archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 2
14 juli 2005
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Rehnquist, Sardines en Louise de Coligny Willem Minderhout

1 Dikke Rehnquist
Zoals u weet is het Hooggerechtshof in de Verenigde Staten een zeer machtig orgaan omdat het wetsvoorstellen aan de grondwet mag toetsen. Hierbij komt het vaak op interpretatie aan, dus is het voor Republikeinen en Democraten van het grootste belang dat minstens vijf van de negen rechters aan hun kant staan. De rechters worden aangesteld voor het leven. Iedere president droomt er van dat er flink veel rechters dood gaan tijdens zijn regeerperiode, want dan kan hij geestverwanten op deze belangrijke post zetten die nog ver na zijn politieke carriëre zijn gedachengoed zullen verdedigen.

Momenteel is rechter Rehnquist op sterven na dood en zijn de Democraten heel benauwd dat er een aartsconservatief op zijn plek benoemd wordt. Niet dat Rehnquist nu zo’n verlichte ziel is: hij werd ooit aangesteld door Nixon. Interessanter vind ik dat Rehnquist de laatste overlevende is van een generatie hoge rechters die collectief een plaats in de literatuurgeschiedenis heeft verworven.

Gore Vidal schreef namelijk zijn boek ‘Myron’ (1974) op een moment dat het Hooggerechtshof had bepaald dat iedere gemeente in de VS zelf het recht had om uit te maken wat pornografie was en wat niet. Voor de zekerheid heeft Vidal toen alle woorden in ‘Myron’, die mogelijk aanstoot zouden kunnen geven, vervangen door de naam van een lid van ditzelfde Hooggerechtshof. Het woord ‘rehnquist’ gebruikte hij voor wat gewoonlijk ‘het mannelijk lid’ wordt genoemd. Als u uw fantasie gebruikt, kunt u misschien zelf raden welke organen hij ‘whizzer white’, ‘powell’, ‘blackmun’, ‘hof’ en ‘burger’ noemde.
De vier rechters die tegen het desbetreffende voorstel hebben gestemd heeft Vidal gespaard. Ik heb geen flauw idee hoe ze heetten. Zo zie je maar weer dat redelijk gedrag leidt tot totale vergetelheid.
 
2 Sardines
Stefan Themerson. schreef zijn, onlangs door Erik van Zuylen niet onverdienstelijk maar zeer vrij verfilmde, boek ‘The mystery of the sardine’ in 1986.
Er zijn, voor zover ik weet, maar twee boeken in de Nederlandse literatuur die enigszins met de thematiek van Themerson verwant zijn. Dit zijn ‘De God Denkbaar. Denkbaar de God’ (1956) en ‘Het evangelie van O. Dapper Dapper’ (1973), beide van Willem Frederik Hermans. Het zijn boeken die een vrolijk spel spelen met logica en taal en de tegenspraken daarbinnen en daartussen.

In ‘De God Denkbaar’ komt de volgende passage voor:
‘Heb je nog een ogenblikje? vroeg Targo, ik zelf heb hier namelijk juist een sardineblikje. Lach of ik schiet. Nu zou de mogelijkheid kunnen bestaan dat alles in het water gevallen is en dat een sardine het indertijd tot zijn ontbijt heeft bestemd en dat zodoende ik nu hier ...’
Hermans schreef ‘De God’ in 1956, dertig jaar voor Themerson ‘The mystery’ schreef. Nu is het zeker dat Hermans Themerson las. Er staat een beschouwing over Kardinaal Pölätüo (1954) in ‘Het sadistisch universum, deel 2’ (1970). Het lijkt me echter zeer onwaarschijnlijk dat Themerson Hermans las. Beide schrijvers voeren echter om een volstrekt absurde reden een sardine op in hun werk. ‘Targo’ is tevens Hermans’meest duistere personage, net als de man die in Themerson’s boek vruchteloos op zoek is naar een fabriek waar men sardines inblikt.

