archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 11
Jaargang 3
6 april 2006
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Muziek uit Istanbul, en een vleugje Bollywood Hans Knegtmans

0311VG Film
Turkse muziekritmes zijn anders dan wat wij hier in het westen gewend zijn. Dat leren we van Alexander Hacke, bassist van de Duitse underground rockgroep Einstürzende Neubauten en componist van de score van het succesvolle Gegen die Wand. Hacke is de muzikale gids tijdens de documentaire Crossing the Bridge: The Sound of Istanbul. Niet alleen legde hij op straat, in de studio of bij mensen thuis alle vormen van Turkse muziek vast die hij maar vinden kon, hij maakte ten tijde van de film ook deel uit van de neo-psychedelische band Baba Zula toen de reguliere basgitarist het moest laten afweten.

“In westerse muziek,” zegt Hacke letterlijk, “maakt men gebruik van tweekwarts-, driekwarts- en vierkwartsmaat en groepeert de noten in drietallen. Zo krijgen we bijvoorbeeld een twaalfachtste maat.” Is het werkelijk? In ben dan wel geen bassist van de Einstürzende Neubauten, maar ik zou toch zweren dat negentig procent van alle jazz, rock’n roll, pop, chansons, stadionliederen en andere meedeiners gecomponeerd is in tweekwarts- en vierkwartsmaat. Maar wacht, Hacke is nog niet uitgepraat. “In Turkije hebben we behalve die bekende maatsoorten ook minder gebruikelijke, zoals vijfachtste.” Ah, nu wordt het interessant! Vijfachtste. Dave Brubecks Take Five: pompom-pedom, pom pom, pompom-pedom, pom pom. Dat waren nog eens tijden!

Helaas. De kijkers die zich verheugen op een Teleaccursus Oriëntaalse ritmiek komen bedrogen uit. Gedurende de hele film heb ik welgeteld één muziekstukje beluisterd dat zich niet probleemloos in twee- of vierkwartsmaat liet opdelen. Natuurlijk hoeft een muziekfilm niet alleen over ritme te gaan: er blijft genoeg te melden over melodische en harmonische aspecten van de Turkse muziek. En als dat niet in de vorm van een les gaat, en de toeschouwer zelf maar moet bedenken wat er muzikaal aan de hand is, vind ik het ook best. Maar zelfs daar ziet het aanvankelijk niet naar uit.

De eerste muziekstukjes duren maar kort, en worden wreed onderbroken door Hacke’s commentaar. Of we horen de muzikanten wel, maar gelijktijdig is een geïnterviewde Turk in beeld die zijn mening geeft over Istanbul, de Turkse cultuur of iets anders dat al dan niet met muziek te maken heeft. Alsof we kijken en luisteren naar een preview: wat u in onze Teleaccursus zoal kunt verwachten. Goddank verliest de film geleidelijk zijn achtbaankarakter en gaat hij steeds meer op een ‘echte’ documentaire lijken.

Pas na afloop besefte ik hoe dat kwam. Regisseur Fatih Akin (die ook Gegen die Wand maakte) begint de film met een overzicht van Istanbuls alternatieve scene: straatmuzikanten, breakdancers en deejays. Die zijn interessant genoeg, al ademen veel optredens de sfeer van de jaren zeventig van de vorige eeuw, inclusief filosofietjes over ‘de democratie van de straat’ en soms een sneer naar het establishment.

Maar dan verandert de toonzetting. Als bij een popconcert zit de support act erop, en de begaafde amateurs en nieuwlichters moeten wijken voor megasterren van toen en nu. Zoals de zigeunerklarinettist Selim Sesler, de filmster, zanger en virtuoze bespeler van de saz (een luitachtig snaarinstrument) Orhan Gencebay en Erkin Koray, de goeroe van de Turkse rockmuziek. Mooie muziek, geëngageerde zang en een verbluffend technisch machtsvertoon. Het duurt even, maar na een frustrerende valse start komt de muziekliefhebber alsnog ruimschoots aan zijn trekken. En mijn wens om Istanbul te verkennen (de verdienste van wonderregisseur Nuri Bilge Ceylan die in Uzak de stad filmde als de mooiste locatie op aarde) is alleen maar aangewakkerd.

Inside Man is een mainstreamfilm over een bankoverval. Dat zou op zich een open deur zijn – wat verwacht je anders bij een bankoverval? – ware het niet dat de regisseur Spike Lee heet. Jawel, de zwarte querulant die het als zijn levenstaak ziet om de achterstand van de zwarte bevolking in de VS of waar ook ter wereld aan de kaak te stellen. Een Spike Lee Joint (zo noemt hij zijn producties) is in de eerste plaats een protestactie en als dat leidt tot een verdienstelijke speelfilm, is dat hooguit een gelukkig toeval. Zo werd Do the Right Thing (1989) over raciale onlusten in Brooklyn beloond met twee Oscarnominaties: één voor het beste scenario (Spike Lee) en één voor de beste mannelijke bijrol (Danny Aiello, als pizzabakker van Italiaanse afkomst). Maar te vaak krijgt Lee’s maatschappijkritiek de overhand, en na Clockers uit 1995 was ik zo op het genre uitgekeken, dat ik een jaar of vijf al zijn joints aan mij voorbij liet gaan.

