archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 1
20 mei 2004
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Amerika: Onmatig, onmetelijk, overweldigend en meer, veel meer Janwillem van de Wetering

0114 OnmatigVaderlandse Vrienden, 'Brief uit Maine' is dit eigenlijk. 'Brief uit Amerika' is te groots opgezet en doemt daarom tot een vaag uitduiden waar zelfs een trouwe lezer van gaat malen.

Amerika is waarlijk onmetelijk groot en bestaat uit verschillen. Na dertig jaar in het land ken ik er een paar hoekjes van. Komaan, we beginnen maar ergens.

In de Florida Keys, waar je in een miniem staatsparkje vanuit een geharkt strand achter een anti-haaiennet onder toezicht mag waden. Mocht een huurboot in het schema passen, dan kun je verderop een eilandje vinden, maar de meeste 'Keys' (verbasterd van oorspronkelijk Spaans, cayo, dat pukkel betekent) zijn dikwijls bezet. In februari was ik daar en bekeek 's ochtends vroeg, ver voor de meute, dolfijnen, van het grote zilvergrijze soort, die elkaar duwden en andere grappen maakten voor ze weer oceaanwaarts keerden. Pure natuur was dat even. 's Middags ging ik terug met mijn vrouw en de pukkel puilde van gangster-soldaten uit Boston, Soprano-achtigen, met koelkastgestaltes op grote witte voeten. Ze hadden de complete bezetting van een strip bar meegebracht ('die meisjes moeten er af en toe even uit', zei een huurder). Beeldige figuren, hier en daar met ingebracht plastic. Een eenentwintigjarige sprak mijn vrouw, vertelde dat ze rechten studeerde, eerlijk verdiend met uitdagende trippel en wiebel, soms compleet gemaakt, dat wel, je kunt niet altijd nee verkopen, de strip-baas moet ook leven. Een ander meldde studie in 'pre-med', dat is de kleuterklas van medicijnen.

Tot zover de Florida-indruk. Er is meer te melden: muskietenwolken, weduwen met blauw haar, niet echt spannend misschien. Concentratiekampjes voor bejaarden, honden en katten ongewenst.

Dan heb je Californië, waar we in Santa Barbara logeerden: een stad van bloeiende heggen en gerestaureerde Packards, Studebakers en een enkele elders uitgestorven Ford. Huisjes met hekjes. Zelfs het Mexicaanse gedeelte ziet er netjes uit. De stranden liggen vol grillig drijfhout en de horizon is bespat met olie-boor drijvende vierkanten. 'Waarom blijven we hier niet?' vroeg mijn vrouw (die haar verziende bril niet op had), want schrijvers kunnen overal wonen. Maar we wonen al, in Maine.
Dat was zo, zei mijn vrouw.
Californië is op zichzelf al onmetelijk groot. LAS. De film Je moet niet in Los Angeles wonen zeggen kennissen die in Los Angeles wonen. Geen openbaar vervoer. Teveel verschil in inkomen en status. Veel nooit-naar-toe-gaan wijken waar je doodgeknuppeld wordt, na de ook al gewelddadige beroving. Het sadisme van de onderklasse leeft zich ook graag uit.

Californië: egocentrisch, oppervlakkig. Feest en eterij. Hallo! En veel gezoen van de opnieuw in elkaar gezette gastvrouw, maar als er niets aan je te verdienen valt, weg met de indringer en hij komt er nooit weer in. In de cafés wacht je op het binnenstappen van de volgende beroemdheid, liefst extra bekend uit de boulevardbladen. Lesbisch, dronken, piemel uit de broek in een kinderbioscoop, door de camera gesnapt terwijl op hoerenbezoek, bijna, maar nog niet helemaal, maar wel bij herhaling, overgedoosd, er is veel te fluisteren over de stralend binnenglijdende ster.

