archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 3
22 juni 2006
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Een zee van bloemen Frits Hoorweg

0315 BZ Lopen
De uitbater van café-restaurant De Veerheuvel in (of is het op?) Rozenburg hoeft weinig moeite te doen om klandizie te trekken. De pont van en naar Maassluis voert het volk af en aan, met een verbluffende regelmaat. Midden op 2e Pinksterdag zijn er zelfs twee schepen tegelijk in de vaart. Als de ene vertrekt komt de andere al weer bijna aan. De bediening in de Veerheuvel is routineus. Een net vrijgemaakt tafeltje wordt licht beroerd met een theedoek. ‘Even met de Franse slag hoor,’ roept de dame die bij de doek hoort ‘dat doe ik thuis ook.’

Aan de bar zitten mannen met een lege blik in de ogen onverstoorbaar bier te drinken, als om aan te tonen dat drank niks kapot maakt dat nog te repareren zou zijn. Zij zijn de stamgasten in dit doorgangshuis. Waar zouden ze vandaan komen; van over het water of wonen ze aan deze kant, of komen ze misschien van ver, van over een ander water? Van een overdreven vertoon van dienstbaarheid of een plotselinge aanval van schoonmaakwoede zouden deze mannen waarschijnlijk lelijk in de war raken. En anders ik wel, want met mijn sjofele wandeluitrusting ben ik er geheel op mijn plaats.

Mijn wandelschoenen zijn inmiddels zodanig afgetrapt dat ze er uit zien zoals de voetbalschoenen in stripverhalen uit de goeie ouwe tijd, toen het laatste waaraan men dacht was iets nieuws te kopen, terwijl dat nú juist het eerste is waar je aan denkt. Echte schoenmakers zijn schaars geworden. Ik weet er gelukkig nog een te vinden, maar die klaagt altijd steen en been dat hij geen vaklui meer kan krijgen.
Mijn broek is er zo een met twee zijzakken en twee kontzakken die afgesloten worden met een flapje dat vroeger mooi aansloot door klittenband. Maar door de ouderdom klit dat band niet zo best meer en staan die flapjes een beetje verfomfaaid half omhoog.

Ter bescherming van het bovenlijf tegen zon en wind draag ik graag een paar lagen over elkaar. Als het in de loop van de dag warmer wordt kan ik dan gemakkelijk een laag verwijderen. Over mijn T-shirt draag ik een dun, verschoten, vaalblauw overgooiertje met korte mouwen. Overgooiertje? Dat is vast niet het goede woord voor een mannenkledingstuk, maar het geeft wel treffend aan wat het is. Daar weer overheen draag ik iets vergelijkbaars maar dan dikker en met lange mouwen. Dat laatste ding werd door de persoon waar ik het in een grijs verleden van kocht aangeduid als ‘Fishermens frock’. En om het beeld even compleet te maken: het is meniekleurig.

Na koffie gedronken te hebben gaan we langs het water van De Nieuwe Waterweg landinwaarts, en stroomopwaarts. Deze kade wordt in een boekje aangeprezen als ‘floristische verrassing’. In een gebied met veel ‘grote vervuilers’ verwacht de leek dat niet meteen, maar de kenners schijnen er niet van op te kijken. Ik citeer het boekje. ‘De kade biedt groeiplekken die zeldzaam zijn in Nederland. De grond hier wordt met rust gelaten, niet bemest en is her en der kalkrijk’. Om mij te helpen al die bloemen te herkennen heb ik twee dames meegenomen waarvan er een te boek staat als zeer deskundig en de ander als iemand die er aardig wat van af weet. We blijven aanvankelijk dicht bij het water en de dames zijn zich nog zeer van hun verantwoordelijkheid bewust. Zo worden mij bloemen aangeduid met namen als: winde, achille, blaassilene en kaasjeskruid. Soms komt er enige onenigheid aan het licht tussen de beide deskundigen, maar met behulp van een gidsje komen ze er toch uit.

