archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 12
23 april 2015
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
William Travis en de zeevisserij Jan Dekker

1213VG TravisKoloniale herinneringen (10)
In de begintijd waren veel van de nieuwe koloniën in het gelukkige bezit van een ongerepte en rijke, tropische natuur. Bij afwezigheid van wat nu milieuregels zouden heten hadden ondernemers vrij toegang tot die natuurlijke rijkdommen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat allerlei avonturiers hun geluk probeerden en zij konden vaak ongehinderd aan de slag.

Voorbeelden zijn er te over, zoals de industriële houtkap waardoor grote bosgebieden werden geveld en het landschap permanent veranderde, maar ook de ivoorjacht met het gevolg dat de olifantenstand werd gedecimeerd. Sommige activiteiten waren succesvol en duurzaam en leverden de betrokkenen fortuinen op, andere activiteiten waren minder succesvol omdat de natuurlijke hulpbronnen snel uitgeput raakten.

Een van de gelukzoekers was ene William Travis, die in de jaren ’50 van de vorige eeuw actief was in het Westelijk deel van de Indische Oceaan. Hij begon zijn carrière in Afrika als vliegenier in dienst van de Sultan van Zanzibar, maar na 12 jaar vertrok hij naar de Seychellen om zijn geluk in de zeevisserij te beproeven. Zijn eerste onderneming was het vissen op groene turbo zeeslakken (turbo marmoratus), voor het paarlemoer dat in die tijd hoge prijzen opbracht (voor gebruik in sieraden). Lokale vissers hadden weliswaar ook deze slakken verzameld, maar zij doken meestal niet verder dan 6-10 meter diep en lieten de slakken op grotere diepte ongemoeid. De duikers waren bang voor de grote haaien die geregeld slachtoffers maakten, maar die zich overdag niet vertoonden in de ondiepe wateren.

Het had dan ook iets ironisch dat Travis in zijn volgende onderneming besloot om op haaien te gaan vissen om de vinnen en de lever van de dieren te gelde te maken evenals het gezouten vlees. Lokale haaienvissers hadden zich tot dan veelal beperkt tot de kleine en middelgrote exemplaren, Travis ging met succes op jacht naar de grotere soorten in dieper water zoals de tijgerhaai en zelfs de grote witte haai. Toen er een eind kwam aan deze onderneming richtte hij zich vervolgens op zeeschildpadden in het Zuiden van Somalië, met name de groene zeeschildpad voor het vlees en de schilden (in het Nederlands bekend als soepschildpad). De lokale vissers vingen deze schildpadden slechts incidenteel en voornamelijk voor eigen consumptie; commerciële afzetmogelijkheden ontbraken grootendeels.

Dit alles veranderde met de komst van Travis die de zaken professioneel aanpakte volgens een standaard patroon. Hij begon met een kleine groep lokale vissers in te huren en ze vervolgens te trainen in het gebruik van duikbrillen, zwemvliezen en zuurstof, zodat ze dieper konden duiken dan tot die tijd en langer onder konden blijven. Wat de haaien betreft ontwikkelde hij technieken om ook de grote soorten van wel 5-6 meter lang op te sporen en te vangen in plaats van ze uit de weg te gaan. Wat de zeeschildpadden betreft ontwierp hij speciale netten en gebruikte verder een traditionele vangsttechniek (met behulp van een lokale zuigvis). Het was daarnaast wel nodig om de verwerking en marketing van de schildpadproducten te organiseren; Travis bouwde (met drie collega’s) een fabriek in de buurt van Kismayu om de geslachte dieren te verwerken en claimde zelfs een van de eerste buitenlandse investeerders te zijn in het gebied.

De successievelijke ondernemingen waren weliswaar verschillend van aard maar hadden twee essentiële onderdelen gemeen. Ten eerste, het belang van het lokaliseren van de broed- en verblijfplaatsen en inzicht in de dagelijkse activiteiten van de dieren. Daarvoor waren verkenningstochten nodig, navigatiemiddelen en kaarten. Ten tweede, de noodzaak van het ontwikkelen van effectieve verzamelmethoden, daarvoor waren verbeteringen nodig van zowel duik- als vangsttechnieken. De lokale vissers ontbrak het aan beide vereisten. Ze beheersten de navigatie op open zee niet en er is zelfs het verhaal van een oude visser, Nelson Toll, die tot twee maal toe naar het Noorden afdwaalde en zijn weg terug niet meer kon vinden. Beide keren werd hij op het nippertje van de dood gered door een passerend vrachtschip en de laatste keer eindigde hij in Bahrein.

Travis doet systematisch verslag van zijn ervaringen in drie boeken: Beyond the Reefs, 1959; Sharks for Sale, 1961; en The Voice of the Turtle, 1967. De boeken lezen bijna als natuurexpedities en moeten populair zijn geweest want de gerenommeerde uitgever, George Allen & Unwin, gaf alle drie delen uit. De eerste twee verslagen gaan vooral over de technieken van opsporen en vangen van de turboslakken en het bloederige slachten van de haaien. Het blijft opmerkelijk dat de verslagen van deze rooftochten blijkbaar populair waren onder het lezerspubliek van die tijd. Misschien wel omdat het paste in een beeld van de koloniën als wingewesten die naar believen geplunderd konden worden.