Je kunt er ook niet goed wonen, in Californië, want als het even goed door regent glijdt je huis weg in een ravijn. Als het bliksemt, of (dat haalde alle kranten) als een verlaten vrouw een liefdesbrief verbrandt achter je achtertuin, knispert je net afbetaalde villa af, onverzekerd, het staat in de polis. Maar toch, wie ooit Joni Mitchell, de rockstar die jazzstar werd op haar oude dag, Ca-li-for-ni-a hoort zingen wordt hemels wee van westkust magie. Ik ook, en weer toen we door Sequioa National Park reden. De allergrootste bomen zie je daar, en heuvels met op iedere top het silhouet van een Lakenvelderse koe, en dalen vol met tovergroente.
En, zoals iedere advertentie meldt hier, … en meer.

Het Amerikaanse meerdere houdt niet op, en Maine ook niet. En hier is het stil. Wat? Je keek in de Winkler Prins? Er zijn een miljoen Mainers? Jawel, maar in het zuiden, hutje-mutje, maar ik praat over het midden, aan de kust, met afstanden, heuvel-barrières, lange, lege slingerwegen. Met uitzicht over baaien en zee. Soms kijk je neer op een walvis, groter dan destijds de grootste dinosaurus.

Maine is precies, op de hectare af, bijna, twee keer zo groot als Nederland. Ik zie de huizen van mijn buren niet. Twintig hectare grond voor ons en het mini-hondje en dat is gewoon. De gepensioneerde postkantoorbediende van het volgende perceel bezit dertig hectare. Hij volgt elanden, herten, coyotes, wasberen, soms een echte beer  en ik hou meer van zeebeesten. Buurman Buster komt nooit aan zijn waterkant. Ik klim over zijn kustrotsen alsof ze van mij zijn en het hondje baadt pootje. Bij laag tij is er grindstrand beschikbaar en het hondje laat meeuwen opvliegen en blaft tegen twee soorten zeehonden die op mijn steiger liggen en traag hun achtertenen bewegen, meer niet. Vaar ik de baai in, per roeibootje of met de motorboot, dan nadert een rij eilanden waar bijna nooit iemand op komt. Er staan soms borden: 'privé', 'opgelazerd', 'hee, ik heb jaren gewerkt om dit eiland te kopen, fuk henen', maar dat is onzin en ook niet echt gemeend. Die paar weken zomervakantie dat de eilandeigenaars op hun verre bezit doorbrengen worden aangegeven door het uitsteken van de vlag, vanaf een paal, hoog genoeg zodat de lokalen zien dat ze een eiland verderop moeten.

We stoken kampvuren op de eilandstrandjes en eten, onder een hemelkoepel vol Melkweglicht, aan recht gebogen klerenhangers gestoken worstjes. New-Yorkers die hier de nachthemel zien, houden voorbijgangers in de dorpsstraat aan. 'Wat is dat allemaal daarboven?' Thuis is er slechts neon-reclame en flitsend verkeer.

'Sterren,' leggen we uit. 'Energiebronnen. Niet aan Bush vertellen want dan gaat hij erop schieten.' New-Yorkers zeggen nooit iets tegen Bush. Ze zijn tegen, alhoewel dankbaar dat de ontwaardingspolitiek ze hier, met in ieder portemonneevakje een andere leenkaart gestoken, wonderen mogen bekijken.

Het door ons bewoonde Maine is onbesproken mooi. Een vriend met een vliegtuig, een kleintje, moest een nieuwe motor invliegen. Bijna acht uur lang vlogen we om en over het Mainse noordwesten heen. Niets dan meren, bergjes, een echte berg (Mount Kathadin, vlijmscherpe klippen, we vlogen rondjes), rivieren tussen de meren, een kale superheuvel, Mount Mars, en de lange, gekartelde kust met hier en daar of een stil vissersdorpje (de meeste visvangst is nu verboden), een Indianen nederzetting omringd door bierblikjes en stukke auto's, of door Japanse of Zuid-Amerikaanse architecten ontworpen paleizen van onlangs aangehouden directeuren.