Net voorbij de Algemene Vuilverwerking Rijnmond kun je niet verder, daar moet je gewoon weer terug. Voor de variatie lopen we 10 tot 20 meter van het water, tussen bomen en struiken door terug. Ook daar zijn nog veel interessante planten te bewonderen. Maar inmiddels ben ik het contact met de deskundigen verloren. Ze zijn in gesprek geraakt over familiekwesties of wisselen kantoorroddels uit. Ik ben aan mijn lot overgelaten en daarom doe ik wat ik eigenlijk altijd doe als ik wandel. Mijmeren en me verbazen over wat ik zie om me heen, zonder te pogen alles te begrijpen. Het is voor mij genoeg erover te fantaseren.

Op het water varen huizenhoge schepen voorbij, waarschijnlijk op weg naar China want alles schijnt tegenwoordig om China te draaien. Voor de afwisseling gaat een stel zeilboten de andere kant op. Het lijkt wel of ze terugkeren van een wedstrijd op open zee. We passeren een klein parkje waarin een paar Schotse hooglanders doen waarvoor ze zijn aangenomen: grazen.
Langs het water staan wat vissers. Hier en daar zit iemand domweg over het water uit te kijken. Ter verklaring zal hij desgevraagd waarschijnlijk zeggen: ‘op het water is altijd iets te zien’. En dat is een waar woord. Aalscholvers bijvoorbeeld, die bovenop afmeerpalen hun vleugels spreiden om ze te laten drogen.

Na een uur of twee zijn we weer terug bij af en blij met de aanwezigheid van De Veerheuvel. We eten er de gerechten die men eet bij zo’n gelegenheid: een omelet, twee kroketten brood en een broodje warm vlees. “Heeft het gesmaakt?” roept de mevrouw van de theedoek bij het afrekenen. Natuurlijk heeft het gesmaakt!
 
***************************************************************
Wilt u geattendeerd worden op de nieuwe aflevering van De Leunstoel? Laat ons
dat weten door de reactieknop hieronder te gebruiken en als onderwerp in te vullen:
Nieuwsbrief.


© 2006 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Een zee van bloemen Frits Hoorweg
0315 BZ Lopen
De uitbater van café-restaurant De Veerheuvel in (of is het op?) Rozenburg hoeft weinig moeite te doen om klandizie te trekken. De pont van en naar Maassluis voert het volk af en aan, met een verbluffende regelmaat. Midden op 2e Pinksterdag zijn er zelfs twee schepen tegelijk in de vaart. Als de ene vertrekt komt de andere al weer bijna aan. De bediening in de Veerheuvel is routineus. Een net vrijgemaakt tafeltje wordt licht beroerd met een theedoek. ‘Even met de Franse slag hoor,’ roept de dame die bij de doek hoort ‘dat doe ik thuis ook.’

Aan de bar zitten mannen met een lege blik in de ogen onverstoorbaar bier te drinken, als om aan te tonen dat drank niks kapot maakt dat nog te repareren zou zijn. Zij zijn de stamgasten in dit doorgangshuis. Waar zouden ze vandaan komen; van over het water of wonen ze aan deze kant, of komen ze misschien van ver, van over een ander water? Van een overdreven vertoon van dienstbaarheid of een plotselinge aanval van schoonmaakwoede zouden deze mannen waarschijnlijk lelijk in de war raken. En anders ik wel, want met mijn sjofele wandeluitrusting ben ik er geheel op mijn plaats.

Mijn wandelschoenen zijn inmiddels zodanig afgetrapt dat ze er uit zien zoals de voetbalschoenen in stripverhalen uit de goeie ouwe tijd, toen het laatste waaraan men dacht was iets nieuws te kopen, terwijl dat nú juist het eerste is waar je aan denkt. Echte schoenmakers zijn schaars geworden. Ik weet er gelukkig nog een te vinden, maar die klaagt altijd steen en been dat hij geen vaklui meer kan krijgen.
Mijn broek is er zo een met twee zijzakken en twee kontzakken die afgesloten worden met een flapje dat vroeger mooi aansloot door klittenband. Maar door de ouderdom klit dat band niet zo best meer en staan die flapjes een beetje verfomfaaid half omhoog.

