archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 2
17 februari 2005
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
IFFR 2005 Deel 1: Het leek soms wel werk Hans Knegtmans

0208 IFFR '05 deel 1
Het Filmfestival Rotterdam zit er weer op. Gelukkig maar, dacht ik meteen na afloop. Aan de ene kant had ik de slotdag angstaanjagend snel naderbij zien komen (‘het glas-is-half-leeg’ gevoel), tegelijkertijd merkte ik dat de wandeling van Pathé 3 naar Cinerama 4, vervolgens de trap af naar Cinerama 5, en tenslotte vandaar naar het benauwde, te krappe Luxor met de dag meer het karakter van een routineklus aannam. De laatste festivaldagen riepen het gevoel op van een vakantie die op zijn eind loopt. Het vakantie-oord bevat geen geheimen meer, de leukste restaurants heb je al twee keer bezocht, en zo spannend als de drukke winkelstraat was bij de eerste verkenning, zo gedachteloos marcheer je er nu doorheen, op weg naar het hotel.

Verrassend genoeg stak de filmkoorts al snel weer de kop op. Reeds twee dagen na afloop bezocht ik in de plaatselijke bioscoop de festivalfilm Die fetten Jahre sind vorbei (beter bekend onder de internationale titel The Edukators). Ook de dagen daarna moest ik me inhouden om niet elke avond naar bioscoop of filmtheater te gaan. Ik zal blij zijn als het januari 2006 is en ik weer een overladen IFFR-programma mag afwerken.

Ook al is het filmaanbod ongekend groot en divers, de betalende bezoeker wordt in Rotterdam niet in de watten gelegd. De prijs bedraagt van een gereserveerd kaartje bedraagt negen euro. Dat is evenveel als een reguliere voorstelling in een bioscoop van het Pathé-concern, en zelfs twee euro duurder dan de meeste filmhuizen waar je dezelfde film – later, maar wel zo ontspannen – kunt bekijken. Verder geldt sinds 2004 de strenge eis dat de bezoeker die telefonisch gereserveerd heeft, alle kaartjes tegelijk ophaalt. Dit maakt een voorzichtige strategie, waarbij men de kosten van een gemiste filmdag reduceert door zijn kaartjes in etappes af te halen, onmogelijk. Je moet maar hopen dat je niet tijdens het festival getroffen wordt door een plotselinge griep of een gesprongen waterleiding. Deze regel, hoe klantonvriendelijk ook, bespaart de organisatie een berg administratieve rompslomp. De hypochonders onder het publiek worden nu gedwongen hun nek uit te steken en, belangrijker nog, would-be reserveerders zien er nu van af dagelijks hun bestelling te wijzigen omdat ze een andere voorstelling hebben ontdekt die hun volgens de publieksenquête nog meer plezier zal verschaffen.

Sinds jaar en dag is het fysiek onmogelijk, het gehele programma te bekijken. Dagelijks kan men zes voorstellingen bezoeken. Het festival duurt tien dagen, waardoor 60 films het hoogst haalbare is. De andere 130 moet men dus later op de een of andere manier maar zien in te halen. Daardoor loopt iedere bezoeker gegarandeerd een handvol films mis die beter zijn dan sommige die hij wél gezien heeft, hoe goed hij zijn zaakjes ook had voorbereid. Dat is frustrerend. Het verhindert hem bovendien, meteen na afloop de kwaliteit van het aanbod in zijn geheel te beoordelen. Op grond de films die ik zag, zou ik zeggen dat ik wel eens een beter festival heb meegemaakt. Maar in de loop van het jaar zal ik zeker een paar prachtfilms ontdekken die ik nu gemist heb. Die kans is zelfs vrij groot doordat ik – consequenter dan ooit tevoren – de films die binnen een paar weken al de bioscoop bereiken, aan me voorbij heb laten gaan. Verder heb ik me op geen enkele manier laten leiden door de tussentijdse standen van de publieksenquête, maar daarvan kan ik de consequenties nog niet overzien.