Na het eerste vangstseizoen waren de vindplaatsen van de turbo slakken vrijwel uitgeput en tot overmaat van ramp werd in de VS een kunstmatig proces ontwikkeld om paarlemoer te produceren. De bodem van de prijzen viel uit de markt en Travis moest er mee ophouden. De haaienvangst was aanvankelijke succesvol maar zijn vangsttechnieken werden al snel overgenomen door anderen zodat de haaienstand dramatisch achteruit ging als gevolg van overbevissing en hij ook deze onderneming moest opgeven.

Het derde boek heeft een wijdere strekking omdat het niet alleen gaat over vangst maar ook over de fabrieksmatige verwerking en de interactie met de overheid en de lokale bevolking. De Somalische clans zijn allereerst gehecht aan hun koeien, geiten en kamelen en hebben, zacht gezegd, weinig affiniteit met vissen op open zee. Travis vertrouwde dan ook vooral op de Bajun, een kleine, weinig bekende, bevolkingsgroep die woont op de eilanden voor de kust in het grensgebied met Kenya. Hier toont hij zijn interesse niet alleen voor de natuur maar ook voor de cultuur en het gedrag van de Bajun waar hij een apart hoofdstuk aan wijdt. Hij is begaan met het wel en wee van zijn assistenten zoals Ishmael met een versplinterde arm die niet langer kan vissen en de oude Sh'ali die langzaam blind wordt en vraagt of er geen baantje voor hem is als nachtwaker.

De schildpad-onderneming verliep voorspoedig en er waren al snel plannen tot uitbreiding en Travis maakte lange tochten van Kismayu tot Berbera (de voormalige hoofdstad van Brits Somaliland), een afstand van meer dan 2,000 km. om potentiele vangplaatsen te vinden. Kortom, de schildpadden vangst liep commercieel goed maar dit was de tijd van de Somalische onafhankelijkheid en de samenvoeging van Brits en Italiaans Somaliland met grote politieke spanningen. Britse onderdanen waren niet langer welkom. Travis hield het betrekkelijk lang uit maar werd toch tot ongewenste vreemdeling verklaard en moest ‘met de volgende vlucht’ uit het land vertrekken.

Kortom, Travis heeft een spoor van vernieling achtergelaten, maar doet daar opgewekt en innemend verslag van. In 1970 duikt hij overigens op als Fisheries Officer in Samoa, waar hij o.a. een rapport schrijft over het ‘turtle conservation’ programma daar. De groene zeeschildpad staat inmiddels op de IUCN lijst van bedreigde diersoorten.

Het kan verkeren.

-------------------------------------------------
Het plaatje is gemaakt door Henk Klaren
---------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Jan Dekker meer Jan Dekker - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
William Travis en de zeevisserij Jan Dekker
1213VG TravisKoloniale herinneringen (10)
In de begintijd waren veel van de nieuwe koloniën in het gelukkige bezit van een ongerepte en rijke, tropische natuur. Bij afwezigheid van wat nu milieuregels zouden heten hadden ondernemers vrij toegang tot die natuurlijke rijkdommen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat allerlei avonturiers hun geluk probeerden en zij konden vaak ongehinderd aan de slag.

Voorbeelden zijn er te over, zoals de industriële houtkap waardoor grote bosgebieden werden geveld en het landschap permanent veranderde, maar ook de ivoorjacht met het gevolg dat de olifantenstand werd gedecimeerd. Sommige activiteiten waren succesvol en duurzaam en leverden de betrokkenen fortuinen op, andere activiteiten waren minder succesvol omdat de natuurlijke hulpbronnen snel uitgeput raakten.

Een van de gelukzoekers was ene William Travis, die in de jaren ’50 van de vorige eeuw actief was in het Westelijk deel van de Indische Oceaan. Hij begon zijn carrière in Afrika als vliegenier in dienst van de Sultan van Zanzibar, maar na 12 jaar vertrok hij naar de Seychellen om zijn geluk in de zeevisserij te beproeven. Zijn eerste onderneming was het vissen op groene turbo zeeslakken (turbo marmoratus), voor het paarlemoer dat in die tijd hoge prijzen opbracht (voor gebruik in sieraden). Lokale vissers hadden weliswaar ook deze slakken verzameld, maar zij doken meestal niet verder dan 6-10 meter diep en lieten de slakken op grotere diepte ongemoeid. De duikers waren bang voor de grote haaien die geregeld slachtoffers maakten, maar die zich overdag niet vertoonden in de ondiepe wateren.