Ter bescherming van het bovenlijf tegen zon en wind draag ik graag een paar lagen over elkaar. Als het in de loop van de dag warmer wordt kan ik dan gemakkelijk een laag verwijderen. Over mijn T-shirt draag ik een dun, verschoten, vaalblauw overgooiertje met korte mouwen. Overgooiertje? Dat is vast niet het goede woord voor een mannenkledingstuk, maar het geeft wel treffend aan wat het is. Daar weer overheen draag ik iets vergelijkbaars maar dan dikker en met lange mouwen. Dat laatste ding werd door de persoon waar ik het in een grijs verleden van kocht aangeduid als ‘Fishermens frock’. En om het beeld even compleet te maken: het is meniekleurig.

Na koffie gedronken te hebben gaan we langs het water van De Nieuwe Waterweg landinwaarts, en stroomopwaarts. Deze kade wordt in een boekje aangeprezen als ‘floristische verrassing’. In een gebied met veel ‘grote vervuilers’ verwacht de leek dat niet meteen, maar de kenners schijnen er niet van op te kijken. Ik citeer het boekje. ‘De kade biedt groeiplekken die zeldzaam zijn in Nederland. De grond hier wordt met rust gelaten, niet bemest en is her en der kalkrijk’. Om mij te helpen al die bloemen te herkennen heb ik twee dames meegenomen waarvan er een te boek staat als zeer deskundig en de ander als iemand die er aardig wat van af weet. We blijven aanvankelijk dicht bij het water en de dames zijn zich nog zeer van hun verantwoordelijkheid bewust. Zo worden mij bloemen aangeduid met namen als: winde, achille, blaassilene en kaasjeskruid. Soms komt er enige onenigheid aan het licht tussen de beide deskundigen, maar met behulp van een gidsje komen ze er toch uit.

Net voorbij de Algemene Vuilverwerking Rijnmond kun je niet verder, daar moet je gewoon weer terug. Voor de variatie lopen we 10 tot 20 meter van het water, tussen bomen en struiken door terug. Ook daar zijn nog veel interessante planten te bewonderen. Maar inmiddels ben ik het contact met de deskundigen verloren. Ze zijn in gesprek geraakt over familiekwesties of wisselen kantoorroddels uit. Ik ben aan mijn lot overgelaten en daarom doe ik wat ik eigenlijk altijd doe als ik wandel. Mijmeren en me verbazen over wat ik zie om me heen, zonder te pogen alles te begrijpen. Het is voor mij genoeg erover te fantaseren.

Op het water varen huizenhoge schepen voorbij, waarschijnlijk op weg naar China want alles schijnt tegenwoordig om China te draaien. Voor de afwisseling gaat een stel zeilboten de andere kant op. Het lijkt wel of ze terugkeren van een wedstrijd op open zee. We passeren een klein parkje waarin een paar Schotse hooglanders doen waarvoor ze zijn aangenomen: grazen.
Langs het water staan wat vissers. Hier en daar zit iemand domweg over het water uit te kijken. Ter verklaring zal hij desgevraagd waarschijnlijk zeggen: ‘op het water is altijd iets te zien’. En dat is een waar woord. Aalscholvers bijvoorbeeld, die bovenop afmeerpalen hun vleugels spreiden om ze te laten drogen.

Na een uur of twee zijn we weer terug bij af en blij met de aanwezigheid van De Veerheuvel. We eten er de gerechten die men eet bij zo’n gelegenheid: een omelet, twee kroketten brood en een broodje warm vlees. “Heeft het gesmaakt?” roept de mevrouw van de theedoek bij het afrekenen. Natuurlijk heeft het gesmaakt!
 
***************************************************************
Wilt u geattendeerd worden op de nieuwe aflevering van De Leunstoel? Laat ons
dat weten door de reactieknop hieronder te gebruiken en als onderwerp in te vullen:
Nieuwsbrief.
© 2006 Frits Hoorweg
powered by CJ2