De schrijvende pers is van mening dat Inside Man weliswaar politiek weinig beladen lijkt, maar ondertussen! Kijk maar hoe de zwarte rechercheur Keith Frazier (schitterende rol van Denzel Washington) zich racistische uitlatingen moet laten welgevallen, en op een kwaad moment door zijn superieur zelfs van de zaak wordt gehaald, ten gunste van een incompetente maar witte collega (Willem Dafoe).

Dit zijn duidelijk geen recensenten die thuis zijn in het politiegenre, hetzij in de literatuur, hetzij in films. Een eigengereide, onafhankelijke lastpost als Frazier die van zijn hart geen moordkuil maakt, is op zijn werk altijd de pispaal, ongeacht zijn etnische oorsprong. Stel dat u, als receptionist in een chique restaurant, aan een grote zwarte klant met een mal hoedje zou vragen “Can I have your hat, sir?”, en hij zou gevat reageren met de woorden “No, you buy one yourself”. Ik denk dat u grote moeite zou hebben, uw zelfbeheersing te bewaren. Laten we elkaar geen mietje noemen: Frazier roept het kwaad over zich af.

De bankoverval is er geen van dertien in een dozijn. De bendeleider hult alle gijzelaars en overvallers in eenzelfde grauwe overall. Slim, want nu kan de politie de slachtoffers en slechteriken niet uit elkaar houden. Verder legt hij voor een geharde crimineel opmerkelijk veel rust en zelfbeheersing aan de dag. Het lijkt wel of het niet in zijn belang is, zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Frazier is niet gek, en probeert te doorgronden waar de overvaller precies op uit is.

Dit alles maakt Inside Man tot een bovenmodale actiefilm: slim, geestig, spannend en origineel. De film begint en besluit met het fantastische lied Chaiyya Chaiyya, gezongen door het Indiase zangduo Skhwinder Singh en Sapna Awasthi. Ogenschijnlijk een liedje van niks met een refrein van twee akkoorden, maar met zo’n spannend ritme dat ik het vele malen op de computer moest afspelen voordat ik het definitief onthouden had. Oorspronkelijk siert het de soundtrack van de Bollywoodklassieker Dil se uit 1998. Maar je kunt het wel aan kosmopoliet Lee overlaten, zijn voordeel te doen met uitheems cultuurgoed. Luister zelf:
 
*********************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo
van Praag en Frits Hoorweg.


© 2006 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Muziek uit Istanbul, en een vleugje Bollywood Hans Knegtmans
0311VG Film
Turkse muziekritmes zijn anders dan wat wij hier in het westen gewend zijn. Dat leren we van Alexander Hacke, bassist van de Duitse underground rockgroep Einstürzende Neubauten en componist van de score van het succesvolle Gegen die Wand. Hacke is de muzikale gids tijdens de documentaire Crossing the Bridge: The Sound of Istanbul. Niet alleen legde hij op straat, in de studio of bij mensen thuis alle vormen van Turkse muziek vast die hij maar vinden kon, hij maakte ten tijde van de film ook deel uit van de neo-psychedelische band Baba Zula toen de reguliere basgitarist het moest laten afweten.

“In westerse muziek,” zegt Hacke letterlijk, “maakt men gebruik van tweekwarts-, driekwarts- en vierkwartsmaat en groepeert de noten in drietallen. Zo krijgen we bijvoorbeeld een twaalfachtste maat.” Is het werkelijk? In ben dan wel geen bassist van de Einstürzende Neubauten, maar ik zou toch zweren dat negentig procent van alle jazz, rock’n roll, pop, chansons, stadionliederen en andere meedeiners gecomponeerd is in tweekwarts- en vierkwartsmaat. Maar wacht, Hacke is nog niet uitgepraat. “In Turkije hebben we behalve die bekende maatsoorten ook minder gebruikelijke, zoals vijfachtste.” Ah, nu wordt het interessant! Vijfachtste. Dave Brubecks Take Five: pompom-pedom, pom pom, pompom-pedom, pom pom. Dat waren nog eens tijden!

Helaas. De kijkers die zich verheugen op een Teleaccursus Oriëntaalse ritmiek komen bedrogen uit. Gedurende de hele film heb ik welgeteld één muziekstukje beluisterd dat zich niet probleemloos in twee- of vierkwartsmaat liet opdelen. Natuurlijk hoeft een muziekfilm niet alleen over ritme te gaan: er blijft genoeg te melden over melodische en harmonische aspecten van de Turkse muziek. En als dat niet in de vorm van een les gaat, en de toeschouwer zelf maar moet bedenken wat er muzikaal aan de hand is, vind ik het ook best. Maar zelfs daar ziet het aanvankelijk niet naar uit.