Heimwee? 'Liever heimwee dan Holland', zei de dichter Leo Vroman die hier vele vakanties doorbracht. Of zou Leo Vroman gezegd hebben (hij zelf zegt van niet).

Holland is ook mooi, ook magisch. Dat merkte ik kort geleden toen ik met Grijpstra en de Gier (de acteurs) en hun vervaardigers en begeleiders een boottocht maakte over het IJ. Het IJ klotst anders dan de mond van de baai hier. Ook dromerig, maar wezenlijk anders. Amsterdam, waar ik meeuwen op gevelornamenten fotografeerde en lang naast een mij strak aankijkende meerkoet stond. Een otter zwom langs in het IJ. Een medekijker zei dat het een grote rat was. Er zwemmen otters langs ons land hier, dit gladde natte dier met snor leek er veel op. Misschien had die medekijker gelijk, hoewel hij toegaf dat hij, na een avondje bespoelde Bimhuis-jazz, alles anders zag.

Rat of otter, je krijgt in Nederland de indruk dat de natuur terugkomt, naast de files, en tussen de blauwe en gele tenten die door de Veluwe dennen heen schemeren. Hier schemert niets. Maine, vanuit de lucht gezien, is een niet ophoudend woud rondom glinsterend wild water. Vier keer per jaar komt een dikke grote beer bij ons op bezoek. Ze bedoelt het goed, behalve als je haar baby op wil pakken, die aan je been peutert. Een methodisch dier, in April schept zij grote zilveren vissen uit de baai, in juli kleine gouden vissen, in augustus graaft ze de mierenheuvels leeg en in september rukt ze zure bessen uit de struiken. Coyotes zingen voor de volle maan, rondom en vlak bij ons huis. Adelaars wieken hun minnedansen. Gieren drijven  met wervelende luchtstromen mee.
Rustgevend, stil, kalmpjes aan, deze omgeving.

En als het moet ben je zo weer terug in Mokum, of den Bosch (was ik nooit geweest, tot verleden jaar, per ongeluk, wat een mooie stad is dat), of Groningen, of Maastricht (Maastricht moet nog komen). Zesentwintig jaar in Nederland gewoond, en nooit in Maastricht geweest. Jawel. Vijf uur vliegen, maar dan moet je wel met de kreeft-beladen vrachtJumbo mee, Bangor-Schiphol, en dat lukt niet altijd. Normaal gaat het via Boston, vier uur wachten, en dan met North West. Twaalf uur bij elkaar maar het kost niet veel meer vandaag de dag.

Tot slot een voorval. Zoals vermeld, ik woon aan de kust, tussen andere lieden van, oorspronkelijk, verre. Je hebt New-Yorkers, vluchtelingen, uit Philadelphia, Chicago, andere drukke centra. Op buurman Buster na zijn hier weinig echte Mainers. Waar zijn ze dan wel? In het binnenland, want sinds kustland geld begon op te leveren verkochten ze de geërfde boerderijen waar niets meer op te verbouwen viel want de import uit Florida is de helft goedkoper. Hop, de meubels op de auto gebonden en wegwezen, naar depressie oorden als Dodemanshol. Ze maken brandstof uit aardappels of verwerken esdoornsap tot pannenkoekenstroop. Wiet groeit er ook wel, met mate, onder uit de kracht gegroeide spruitjes. Ze stoken gadverdamme alcohol en worden blijvend ziek en trekken steun. Geen vetpot daar en seks is familiair.

