archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 2
3 maart 2005
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Homo luidens Carlo van Praag

0209
Anatomisch onvolmaakt als wij zijn, ontberen wij een aan- en uitknop op onze zintuigen. Alleen het oog is uitgerust met een voorziening die erop lijkt. Pijn kunnen wij niet uitzetten, althans niet zonder grove ingrepen van buitenaf, ook niet als wij al lang acht hebben geslagen op het signaal en reeds onder doktersbehandeling zijn. Waar een stand by lampje functioneel toereikend zou zijn, worden wij door de natuur opgezadeld met een uitslaande brand.

Zulks geldt ook voor het gehoor. Hoe plezierig en voor de hand liggend zou het niet zijn, als wij naar believen, vanuit ons inwendige, de gehoorgang zouden kunnen blokkeren en op die manier een kleine akoestische vakantie zouden kunnen genieten. Dus niet met behulp van die knullige oorproppen, waarbij de lijder zich steeds afvraagt wat erger is: het middel of de kwaal!

U zult intussen misschien bemerkt hebben dat ik een zekere gevoeligheid vertoon voor het verschijnsel geluidhinder. Ik kan dat bevestigen. In de verwachting dat een aantal uwer deze gevoeligheid met mij deelt, stel ik vast dat de tijden slecht zijn. De hoeveelheid ongewenst geluid neemt gestaag toe. De bevolking wordt dichter, het verkeer wordt drukker en de akoestische armslag van het individu wordt steeds groter. Lawaai maken kost bijna niets en ook als het prijzig wordt, zoals in het geval van de ombouw van de auto tot een boom car, zijn er genoeg medeburgers die het ervoor over hebben. Het is in Nederland bijna onmogelijk een wandeling te maken zonder verkeersgeruis als achtergrondmuziek of in je tuin te zitten zonder het geloei van hoogtoerige machines waarmee je buren de natuur de baas worden. Ik heb voor het bestaan van die overlast trouwens begrip. Zelf rijd ik ook auto en als ik een tafelblad moet schuren, grijp ik ook even naar de machine. Waar mijn begrip ophoudt, is bij de puur expressieve productie van lawaai. Ik heb het nu over harde muziek uit woningen, uit cafés, uit auto’s, van bouwplaatsen of vanaf het stadsplein waar een evenement aan de gang is. Voor de deur van mijn woning, een volle 200 meter van het evenement mat ik een geluidsstroom die zich tussen de 90 en 95 decibel bewoog. Dat is evenveel als van een erg laag overkomend straalvliegtuig of een trein die op 25 meter afstand passeert. De ramen trilden in hun sponningen. Ja, ik weet het: Van der Werfpop is een evenement in klasse 3, waaraan de gemeente Leiden geen decibelgrens oplegt. Het is allemaal volgens de regels, dus voor onze gezondheid hoeven wij niet te vrezen. Het is verantwoorde recreatie. Maar waarom gelden er in de werksituatie dan andere normen? Bij een belasting van 80 decibel of meer is de werkgever al verplicht het personeel met gehoorbescherming uit te rusten.

Dat komt doordat de bescherming van werknemers, tegen schadelijke stoffen, tegen gevaar, tegen uitbuiting, tegen tabaksrook, tegen ongewenste intimiteiten of tegen wat dan ook, een hoge maatschappelijke notering heeft. Dat is met de bescherming van de burger tegen geluidshinder niet het geval. Geluidshinder is kleine hinder. Je moet ermee leven zoals met hondenpoep. Een beetje geven, een beetje nemen! De politie heeft het druk genoeg. Er zijn twee stichtingen in het land die zich met de bestrijding van geluidshinder bezighouden. Hebt u er ooit van gehoord?

Een vergelijking met die eerder genoemde tabaksrook is misschien illustratief. De roker ondervindt genot van zijn gewoonte, evenals de consument van harde muziek. Het roken is ongezond, hetgeen in mindere mate ook voor het luisteren naar harde muziek geldt. Regelmatige blootstelling aan veel te hard geluid, resulteert in achteruitgang van het gehoor. De roker belast anderen met zijn tabakswalm en schaadt daarmee hun gezondheid en mutatis mutandis geldt dat ook voor de herriemaker die anderen in zijn geluidswalm opneemt. Nochtans worden rokers blootgesteld aan gruwelpropaganda en vervolgd tot in de hoeken en gaten van de samenleving. De organisatoren van de decibellenstortbaden die aan de bevolking worden gepresenteerd onder de naam ‘evenement’ staat niemand naar het leven. Zij worden zelfs aangemoedigd door de overheid, in dit geval de gemeentelijke overheid. Die houdt van evenementen, want daarmee zet de gemeente zichzelf op de kaart. Diezelfde overheid legt vast hoeveel geluid er gedurende hoeveel uur mag worden geproduceerd en zij toont zich daarin gewoonlijk ruimhartig. Op de naleving van de regels wordt niet al te strak toegezien. En ook de particulieren die zich akoestisch uitleven, en dat zijn de ergsten, want zij kennen begin- noch eindtijden, moeten het wel bont maken wil de politie of de woningcorporatie tegen ze optreden.

