelfde, dus waarom bleven ze daar niet? Bij kasteel Haut-Koeiningsbourg werden ze met busladingen vol aangevoerd en smaakten we het genoegen bij de koffie een heel gezelschap oorlogsmisdadigers aan onze tafel te krijgen. Oude, mummelende baasjes, die ons graag wilden mededelen dat ze de Oorlogstijd hadden doorgebracht in Bordeaux, Parijs of een of ander onbekend dorp, waar ze deel uit maakten van het bezettingsleger.Niets aan de hand, hoor. Ze vervulden er hun dienstplicht. Mij viel dat wat rauw op mijn dak, na een bezoek aan concentratiekamp Le Struthof, waarvan ik het bestaan niet kende en waar ik geconfronteerd werd met zeer gemengde gevoelens. Het hele kamp deed me sterk denken aan een jeugdherberg uit de jaren vijftig of zestig, maar dan één met prikkeldraad er om heen. En wat een prachtig uitzicht hadden de gevangenen daar, tot je je realiseerde dat ze bij het minste of geringste dat prachtige ravijn in gesodemieterd werden. Wat mij betreft hadden die Duitsers hier niets te zoeken en al helemaal niet het recht zich te gedragen als bejaarden die herinneringen op kwamen halen.

Dat idee werd bevestigd door de restanten van WO-I die hier zijn. We liepen een deel van de zogenaamde 'Route de Crêtes, een pad aangelegd vlak onder de toppen van de bergen zodat de Franse troepenbewegingen voor de Duitsers niet waarneembaar waren. En we bezochten het Cimetière Luchesne, een prachtig gelegen oorlogsbegraafplaatsje tussen Le Bonhomme en de Col de la Schlucht. Toen jij in de Vogezen was, een paar weken geleden, zat je natuurlijk op die idiote ecologische boerderij, die nota bene door Nederlanders geëxploiteerd wordt. Dat is iets heel anders dan er doorheen lopen. Net zoals dat weer iets heel anders is dan er met de auto doorheen rijden, wat ik vroeger een paar keer gedaan heb. Tja, hoe moet je de Vogezen genieten?

Natuurlijk heb ik dagelijks de Riesling geproefd. En iedere keer proefde ik iets anders. Het aantal Rieslings is ontelbaar. En natuurlijk kwam ik mensen tegen – een Belgisch echtpaar waarvan de vrouw met blauw haar was uitgedost en nadrukkelijk beweerde dat ze Frans sprak en geen Waals – die voor een habbekrats Riesling Grand Cru hadden aangeschaft, maar dat soort verhalen geloof ik niet meer. Riesling is helemaal geen dure wijn, Grand Cru of niet.

In ieder geval, wandelen in de Vogezen hoef ik niet meer. Ik hou toch meer van het Franse gedeelte van Frankrijk. En wandelingen moeten meer afwisseling bieden, zoals wandelingen langs de kust. Maar één ding zou me wel leuk lijken. Om ooit met jouw zoon, mijn kleinzoon, de verschrikkelijke afdaling te doen van Les Chateaux (drie prachtige ruïnes) naar Ribeauvillé, een route die officieel wordt afgeraden en die echt levensgevaarlijk bleek, maar die wij toch wel een uitdaging vonden (Hoezo gevaarlijk? Dat maken we zelf wel uit!). Eigenlijk mag je dat niet weten, want wellicht ga je je dan zorgen maken. Zou het niet meer in overeenstemming zijn met onze leeftijden als ik mijn vakantie doorbracht op een ecoboerderij en jij allerlei halsbrekende toeren ging uithalen op die hellingen in de Vogezen? In ieder geval moet je de Grand Ballon een keer doen, te voet of op de fiets.

Hartelijke groeten van je moeder.
 
 
**********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar: www.peppered.nl .
© 2006 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2