Ik verdwaalde en reed op leeg. Ik vond, aan het eind van een modderweg met gaten,  een pomp met glazen buizen en een hendel. De binnenlander is nors, groet niet, en is bewapend. Ik dacht  dat ik beter even moest vragen of ik die zwengel mocht bedienen. In een muffe winkel met gezwollen blikken sardientjes en bonen op de planken zwegen kinloze langharigen om een smeulende kachel. Een hinkte om me heen en sloot de deur achter me af. Christus hing aan de muur, tussen  reusachtige elandkoppen. De Heer met gewassen en gekamde haren, in een jurk gekleed, met harde blauwe ogen, op blote voeten. Naast de elandkoppen hingen ook geweren met kogelmagazijnen die eruit staken, sabels, knuppels. Een van de stamgasten knielde en sprak de Heiland aan in vreemde tongen; het schuimde om zijn dorre lippen.
'Halleluja,' zei ik maar, want wat moet je?
'Wat?' dreigde de geknielde.
Ik zong. 'Halleluja.' Op Zondagschool deed ik dat ook, in Hillegersberg. Dat was ook eng. De koster kneep in je wang als je niet mooi uithaalde.

Het was goed. Ik hoefde niet eens te pompen, de schuimer deed het voor me.
'Je had geluk,' zei Buster na mijn terugkomst. 'Heidenen verdwijnen daar.'
En jullie denken in Nederland dat Stephen King overdrijft.
Ik ken hem. Een aardige man. Woont niet ver hier vandaan maar komt nooit langs, want hij houdt niet van water. John Travolta woont hier (soms) ook, op een eiland, in een riant pand waarin de grootste blauwe bal ter wereld rolt, speciaal voor zijn zoontje in China gefabriceerd.
Hierover, eventueel, meer later (en: … meer!).
Aangenomen dat later bestaat.
Niets is zeker, zelfs in Amerika.
Behalve dat Maine mooi is, en het plezierig is jullie daarover te schrijven.
Gegroet, jullie toegewijde,
Jw (de enige echte, hoewel ik hoor dat er nog een is, maar die is een dichter).


De Grijpstra en De Gierboeken van Janwillem van de Wetering worden heruitgegeven in het kader van de nieuwe tv-serie die rond deze twee onthechte Amsterdamse rechercheurs is gemaakt.


© 2004 Janwillem van de Wetering meer Janwillem van de Wetering - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Amerika: Onmatig, onmetelijk, overweldigend en meer, veel meer Janwillem van de Wetering
0114 OnmatigVaderlandse Vrienden, 'Brief uit Maine' is dit eigenlijk. 'Brief uit Amerika' is te groots opgezet en doemt daarom tot een vaag uitduiden waar zelfs een trouwe lezer van gaat malen.

Amerika is waarlijk onmetelijk groot en bestaat uit verschillen. Na dertig jaar in het land ken ik er een paar hoekjes van. Komaan, we beginnen maar ergens.

In de Florida Keys, waar je in een miniem staatsparkje vanuit een geharkt strand achter een anti-haaiennet onder toezicht mag waden. Mocht een huurboot in het schema passen, dan kun je verderop een eilandje vinden, maar de meeste 'Keys' (verbasterd van oorspronkelijk Spaans, cayo, dat pukkel betekent) zijn dikwijls bezet. In februari was ik daar en bekeek 's ochtends vroeg, ver voor de meute, dolfijnen, van het grote zilvergrijze soort, die elkaar duwden en andere grappen maakten voor ze weer oceaanwaarts keerden. Pure natuur was dat even. 's Middags ging ik terug met mijn vrouw en de pukkel puilde van gangster-soldaten uit Boston, Soprano-achtigen, met koelkastgestaltes op grote witte voeten. Ze hadden de complete bezetting van een strip bar meegebracht ('die meisjes moeten er af en toe even uit', zei een huurder). Beeldige figuren, hier en daar met ingebracht plastic. Een eenentwintigjarige sprak mijn vrouw, vertelde dat ze rechten studeerde, eerlijk verdiend met uitdagende trippel en wiebel, soms compleet gemaakt, dat wel, je kunt niet altijd nee verkopen, de strip-baas moet ook leven. Een ander meldde studie in 'pre-med', dat is de kleuterklas van medicijnen.

