archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 16
12 september 2019
Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Gras en vlas Dik Kruithof

1619VG Hollandganger2Deze zomer was er in Friesland veel aandacht voor vlas en linnen. Er was een vlasroute uitgezet, die begon bij een linnendrukkerij, langs vlasvelden naar een herberg ging en eindigde in het Vlasmuseum in Ee. In het Friese Archiefcentrum Tresoar waren twee lezingen, één over de verbouw van vlas en één over de band tussen linnen en de Hannekemaaiers en de Lapkepoepen.

De Hannekemaaiers waren arme inwoners van het Duitse Westfalen, die in de periode van1650 tot 1860 in de zomers naar de rijke weidegebieden in Noord Nederland trokken om het gras te maaien en te helpen bij de hooioogst. Thuis in het gebied rond Mettingen was vlasverwerking en linnen weven een bekende bijverdienste. Soms namen ze stoffen mee hierheen om te verkopen. Toen dat goed ging kwamen er handelaren mee, dat waren de Lapkepoepen, Duitsers (Poepen) die lappen verkopen.

Ook in Westfalen zelf zijn ze bezig met die landverhuizing van seizoenarbeiders. Het museum in Lingen heeft er een tentoonstelling over gemaakt, die nu te zien is in het Fries Landbouwmuseum in Leeuwarden. Hier wordt wel duidelijk dat de arbeidsmigratie, al of niet seizoensgebonden, van het gebied rond Munster naar de Nederlanden, een veel breder verschijnsel was dan alleen maar de Hannekemaaiers en de Lapkepoepen. Bijna alle Nederlandse landbouw- en industriegebieden hebben arbeiders aangetrokken uit de Duitse buurgebieden, waar de economische toestand door de dertigjarige oorlog en de onrust daarna veel slechter was dan in de Zeven Provinciën.

In het boek ‘Hannekemaaiers en Kiepkerels’, dat ter gelegenheid van de tentoonstelling is herdrukt staat een uitgebreid overzicht met verhalen over arbeiders en handelaren in de Nederlanden uit het gebied rond Munster. Zo staat er in Munster een standbeeld van1619VG Hollandganger1 de Kiepkerel, een handelaar uit Westfalen die met een korf of kiep van wilgentakken naar Nederland trok. En in de veengebieden van Drenthe vestigden zich veel arbeiders uit de gebieden van Munster tot Hannover. Uit de omgeving van Lippe kwamen veel mensen om in de steenfabrieken van Groningen te werken: uit huwelijksakten en andere gegevens zijn zo tien familienamen te vinden die van Duitse oorsprong zijn.

In het Landbouwmuseum is veel te zien over de achtergronden en de ervaringen van de mensen, die soms jaren bij dezelfde boer kwamen om bij de hooioogst te helpen. Er zijn brieven die door de jaren heen gewisseld zijn, bij voorbeeld tussen arbeiders uit de plaats Brual en boer Bootsma uit Loenga bij Sneek. Natuurlijk hun gereedschap, vooral de zeis en het haarspit. Maar ook de klompen die ze droegen tijdens het maaien en het uit twee potjes bestaande Hinkelmantsje, waarin ze hun warme middagseten meenamen naar het land: een potje voor de warme hap en een potje voor de karnemelkse gortepap. En het meest ontroerende: een ketting aangeboden aan een boerin die goed voor hun gezorgd had. Van Duits zilverwerk, niet duur maar van grote historische waarde.

De tentoonstelling eindigt met een overzicht van de Lapkepoepen in Leeuwarden, met een wandelroute langs negentien panden waarin Duitse handelaren hebben gezeten: bekende namen als Dreesmann, Clemens & August Brenninkmeijer, Drontmann, Kuhlmann, Schweigman, Sinkel en vele anderen. Het komt tot een totaal van 19 panden  die door Westfaalse handelaren in gebruik zijn genomen.  

‘Hannekemaaiers en Kiepkerels’ van Korn. Mulder, uitg Noordboek.
Hannekemaaiers en Lapkepoepen in het Fries Landbouwmuseum tot 15 december.