Hermans’ ’God’ is nadrukkelijk een verwerking van zijn kennismaking met de filosofie van Wittgenstein. In het voorwoord van de bundel ‘Wittgenstein’ (1990) schrijft hij dat hij voor het eerst met deze filosoof in aanraking kwam in 1950, toen een gevluchte Poolse mede-student hem uit probeerde te leggen wat Hermans’ docent symbolische logica, Beth, nu eigenlijk probeerde duidelijk te maken.

Hermans herinnert zich de naam van deze Pool niet, maar het kan Themerson niet geweest zijn, want die had zich al in 1945 in Engeland gevestigd. Themerson was een leerling en een vriend van Russell, dus de kans is groot dat hij ook Wittgenstein gekend heeft. Nergens in zijn werk heb ik echter een directe verwijzing naar Wittgenstein kunnen vinden.

Nader onderzoek is vereist.

3 Wie is Louise de Coligny?
Aangezien Louise de Coligny zowel de vierde echtgenote van Willem de Zwijger, als één van de twee minnaressen van Guillaume Apollinaire is geweest, is de kans groot dat ze nu nog leeft. De vraag rest dan natuurlijk: ‘Wie is Louise de Colligny nu?’
Gelukkig zijn er portretten van Louise uit beide perioden bewaard gebleven, die bewijzen dat zij zeer goed geconserveerd is gebleven. Ook bestaat er een beschrijving van Apollinaire van zijn beide minnaressen in de ietwat aanstootgevende roman ‘Les onze mille verges’ (1907). De één was blond, dus die valt af. De andere had ‘bruin haar, grijze ogen die schalks twinkelden en een behaard moedervlekje dat de onderkant van haar linkerwang sierde’. Dat moet haar geweest zijn!
Apollinaire noemde haar ‘Culculine d’Ancone’, wat zoveel betekent als Reteketeetje van Ancona. En toen wist ik het! Die schalkse glimlach, die eeuwige jeugd, die voorliefde voor erotomane kunstenaars! Dat kan niemand anders zijn dan onze eigen Hedy d’Ancona!








© 2005 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Rehnquist, Sardines en Louise de Coligny Willem Minderhout
1 Dikke Rehnquist
Zoals u weet is het Hooggerechtshof in de Verenigde Staten een zeer machtig orgaan omdat het wetsvoorstellen aan de grondwet mag toetsen. Hierbij komt het vaak op interpretatie aan, dus is het voor Republikeinen en Democraten van het grootste belang dat minstens vijf van de negen rechters aan hun kant staan. De rechters worden aangesteld voor het leven. Iedere president droomt er van dat er flink veel rechters dood gaan tijdens zijn regeerperiode, want dan kan hij geestverwanten op deze belangrijke post zetten die nog ver na zijn politieke carriëre zijn gedachengoed zullen verdedigen.

Momenteel is rechter Rehnquist op sterven na dood en zijn de Democraten heel benauwd dat er een aartsconservatief op zijn plek benoemd wordt. Niet dat Rehnquist nu zo’n verlichte ziel is: hij werd ooit aangesteld door Nixon. Interessanter vind ik dat Rehnquist de laatste overlevende is van een generatie hoge rechters die collectief een plaats in de literatuurgeschiedenis heeft verworven.

Gore Vidal schreef namelijk zijn boek ‘Myron’ (1974) op een moment dat het Hooggerechtshof had bepaald dat iedere gemeente in de VS zelf het recht had om uit te maken wat pornografie was en wat niet. Voor de zekerheid heeft Vidal toen alle woorden in ‘Myron’, die mogelijk aanstoot zouden kunnen geven, vervangen door de naam van een lid van ditzelfde Hooggerechtshof. Het woord ‘rehnquist’ gebruikte hij voor wat gewoonlijk ‘het mannelijk lid’ wordt genoemd. Als u uw fantasie gebruikt, kunt u misschien zelf raden welke organen hij ‘whizzer white’, ‘powell’, ‘blackmun’, ‘hof’ en ‘burger’ noemde.
De vier rechters die tegen het desbetreffende voorstel hebben gestemd heeft Vidal gespaard. Ik heb geen flauw idee hoe ze heetten. Zo zie je maar weer dat redelijk gedrag leidt tot totale vergetelheid.
 