Tot zover de Florida-indruk. Er is meer te melden: muskietenwolken, weduwen met blauw haar, niet echt spannend misschien. Concentratiekampjes voor bejaarden, honden en katten ongewenst.

Dan heb je Californië, waar we in Santa Barbara logeerden: een stad van bloeiende heggen en gerestaureerde Packards, Studebakers en een enkele elders uitgestorven Ford. Huisjes met hekjes. Zelfs het Mexicaanse gedeelte ziet er netjes uit. De stranden liggen vol grillig drijfhout en de horizon is bespat met olie-boor drijvende vierkanten. 'Waarom blijven we hier niet?' vroeg mijn vrouw (die haar verziende bril niet op had), want schrijvers kunnen overal wonen. Maar we wonen al, in Maine.
Dat was zo, zei mijn vrouw.
Californië is op zichzelf al onmetelijk groot. LAS. De film Je moet niet in Los Angeles wonen zeggen kennissen die in Los Angeles wonen. Geen openbaar vervoer. Teveel verschil in inkomen en status. Veel nooit-naar-toe-gaan wijken waar je doodgeknuppeld wordt, na de ook al gewelddadige beroving. Het sadisme van de onderklasse leeft zich ook graag uit.

Californië: egocentrisch, oppervlakkig. Feest en eterij. Hallo! En veel gezoen van de opnieuw in elkaar gezette gastvrouw, maar als er niets aan je te verdienen valt, weg met de indringer en hij komt er nooit weer in. In de cafés wacht je op het binnenstappen van de volgende beroemdheid, liefst extra bekend uit de boulevardbladen. Lesbisch, dronken, piemel uit de broek in een kinderbioscoop, door de camera gesnapt terwijl op hoerenbezoek, bijna, maar nog niet helemaal, maar wel bij herhaling, overgedoosd, er is veel te fluisteren over de stralend binnenglijdende ster.

Je kunt er ook niet goed wonen, in Californië, want als het even goed door regent glijdt je huis weg in een ravijn. Als het bliksemt, of (dat haalde alle kranten) als een verlaten vrouw een liefdesbrief verbrandt achter je achtertuin, knispert je net afbetaalde villa af, onverzekerd, het staat in de polis. Maar toch, wie ooit Joni Mitchell, de rockstar die jazzstar werd op haar oude dag, Ca-li-for-ni-a hoort zingen wordt hemels wee van westkust magie. Ik ook, en weer toen we door Sequioa National Park reden. De allergrootste bomen zie je daar, en heuvels met op iedere top het silhouet van een Lakenvelderse koe, en dalen vol met tovergroente.
En, zoals iedere advertentie meldt hier, … en meer.

Het Amerikaanse meerdere houdt niet op, en Maine ook niet. En hier is het stil. Wat? Je keek in de Winkler Prins? Er zijn een miljoen Mainers? Jawel, maar in het zuiden, hutje-mutje, maar ik praat over het midden, aan de kust, met afstanden, heuvel-barrières, lange, lege slingerwegen. Met uitzicht over baaien en zee. Soms kijk je neer op een walvis, groter dan destijds de grootste dinosaurus.

Maine is precies, op de hectare af, bijna, twee keer zo groot als Nederland. Ik zie de huizen van mijn buren niet. Twintig hectare grond voor ons en het mini-hondje en dat is gewoon. De gepensioneerde postkantoorbediende van het volgende perceel bezit dertig hectare. Hij volgt elanden, herten, coyotes, wasberen, soms een echte beer  en ik hou meer van zeebeesten. Buurman Buster komt nooit aan zijn waterkant. Ik klim over zijn kustrotsen alsof ze van mij zijn en het hondje baadt pootje. Bij laag tij is er grindstrand beschikbaar en het hondje laat meeuwen opvliegen en blaft tegen twee soorten zeehonden die op mijn steiger liggen en traag hun achtertenen bewegen, meer niet. Vaar ik de baai in, per roeibootje of met de motorboot, dan nadert een rij eilanden waar bijna nooit iemand op komt. Er staan soms borden: 'privé', 'opgelazerd', 'hee, ik heb jaren gewerkt om dit eiland te kopen, fuk henen', maar dat is onzin en ook niet echt gemeend. Die paar weken zomervakantie dat de eilandeigenaars op hun verre bezit doorbrengen worden aangegeven door het uitsteken van de vlag, vanaf een paal, hoog genoeg zodat de lokalen zien dat ze een eiland verderop moeten.