Ik heb dus geen idee wat ‘de beste’ en ‘slechtste’ films van het festival zijn. Wel kan ik een lijstje presenteren met films waar u beslist heen moet of waar u zich juist verre van moet houden. Eerst de geheide afraders. Over 2046 heb ik het hier al eerder gehad: laat u niet voor het lapje houden, regisseur Wong Kar-wai schotelt ons gebakken lucht voor.
Sabah is een multiculturele tragikomedie. Dat is al geen goed teken. Gecombineerd met het gegeven dat de film in de publieksenquête de zesde plaats behaalde had ik kunnen vermoeden dat het uitzitten ervan een slopende ervaring zou zijn. Maar ik zei al, ik had bij wijze van experiment deze enquête genegeerd als informatiebron. Een geëmancipeerde Syrische vrouw past in Toronto op haar traditioneel denkende moeder. Haar – eveneens traditioneel georiënteerde – broer houdt een oogje in het zeil. Dan wordt de vrouw verliefd op een blanke Canadees. Hoe kan ze een relatie met hem beginnen terwijl ze toch haar moeder en broer te vriend houdt? Antwoord: dat is godsonmogelijk, tenzij je het scenario volpropt met de ene onwaarschijnlijke plotwending na de andere. Dat heeft de regisseuse dan ook gedaan en de lachsalvo’s van de – overwegend vrouwelijke – bezoekers waren niet van de lucht. Feel-good van het ergste soort. Gebrek aan humor of een opgelaten gevoel door de gevoelige problematiek, wie zal het zeggen.

Olivier Assayas heeft een aantal films gemaakt die door de pers goed werden ontvangen, zoals Irma Vep. Helaas heb ik deze gemist, en ik kan alleen afgaan op zijn nieuwe film Clean. Hoofdpersoon Maggie Cheung die van nature al oogt als een terminale junk, kickt af na de dood van haar vriend. Nu wil ze ook haar zoontje wel terughebben, dat bij haar schoonouders verblijft. De pleegmoeder verzet zich met hand en tand en schoonvader, behept met wat meer empathie, fungeert als kop van Jut tussen de heethoofden. Onvoorstelbaar hoe slecht er geacteerd wordt. Zelfs de competente Nick Nolte spreekt zijn teksten uit alsof hij op de planken staat van het dorpshuis van Klazinaveen, of in dit geval het Engelse equivalent daarvan. De film eindigt met de droomwens van Maggie, een carrière te beginnen als solozangeres. We zien – en vooral: horen – haar in de opnamestudio een stompzinnig lied zingen met een stem die door merg en been gaat. Bravo, fantastisch, oordeelt de producer in de film. Smaken verschillen.

In een vlaag van welwillendheid zou je Innocence als ‘onevenwichtig’ kunnen bestempelen. Een nieuwe leerling van een meisjesinternaat wordt aangevoerd in een lijkkist. Jawel, ik heb het zelf gezien. De piepjonge Iris ontdekt dat de schoolleiding tucht en orde hoog in het vaandel heeft. Wie een huisregel overtreedt, wordt streng gestraft. In de keuken bijvoorbeeld werken een paar oude vrouwtjes die vele jaren terug geprobeerd hebben het internaat te ontvluchten. Levenslang is hun loon. Het eerste uur van de film is van een ongekende wezenloosheid. De meisjes doen, gehuld in witte gewaden, veelvuldig en langdurig aan ritmische gymnastiek. Met hoepels en linten. Of ze spatten en spetteren in het lokale meertje dat het een aard heeft. De toeschouwer vraagt zich af waar het verhaal in hemelsnaam over gaat. Op tweederde van de vertoning tekent zich een zekere plotontwikkeling af, wat overigens niet betekent dat het verhaal dan wél te volgen is. Pas bij de intrigerende ontknoping is te zien dat regisseuse Lucile Hadzihalilovic – partner van filmmaker Gaspard Noé, berucht om zijn gewelddadige smaak – een bedoeling met de film heeft gehad.

Tot zover de rommel. Geen zorg, er was meer, veel meer. Volgende keer bespreek ik louter hoogtepunten van het festival.