--------
De plaatjes zijn van de schrijver


© 2019 Dik Kruithof meer Dik Kruithof - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Gras en vlas Dik Kruithof
1619VG Hollandganger2Deze zomer was er in Friesland veel aandacht voor vlas en linnen. Er was een vlasroute uitgezet, die begon bij een linnendrukkerij, langs vlasvelden naar een herberg ging en eindigde in het Vlasmuseum in Ee. In het Friese Archiefcentrum Tresoar waren twee lezingen, één over de verbouw van vlas en één over de band tussen linnen en de Hannekemaaiers en de Lapkepoepen.

De Hannekemaaiers waren arme inwoners van het Duitse Westfalen, die in de periode van1650 tot 1860 in de zomers naar de rijke weidegebieden in Noord Nederland trokken om het gras te maaien en te helpen bij de hooioogst. Thuis in het gebied rond Mettingen was vlasverwerking en linnen weven een bekende bijverdienste. Soms namen ze stoffen mee hierheen om te verkopen. Toen dat goed ging kwamen er handelaren mee, dat waren de Lapkepoepen, Duitsers (Poepen) die lappen verkopen.

Ook in Westfalen zelf zijn ze bezig met die landverhuizing van seizoenarbeiders. Het museum in Lingen heeft er een tentoonstelling over gemaakt, die nu te zien is in het Fries Landbouwmuseum in Leeuwarden. Hier wordt wel duidelijk dat de arbeidsmigratie, al of niet seizoensgebonden, van het gebied rond Munster naar de Nederlanden, een veel breder verschijnsel was dan alleen maar de Hannekemaaiers en de Lapkepoepen. Bijna alle Nederlandse landbouw- en industriegebieden hebben arbeiders aangetrokken uit de Duitse buurgebieden, waar de economische toestand door de dertigjarige oorlog en de onrust daarna veel slechter was dan in de Zeven Provinciën.

In het boek ‘Hannekemaaiers en Kiepkerels’, dat ter gelegenheid van de tentoonstelling is herdrukt staat een uitgebreid overzicht met verhalen over arbeiders en handelaren in de Nederlanden uit het gebied rond Munster. Zo staat er in Munster een standbeeld van1619VG Hollandganger1 de Kiepkerel, een handelaar uit Westfalen die met een korf of kiep van wilgentakken naar Nederland trok. En in de veengebieden van Drenthe vestigden zich veel arbeiders uit de gebieden van Munster tot Hannover. Uit de omgeving van Lippe kwamen veel mensen om in de steenfabrieken van Groningen te werken: uit huwelijksakten en andere gegevens zijn zo tien familienamen te vinden die van Duitse oorsprong zijn.

In het Landbouwmuseum is veel te zien over de achtergronden en de ervaringen van de mensen, die soms jaren bij dezelfde boer kwamen om bij de hooioogst te helpen. Er zijn brieven die door de jaren heen gewisseld zijn, bij voorbeeld tussen arbeiders uit de plaats Brual en boer Bootsma uit Loenga bij Sneek. Natuurlijk hun gereedschap, vooral de zeis en het haarspit. Maar ook de klompen die ze droegen tijdens het maaien en het uit twee potjes bestaande Hinkelmantsje, waarin ze hun warme middagseten meenamen naar het land: een potje voor de warme hap en een potje voor de karnemelkse gortepap. En het meest ontroerende: een ketting aangeboden aan een boerin die goed voor hun gezorgd had. Van Duits zilverwerk, niet duur maar van grote historische waarde.

De tentoonstelling eindigt met een overzicht van de Lapkepoepen in Leeuwarden, met een wandelroute langs negentien panden waarin Duitse handelaren hebben gezeten: bekende namen als Dreesmann, Clemens & August Brenninkmeijer, Drontmann, Kuhlmann, Schweigman, Sinkel en vele anderen. Het komt tot een totaal van 19 panden  die door Westfaalse handelaren in gebruik zijn genomen.  

‘Hannekemaaiers en Kiepkerels’ van Korn. Mulder, uitg Noordboek.
Hannekemaaiers en Lapkepoepen in het Fries Landbouwmuseum tot 15 december.

--------
De plaatjes zijn van de schrijver
© 2019 Dik Kruithof
powered by CJ2