We stoken kampvuren op de eilandstrandjes en eten, onder een hemelkoepel vol Melkweglicht, aan recht gebogen klerenhangers gestoken worstjes. New-Yorkers die hier de nachthemel zien, houden voorbijgangers in de dorpsstraat aan. 'Wat is dat allemaal daarboven?' Thuis is er slechts neon-reclame en flitsend verkeer.

'Sterren,' leggen we uit. 'Energiebronnen. Niet aan Bush vertellen want dan gaat hij erop schieten.' New-Yorkers zeggen nooit iets tegen Bush. Ze zijn tegen, alhoewel dankbaar dat de ontwaardingspolitiek ze hier, met in ieder portemonneevakje een andere leenkaart gestoken, wonderen mogen bekijken.

Het door ons bewoonde Maine is onbesproken mooi. Een vriend met een vliegtuig, een kleintje, moest een nieuwe motor invliegen. Bijna acht uur lang vlogen we om en over het Mainse noordwesten heen. Niets dan meren, bergjes, een echte berg (Mount Kathadin, vlijmscherpe klippen, we vlogen rondjes), rivieren tussen de meren, een kale superheuvel, Mount Mars, en de lange, gekartelde kust met hier en daar of een stil vissersdorpje (de meeste visvangst is nu verboden), een Indianen nederzetting omringd door bierblikjes en stukke auto's, of door Japanse of Zuid-Amerikaanse architecten ontworpen paleizen van onlangs aangehouden directeuren.

Heimwee? 'Liever heimwee dan Holland', zei de dichter Leo Vroman die hier vele vakanties doorbracht. Of zou Leo Vroman gezegd hebben (hij zelf zegt van niet).

Holland is ook mooi, ook magisch. Dat merkte ik kort geleden toen ik met Grijpstra en de Gier (de acteurs) en hun vervaardigers en begeleiders een boottocht maakte over het IJ. Het IJ klotst anders dan de mond van de baai hier. Ook dromerig, maar wezenlijk anders. Amsterdam, waar ik meeuwen op gevelornamenten fotografeerde en lang naast een mij strak aankijkende meerkoet stond. Een otter zwom langs in het IJ. Een medekijker zei dat het een grote rat was. Er zwemmen otters langs ons land hier, dit gladde natte dier met snor leek er veel op. Misschien had die medekijker gelijk, hoewel hij toegaf dat hij, na een avondje bespoelde Bimhuis-jazz, alles anders zag.

Rat of otter, je krijgt in Nederland de indruk dat de natuur terugkomt, naast de files, en tussen de blauwe en gele tenten die door de Veluwe dennen heen schemeren. Hier schemert niets. Maine, vanuit de lucht gezien, is een niet ophoudend woud rondom glinsterend wild water. Vier keer per jaar komt een dikke grote beer bij ons op bezoek. Ze bedoelt het goed, behalve als je haar baby op wil pakken, die aan je been peutert. Een methodisch dier, in April schept zij grote zilveren vissen uit de baai, in juli kleine gouden vissen, in augustus graaft ze de mierenheuvels leeg en in september rukt ze zure bessen uit de struiken. Coyotes zingen voor de volle maan, rondom en vlak bij ons huis. Adelaars wieken hun minnedansen. Gieren drijven  met wervelende luchtstromen mee.
Rustgevend, stil, kalmpjes aan, deze omgeving.