© 2005 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
IFFR 2005 Deel 1: Het leek soms wel werk Hans Knegtmans
0208 IFFR '05 deel 1
Het Filmfestival Rotterdam zit er weer op. Gelukkig maar, dacht ik meteen na afloop. Aan de ene kant had ik de slotdag angstaanjagend snel naderbij zien komen (‘het glas-is-half-leeg’ gevoel), tegelijkertijd merkte ik dat de wandeling van Pathé 3 naar Cinerama 4, vervolgens de trap af naar Cinerama 5, en tenslotte vandaar naar het benauwde, te krappe Luxor met de dag meer het karakter van een routineklus aannam. De laatste festivaldagen riepen het gevoel op van een vakantie die op zijn eind loopt. Het vakantie-oord bevat geen geheimen meer, de leukste restaurants heb je al twee keer bezocht, en zo spannend als de drukke winkelstraat was bij de eerste verkenning, zo gedachteloos marcheer je er nu doorheen, op weg naar het hotel.

Verrassend genoeg stak de filmkoorts al snel weer de kop op. Reeds twee dagen na afloop bezocht ik in de plaatselijke bioscoop de festivalfilm Die fetten Jahre sind vorbei (beter bekend onder de internationale titel The Edukators). Ook de dagen daarna moest ik me inhouden om niet elke avond naar bioscoop of filmtheater te gaan. Ik zal blij zijn als het januari 2006 is en ik weer een overladen IFFR-programma mag afwerken.

Ook al is het filmaanbod ongekend groot en divers, de betalende bezoeker wordt in Rotterdam niet in de watten gelegd. De prijs bedraagt van een gereserveerd kaartje bedraagt negen euro. Dat is evenveel als een reguliere voorstelling in een bioscoop van het Pathé-concern, en zelfs twee euro duurder dan de meeste filmhuizen waar je dezelfde film – later, maar wel zo ontspannen – kunt bekijken. Verder geldt sinds 2004 de strenge eis dat de bezoeker die telefonisch gereserveerd heeft, alle kaartjes tegelijk ophaalt. Dit maakt een voorzichtige strategie, waarbij men de kosten van een gemiste filmdag reduceert door zijn kaartjes in etappes af te halen, onmogelijk. Je moet maar hopen dat je niet tijdens het festival getroffen wordt door een plotselinge griep of een gesprongen waterleiding. Deze regel, hoe klantonvriendelijk ook, bespaart de organisatie een berg administratieve rompslomp. De hypochonders onder het publiek worden nu gedwongen hun nek uit te steken en, belangrijker nog, would-be reserveerders zien er nu van af dagelijks hun bestelling te wijzigen omdat ze een andere voorstelling hebben ontdekt die hun volgens de publieksenquête nog meer plezier zal verschaffen.

Sinds jaar en dag is het fysiek onmogelijk, het gehele programma te bekijken. Dagelijks kan men zes voorstellingen bezoeken. Het festival duurt tien dagen, waardoor 60 films het hoogst haalbare is. De andere 130 moet men dus later op de een of andere manier maar zien in te halen. Daardoor loopt iedere bezoeker gegarandeerd een handvol films mis die beter zijn dan sommige die hij wél gezien heeft, hoe goed hij zijn zaakjes ook had voorbereid. Dat is frustrerend. Het verhindert hem bovendien, meteen na afloop de kwaliteit van het aanbod in zijn geheel te beoordelen. Op grond de films die ik zag, zou ik zeggen dat ik wel eens een beter festival heb meegemaakt. Maar in de loop van het jaar zal ik zeker een paar prachtfilms ontdekken die ik nu gemist heb. Die kans is zelfs vrij groot doordat ik – consequenter dan ooit tevoren – de films die binnen een paar weken al de bioscoop bereiken, aan me voorbij heb laten gaan. Verder heb ik me op geen enkele manier laten leiden door de tussentijdse standen van de publieksenquête, maar daarvan kan ik de consequenties nog niet overzien.