2 Sardines
Stefan Themerson. schreef zijn, onlangs door Erik van Zuylen niet onverdienstelijk maar zeer vrij verfilmde, boek ‘The mystery of the sardine’ in 1986.
Er zijn, voor zover ik weet, maar twee boeken in de Nederlandse literatuur die enigszins met de thematiek van Themerson verwant zijn. Dit zijn ‘De God Denkbaar. Denkbaar de God’ (1956) en ‘Het evangelie van O. Dapper Dapper’ (1973), beide van Willem Frederik Hermans. Het zijn boeken die een vrolijk spel spelen met logica en taal en de tegenspraken daarbinnen en daartussen.

In ‘De God Denkbaar’ komt de volgende passage voor:
‘Heb je nog een ogenblikje? vroeg Targo, ik zelf heb hier namelijk juist een sardineblikje. Lach of ik schiet. Nu zou de mogelijkheid kunnen bestaan dat alles in het water gevallen is en dat een sardine het indertijd tot zijn ontbijt heeft bestemd en dat zodoende ik nu hier ...’
Hermans schreef ‘De God’ in 1956, dertig jaar voor Themerson ‘The mystery’ schreef. Nu is het zeker dat Hermans Themerson las. Er staat een beschouwing over Kardinaal Pölätüo (1954) in ‘Het sadistisch universum, deel 2’ (1970). Het lijkt me echter zeer onwaarschijnlijk dat Themerson Hermans las. Beide schrijvers voeren echter om een volstrekt absurde reden een sardine op in hun werk. ‘Targo’ is tevens Hermans’meest duistere personage, net als de man die in Themerson’s boek vruchteloos op zoek is naar een fabriek waar men sardines inblikt.

Hermans’ ’God’ is nadrukkelijk een verwerking van zijn kennismaking met de filosofie van Wittgenstein. In het voorwoord van de bundel ‘Wittgenstein’ (1990) schrijft hij dat hij voor het eerst met deze filosoof in aanraking kwam in 1950, toen een gevluchte Poolse mede-student hem uit probeerde te leggen wat Hermans’ docent symbolische logica, Beth, nu eigenlijk probeerde duidelijk te maken.

Hermans herinnert zich de naam van deze Pool niet, maar het kan Themerson niet geweest zijn, want die had zich al in 1945 in Engeland gevestigd. Themerson was een leerling en een vriend van Russell, dus de kans is groot dat hij ook Wittgenstein gekend heeft. Nergens in zijn werk heb ik echter een directe verwijzing naar Wittgenstein kunnen vinden.

Nader onderzoek is vereist.

3 Wie is Louise de Coligny?
Aangezien Louise de Coligny zowel de vierde echtgenote van Willem de Zwijger, als één van de twee minnaressen van Guillaume Apollinaire is geweest, is de kans groot dat ze nu nog leeft. De vraag rest dan natuurlijk: ‘Wie is Louise de Colligny nu?’
Gelukkig zijn er portretten van Louise uit beide perioden bewaard gebleven, die bewijzen dat zij zeer goed geconserveerd is gebleven. Ook bestaat er een beschrijving van Apollinaire van zijn beide minnaressen in de ietwat aanstootgevende roman ‘Les onze mille verges’ (1907). De één was blond, dus die valt af. De andere had ‘bruin haar, grijze ogen die schalks twinkelden en een behaard moedervlekje dat de onderkant van haar linkerwang sierde’. Dat moet haar geweest zijn!
Apollinaire noemde haar ‘Culculine d’Ancone’, wat zoveel betekent als Reteketeetje van Ancona. En toen wist ik het! Die schalkse glimlach, die eeuwige jeugd, die voorliefde voor erotomane kunstenaars! Dat kan niemand anders zijn dan onze eigen Hedy d’Ancona!






© 2005 Willem Minderhout
powered by CJ2