En als het moet ben je zo weer terug in Mokum, of den Bosch (was ik nooit geweest, tot verleden jaar, per ongeluk, wat een mooie stad is dat), of Groningen, of Maastricht (Maastricht moet nog komen). Zesentwintig jaar in Nederland gewoond, en nooit in Maastricht geweest. Jawel. Vijf uur vliegen, maar dan moet je wel met de kreeft-beladen vrachtJumbo mee, Bangor-Schiphol, en dat lukt niet altijd. Normaal gaat het via Boston, vier uur wachten, en dan met North West. Twaalf uur bij elkaar maar het kost niet veel meer vandaag de dag.

Tot slot een voorval. Zoals vermeld, ik woon aan de kust, tussen andere lieden van, oorspronkelijk, verre. Je hebt New-Yorkers, vluchtelingen, uit Philadelphia, Chicago, andere drukke centra. Op buurman Buster na zijn hier weinig echte Mainers. Waar zijn ze dan wel? In het binnenland, want sinds kustland geld begon op te leveren verkochten ze de geërfde boerderijen waar niets meer op te verbouwen viel want de import uit Florida is de helft goedkoper. Hop, de meubels op de auto gebonden en wegwezen, naar depressie oorden als Dodemanshol. Ze maken brandstof uit aardappels of verwerken esdoornsap tot pannenkoekenstroop. Wiet groeit er ook wel, met mate, onder uit de kracht gegroeide spruitjes. Ze stoken gadverdamme alcohol en worden blijvend ziek en trekken steun. Geen vetpot daar en seks is familiair.

Ik verdwaalde en reed op leeg. Ik vond, aan het eind van een modderweg met gaten,  een pomp met glazen buizen en een hendel. De binnenlander is nors, groet niet, en is bewapend. Ik dacht  dat ik beter even moest vragen of ik die zwengel mocht bedienen. In een muffe winkel met gezwollen blikken sardientjes en bonen op de planken zwegen kinloze langharigen om een smeulende kachel. Een hinkte om me heen en sloot de deur achter me af. Christus hing aan de muur, tussen  reusachtige elandkoppen. De Heer met gewassen en gekamde haren, in een jurk gekleed, met harde blauwe ogen, op blote voeten. Naast de elandkoppen hingen ook geweren met kogelmagazijnen die eruit staken, sabels, knuppels. Een van de stamgasten knielde en sprak de Heiland aan in vreemde tongen; het schuimde om zijn dorre lippen.
'Halleluja,' zei ik maar, want wat moet je?
'Wat?' dreigde de geknielde.
Ik zong. 'Halleluja.' Op Zondagschool deed ik dat ook, in Hillegersberg. Dat was ook eng. De koster kneep in je wang als je niet mooi uithaalde.

Het was goed. Ik hoefde niet eens te pompen, de schuimer deed het voor me.
'Je had geluk,' zei Buster na mijn terugkomst. 'Heidenen verdwijnen daar.'
En jullie denken in Nederland dat Stephen King overdrijft.
Ik ken hem. Een aardige man. Woont niet ver hier vandaan maar komt nooit langs, want hij houdt niet van water. John Travolta woont hier (soms) ook, op een eiland, in een riant pand waarin de grootste blauwe bal ter wereld rolt, speciaal voor zijn zoontje in China gefabriceerd.
Hierover, eventueel, meer later (en: … meer!).
Aangenomen dat later bestaat.
Niets is zeker, zelfs in Amerika.
Behalve dat Maine mooi is, en het plezierig is jullie daarover te schrijven.
Gegroet, jullie toegewijde,
Jw (de enige echte, hoewel ik hoor dat er nog een is, maar die is een dichter).


De Grijpstra en De Gierboeken van Janwillem van de Wetering worden heruitgegeven in het kader van de nieuwe tv-serie die rond deze twee onthechte Amsterdamse rechercheurs is gemaakt.
© 2004 Janwillem van de Wetering
powered by CJ2