Ik heb dus geen idee wat ‘de beste’ en ‘slechtste’ films van het festival zijn. Wel kan ik een lijstje presenteren met films waar u beslist heen moet of waar u zich juist verre van moet houden. Eerst de geheide afraders. Over 2046 heb ik het hier al eerder gehad: laat u niet voor het lapje houden, regisseur Wong Kar-wai schotelt ons gebakken lucht voor.
Sabah is een multiculturele tragikomedie. Dat is al geen goed teken. Gecombineerd met het gegeven dat de film in de publieksenquête de zesde plaats behaalde had ik kunnen vermoeden dat het uitzitten ervan een slopende ervaring zou zijn. Maar ik zei al, ik had bij wijze van experiment deze enquête genegeerd als informatiebron. Een geëmancipeerde Syrische vrouw past in Toronto op haar traditioneel denkende moeder. Haar – eveneens traditioneel georiënteerde – broer houdt een oogje in het zeil. Dan wordt de vrouw verliefd op een blanke Canadees. Hoe kan ze een relatie met hem beginnen terwijl ze toch haar moeder en broer te vriend houdt? Antwoord: dat is godsonmogelijk, tenzij je het scenario volpropt met de ene onwaarschijnlijke plotwending na de andere. Dat heeft de regisseuse dan ook gedaan en de lachsalvo’s van de – overwegend vrouwelijke – bezoekers waren niet van de lucht. Feel-good van het ergste soort. Gebrek aan humor of een opgelaten gevoel door de gevoelige problematiek, wie zal het zeggen.

Olivier Assayas heeft een aantal films gemaakt die door de pers goed werden ontvangen, zoals Irma Vep. Helaas heb ik deze gemist, en ik kan alleen afgaan op zijn nieuwe film Clean. Hoofdpersoon Maggie Cheung die van nature al oogt als een terminale junk, kickt af na de dood van haar vriend. Nu wil ze ook haar zoontje wel terughebben, dat bij haar schoonouders verblijft. De pleegmoeder verzet zich met hand en tand en schoonvader, behept met wat meer empathie, fungeert als kop van Jut tussen de heethoofden. Onvoorstelbaar hoe slecht er geacteerd wordt. Zelfs de competente Nick Nolte spreekt zijn teksten uit alsof hij op de planken staat van het dorpshuis van Klazinaveen, of in dit geval het Engelse equivalent daarvan. De film eindigt met de droomwens van Maggie, een carrière te beginnen als solozangeres. We zien – en vooral: horen – haar in de opnamestudio een stompzinnig lied zingen met een stem die door merg en been gaat. Bravo, fantastisch, oordeelt de producer in de film. Smaken verschillen.

In een vlaag van welwillendheid zou je Innocence als ‘onevenwichtig’ kunnen bestempelen. Een nieuwe leerling van een meisjesinternaat wordt aangevoerd in een lijkkist. Jawel, ik heb het zelf gezien. De piepjonge Iris ontdekt dat de schoolleiding tucht en orde hoog in het vaandel heeft. Wie een huisregel overtreedt, wordt streng gestraft. In de keuken bijvoorbeeld werken een paar oude vrouwtjes die vele jaren terug geprobeerd hebben het internaat te ontvluchten. Levenslang is hun loon. Het eerste uur van de film is van een ongekende wezenloosheid. De meisjes doen, gehuld in witte gewaden, veelvuldig en langdurig aan ritmische gymnastiek. Met hoepels en linten. Of ze spatten en spetteren in het lokale meertje dat het een aard heeft. De toeschouwer vraagt zich af waar het verhaal in hemelsnaam over gaat. Op tweederde van de vertoning tekent zich een zekere plotontwikkeling af, wat overigens niet betekent dat het verhaal dan wél te volgen is. Pas bij de intrigerende ontknoping is te zien dat regisseuse Lucile Hadzihalilovic – partner van filmmaker Gaspard Noé, berucht om zijn gewelddadige smaak – een bedoeling met de film heeft gehad.

Tot zover de rommel. Geen zorg, er was meer, veel meer. Volgende keer bespreek ik louter hoogtepunten van het festival.
© 2005 Hans Knegtmans
powered by CJ2