Had ik maar niet in de binnenstad moeten gaan wonen, wordt mij nog wel eens toegevoegd. Alsof ik me op eigen risico in een vulkaankrater of rivierbedding heb nedergelaten waar het natuurgeweld elk moment kan losbreken zonder dat de mens daartegen iets vermag! Alsof dat georganiseerde audiogeweld erbij hoort zoals de seizoenen, de regen en de griep!

En bij dat alles heb ik het nog niet gehad over de alom tegenwoordige achtergrondmuziek, in supermarkten, in restaurants (mag nooit uit, ook al ben je de enige klant), in wachtkamers, in liften. Overal smurrie! Gedver!

Om een of andere reden is dit niet de koele en objectieve verhandeling over mens en samenleving geworden waarvoor ik door de redactie ben gecontracteerd. Ik zou niet moeten klagen over lawaai, maar een verklaring moeten zoeken voor de maatschappelijke verslaving aan harde muziek. Ik slaag er niet in die te vinden. Volgens Elias' civilisatietheorie zou recreatief lawaai, samen met stank en andere vormen van intermenselijke opdringerigheid , moeten verminderen. Het tegendeel is het geval. Wellicht heeft lawaai ook niets te maken met maatschappelijke ontwikkelingen, maar eerder met de eigenschappen van het individu die zijn veranderd. Er is een mutatie van de menselijke natuur gaande die ons de ‘homo luidens’ heeft gebracht. Deze nieuwe mens zoekt het lawaai, stelt zich van jongs af aan bloot aan harde muziek, beschadigt daarmee zijn gehoor en heeft daardoor behoefte aan nog hogere geluidsdoses.

O ja, die twee stichtingen! De ene heet BAM, wat staat voor Bescherming Akoestisch Milieu. Deze stichting voert actie, benadert overheidsinstanties en bedrijven en legt lijsten aan van muziekvrije lokaties (www.stichtingbam.nl).
De andere stichting is de Nederlandse Stichting Geluidshinder. Deze verstrekt technische informatie over geluidshinder en geluidsisolatie en werpt ook licht op de juridische kant van de zaak (www.nsg.nl).


© 2005 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Homo luidens Carlo van Praag
0209
Anatomisch onvolmaakt als wij zijn, ontberen wij een aan- en uitknop op onze zintuigen. Alleen het oog is uitgerust met een voorziening die erop lijkt. Pijn kunnen wij niet uitzetten, althans niet zonder grove ingrepen van buitenaf, ook niet als wij al lang acht hebben geslagen op het signaal en reeds onder doktersbehandeling zijn. Waar een stand by lampje functioneel toereikend zou zijn, worden wij door de natuur opgezadeld met een uitslaande brand.

Zulks geldt ook voor het gehoor. Hoe plezierig en voor de hand liggend zou het niet zijn, als wij naar believen, vanuit ons inwendige, de gehoorgang zouden kunnen blokkeren en op die manier een kleine akoestische vakantie zouden kunnen genieten. Dus niet met behulp van die knullige oorproppen, waarbij de lijder zich steeds afvraagt wat erger is: het middel of de kwaal!

U zult intussen misschien bemerkt hebben dat ik een zekere gevoeligheid vertoon voor het verschijnsel geluidhinder. Ik kan dat bevestigen. In de verwachting dat een aantal uwer deze gevoeligheid met mij deelt, stel ik vast dat de tijden slecht zijn. De hoeveelheid ongewenst geluid neemt gestaag toe. De bevolking wordt dichter, het verkeer wordt drukker en de akoestische armslag van het individu wordt steeds groter. Lawaai maken kost bijna niets en ook als het prijzig wordt, zoals in het geval van de ombouw van de auto tot een boom car, zijn er genoeg medeburgers die het ervoor over hebben. Het is in Nederland bijna onmogelijk een wandeling te maken zonder verkeersgeruis als achtergrondmuziek of in je tuin te zitten zonder het geloei van hoogtoerige machines waarmee je buren de natuur de baas worden. Ik heb voor het bestaan van die overlast trouwens begrip. Zelf rijd ik ook auto en als ik een tafelblad moet schuren, grijp ik ook even naar de machine. Waar mijn begrip ophoudt, is bij de puur expressieve productie van lawaai. Ik heb het nu over harde muziek uit woningen, uit cafés, uit auto’s, van bouwplaatsen of vanaf het stadsplein waar een evenement aan de gang is. Voor de deur van mijn woning, een volle 200 meter van het evenement mat ik een geluidsstroom die zich tussen de 90 en 95 decibel bewoog. Dat is evenveel als van een erg laag overkomend straalvliegtuig of een trein die op 25 meter afstand passeert. De ramen trilden in hun sponningen. Ja, ik weet het: Van der Werfpop is een evenement in klasse 3, waaraan de gemeente Leiden geen decibelgrens oplegt. Het is allemaal volgens de regels, dus voor onze gezondheid hoeven wij niet te vrezen. Het is verantwoorde recreatie. Maar waarom gelden er in de werksituatie dan andere normen? Bij een belasting van 80 decibel of meer is de werkgever al verplicht het personeel met gehoorbescherming uit te rusten.