De eerste muziekstukjes duren maar kort, en worden wreed onderbroken door Hacke’s commentaar. Of we horen de muzikanten wel, maar gelijktijdig is een geïnterviewde Turk in beeld die zijn mening geeft over Istanbul, de Turkse cultuur of iets anders dat al dan niet met muziek te maken heeft. Alsof we kijken en luisteren naar een preview: wat u in onze Teleaccursus zoal kunt verwachten. Goddank verliest de film geleidelijk zijn achtbaankarakter en gaat hij steeds meer op een ‘echte’ documentaire lijken.

Pas na afloop besefte ik hoe dat kwam. Regisseur Fatih Akin (die ook Gegen die Wand maakte) begint de film met een overzicht van Istanbuls alternatieve scene: straatmuzikanten, breakdancers en deejays. Die zijn interessant genoeg, al ademen veel optredens de sfeer van de jaren zeventig van de vorige eeuw, inclusief filosofietjes over ‘de democratie van de straat’ en soms een sneer naar het establishment.

Maar dan verandert de toonzetting. Als bij een popconcert zit de support act erop, en de begaafde amateurs en nieuwlichters moeten wijken voor megasterren van toen en nu. Zoals de zigeunerklarinettist Selim Sesler, de filmster, zanger en virtuoze bespeler van de saz (een luitachtig snaarinstrument) Orhan Gencebay en Erkin Koray, de goeroe van de Turkse rockmuziek. Mooie muziek, geëngageerde zang en een verbluffend technisch machtsvertoon. Het duurt even, maar na een frustrerende valse start komt de muziekliefhebber alsnog ruimschoots aan zijn trekken. En mijn wens om Istanbul te verkennen (de verdienste van wonderregisseur Nuri Bilge Ceylan die in Uzak de stad filmde als de mooiste locatie op aarde) is alleen maar aangewakkerd.

Inside Man is een mainstreamfilm over een bankoverval. Dat zou op zich een open deur zijn – wat verwacht je anders bij een bankoverval? – ware het niet dat de regisseur Spike Lee heet. Jawel, de zwarte querulant die het als zijn levenstaak ziet om de achterstand van de zwarte bevolking in de VS of waar ook ter wereld aan de kaak te stellen. Een Spike Lee Joint (zo noemt hij zijn producties) is in de eerste plaats een protestactie en als dat leidt tot een verdienstelijke speelfilm, is dat hooguit een gelukkig toeval. Zo werd Do the Right Thing (1989) over raciale onlusten in Brooklyn beloond met twee Oscarnominaties: één voor het beste scenario (Spike Lee) en één voor de beste mannelijke bijrol (Danny Aiello, als pizzabakker van Italiaanse afkomst). Maar te vaak krijgt Lee’s maatschappijkritiek de overhand, en na Clockers uit 1995 was ik zo op het genre uitgekeken, dat ik een jaar of vijf al zijn joints aan mij voorbij liet gaan.

De schrijvende pers is van mening dat Inside Man weliswaar politiek weinig beladen lijkt, maar ondertussen! Kijk maar hoe de zwarte rechercheur Keith Frazier (schitterende rol van Denzel Washington) zich racistische uitlatingen moet laten welgevallen, en op een kwaad moment door zijn superieur zelfs van de zaak wordt gehaald, ten gunste van een incompetente maar witte collega (Willem Dafoe).

Dit zijn duidelijk geen recensenten die thuis zijn in het politiegenre, hetzij in de literatuur, hetzij in films. Een eigengereide, onafhankelijke lastpost als Frazier die van zijn hart geen moordkuil maakt, is op zijn werk altijd de pispaal, ongeacht zijn etnische oorsprong. Stel dat u, als receptionist in een chique restaurant, aan een grote zwarte klant met een mal hoedje zou vragen “Can I have your hat, sir?”, en hij zou gevat reageren met de woorden “No, you buy one yourself”. Ik denk dat u grote moeite zou hebben, uw zelfbeheersing te bewaren. Laten we elkaar geen mietje noemen: Frazier roept het kwaad over zich af.

De bankoverval is er geen van dertien in een dozijn. De bendeleider hult alle gijzelaars en overvallers in eenzelfde grauwe overall. Slim, want nu kan de politie de slachtoffers en slechteriken niet uit elkaar houden. Verder legt hij voor een geharde crimineel opmerkelijk veel rust en zelfbeheersing aan de dag. Het lijkt wel of het niet in zijn belang is, zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Frazier is niet gek, en probeert te doorgronden waar de overvaller precies op uit is.

Dit alles maakt Inside Man tot een bovenmodale actiefilm: slim, geestig, spannend en origineel. De film begint en besluit met het fantastische lied Chaiyya Chaiyya, gezongen door het Indiase zangduo Skhwinder Singh en Sapna Awasthi. Ogenschijnlijk een liedje van niks met een refrein van twee akkoorden, maar met zo’n spannend ritme dat ik het vele malen op de computer moest afspelen voordat ik het definitief onthouden had. Oorspronkelijk siert het de soundtrack van de Bollywoodklassieker Dil se uit 1998. Maar je kunt het wel aan kosmopoliet Lee overlaten, zijn voordeel te doen met uitheems cultuurgoed. Luister zelf:
 
*********************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo
van Praag en Frits Hoorweg.
© 2006 Hans Knegtmans
powered by CJ2