Dat komt doordat de bescherming van werknemers, tegen schadelijke stoffen, tegen gevaar, tegen uitbuiting, tegen tabaksrook, tegen ongewenste intimiteiten of tegen wat dan ook, een hoge maatschappelijke notering heeft. Dat is met de bescherming van de burger tegen geluidshinder niet het geval. Geluidshinder is kleine hinder. Je moet ermee leven zoals met hondenpoep. Een beetje geven, een beetje nemen! De politie heeft het druk genoeg. Er zijn twee stichtingen in het land die zich met de bestrijding van geluidshinder bezighouden. Hebt u er ooit van gehoord?

Een vergelijking met die eerder genoemde tabaksrook is misschien illustratief. De roker ondervindt genot van zijn gewoonte, evenals de consument van harde muziek. Het roken is ongezond, hetgeen in mindere mate ook voor het luisteren naar harde muziek geldt. Regelmatige blootstelling aan veel te hard geluid, resulteert in achteruitgang van het gehoor. De roker belast anderen met zijn tabakswalm en schaadt daarmee hun gezondheid en mutatis mutandis geldt dat ook voor de herriemaker die anderen in zijn geluidswalm opneemt. Nochtans worden rokers blootgesteld aan gruwelpropaganda en vervolgd tot in de hoeken en gaten van de samenleving. De organisatoren van de decibellenstortbaden die aan de bevolking worden gepresenteerd onder de naam ‘evenement’ staat niemand naar het leven. Zij worden zelfs aangemoedigd door de overheid, in dit geval de gemeentelijke overheid. Die houdt van evenementen, want daarmee zet de gemeente zichzelf op de kaart. Diezelfde overheid legt vast hoeveel geluid er gedurende hoeveel uur mag worden geproduceerd en zij toont zich daarin gewoonlijk ruimhartig. Op de naleving van de regels wordt niet al te strak toegezien. En ook de particulieren die zich akoestisch uitleven, en dat zijn de ergsten, want zij kennen begin- noch eindtijden, moeten het wel bont maken wil de politie of de woningcorporatie tegen ze optreden.

Had ik maar niet in de binnenstad moeten gaan wonen, wordt mij nog wel eens toegevoegd. Alsof ik me op eigen risico in een vulkaankrater of rivierbedding heb nedergelaten waar het natuurgeweld elk moment kan losbreken zonder dat de mens daartegen iets vermag! Alsof dat georganiseerde audiogeweld erbij hoort zoals de seizoenen, de regen en de griep!

En bij dat alles heb ik het nog niet gehad over de alom tegenwoordige achtergrondmuziek, in supermarkten, in restaurants (mag nooit uit, ook al ben je de enige klant), in wachtkamers, in liften. Overal smurrie! Gedver!

Om een of andere reden is dit niet de koele en objectieve verhandeling over mens en samenleving geworden waarvoor ik door de redactie ben gecontracteerd. Ik zou niet moeten klagen over lawaai, maar een verklaring moeten zoeken voor de maatschappelijke verslaving aan harde muziek. Ik slaag er niet in die te vinden. Volgens Elias' civilisatietheorie zou recreatief lawaai, samen met stank en andere vormen van intermenselijke opdringerigheid , moeten verminderen. Het tegendeel is het geval. Wellicht heeft lawaai ook niets te maken met maatschappelijke ontwikkelingen, maar eerder met de eigenschappen van het individu die zijn veranderd. Er is een mutatie van de menselijke natuur gaande die ons de ‘homo luidens’ heeft gebracht. Deze nieuwe mens zoekt het lawaai, stelt zich van jongs af aan bloot aan harde muziek, beschadigt daarmee zijn gehoor en heeft daardoor behoefte aan nog hogere geluidsdoses.

O ja, die twee stichtingen! De ene heet BAM, wat staat voor Bescherming Akoestisch Milieu. Deze stichting voert actie, benadert overheidsinstanties en bedrijven en legt lijsten aan van muziekvrije lokaties (www.stichtingbam.nl).
De andere stichting is de Nederlandse Stichting Geluidshinder. Deze verstrekt technische informatie over geluidshinder en geluidsisolatie en werpt ook licht op de juridische kant van de zaak (www.nsg.nl).
© 2005 Carlo van Praag
powered by CJ2