Het had dan ook iets ironisch dat Travis in zijn volgende onderneming besloot om op haaien te gaan vissen om de vinnen en de lever van de dieren te gelde te maken evenals het gezouten vlees. Lokale haaienvissers hadden zich tot dan veelal beperkt tot de kleine en middelgrote exemplaren, Travis ging met succes op jacht naar de grotere soorten in dieper water zoals de tijgerhaai en zelfs de grote witte haai. Toen er een eind kwam aan deze onderneming richtte hij zich vervolgens op zeeschildpadden in het Zuiden van Somalië, met name de groene zeeschildpad voor het vlees en de schilden (in het Nederlands bekend als soepschildpad). De lokale vissers vingen deze schildpadden slechts incidenteel en voornamelijk voor eigen consumptie; commerciële afzetmogelijkheden ontbraken grootendeels.

Dit alles veranderde met de komst van Travis die de zaken professioneel aanpakte volgens een standaard patroon. Hij begon met een kleine groep lokale vissers in te huren en ze vervolgens te trainen in het gebruik van duikbrillen, zwemvliezen en zuurstof, zodat ze dieper konden duiken dan tot die tijd en langer onder konden blijven. Wat de haaien betreft ontwikkelde hij technieken om ook de grote soorten van wel 5-6 meter lang op te sporen en te vangen in plaats van ze uit de weg te gaan. Wat de zeeschildpadden betreft ontwierp hij speciale netten en gebruikte verder een traditionele vangsttechniek (met behulp van een lokale zuigvis). Het was daarnaast wel nodig om de verwerking en marketing van de schildpadproducten te organiseren; Travis bouwde (met drie collega’s) een fabriek in de buurt van Kismayu om de geslachte dieren te verwerken en claimde zelfs een van de eerste buitenlandse investeerders te zijn in het gebied.

De successievelijke ondernemingen waren weliswaar verschillend van aard maar hadden twee essentiële onderdelen gemeen. Ten eerste, het belang van het lokaliseren van de broed- en verblijfplaatsen en inzicht in de dagelijkse activiteiten van de dieren. Daarvoor waren verkenningstochten nodig, navigatiemiddelen en kaarten. Ten tweede, de noodzaak van het ontwikkelen van effectieve verzamelmethoden, daarvoor waren verbeteringen nodig van zowel duik- als vangsttechnieken. De lokale vissers ontbrak het aan beide vereisten. Ze beheersten de navigatie op open zee niet en er is zelfs het verhaal van een oude visser, Nelson Toll, die tot twee maal toe naar het Noorden afdwaalde en zijn weg terug niet meer kon vinden. Beide keren werd hij op het nippertje van de dood gered door een passerend vrachtschip en de laatste keer eindigde hij in Bahrein.

Travis doet systematisch verslag van zijn ervaringen in drie boeken: Beyond the Reefs, 1959; Sharks for Sale, 1961; en The Voice of the Turtle, 1967. De boeken lezen bijna als natuurexpedities en moeten populair zijn geweest want de gerenommeerde uitgever, George Allen & Unwin, gaf alle drie delen uit. De eerste twee verslagen gaan vooral over de technieken van opsporen en vangen van de turboslakken en het bloederige slachten van de haaien. Het blijft opmerkelijk dat de verslagen van deze rooftochten blijkbaar populair waren onder het lezerspubliek van die tijd. Misschien wel omdat het paste in een beeld van de koloniën als wingewesten die naar believen geplunderd konden worden.

Na het eerste vangstseizoen waren de vindplaatsen van de turbo slakken vrijwel uitgeput en tot overmaat van ramp werd in de VS een kunstmatig proces ontwikkeld om paarlemoer te produceren. De bodem van de prijzen viel uit de markt en Travis moest er mee ophouden. De haaienvangst was aanvankelijke succesvol maar zijn vangsttechnieken werden al snel overgenomen door anderen zodat de haaienstand dramatisch achteruit ging als gevolg van overbevissing en hij ook deze onderneming moest opgeven.

Het derde boek heeft een wijdere strekking omdat het niet alleen gaat over vangst maar ook over de fabrieksmatige verwerking en de interactie met de overheid en de lokale bevolking. De Somalische clans zijn allereerst gehecht aan hun koeien, geiten en kamelen en hebben, zacht gezegd, weinig affiniteit met vissen op open zee. Travis vertrouwde dan ook vooral op de Bajun, een kleine, weinig bekende, bevolkingsgroep die woont op de eilanden voor de kust in het grensgebied met Kenya. Hier toont hij zijn interesse niet alleen voor de natuur maar ook voor de cultuur en het gedrag van de Bajun waar hij een apart hoofdstuk aan wijdt. Hij is begaan met het wel en wee van zijn assistenten zoals Ishmael met een versplinterde arm die niet langer kan vissen en de oude Sh'ali die langzaam blind wordt en vraagt of er geen baantje voor hem is als nachtwaker.

De schildpad-onderneming verliep voorspoedig en er waren al snel plannen tot uitbreiding en Travis maakte lange tochten van Kismayu tot Berbera (de voormalige hoofdstad van Brits Somaliland), een afstand van meer dan 2,000 km. om potentiele vangplaatsen te vinden. Kortom, de schildpadden vangst liep commercieel goed maar dit was de tijd van de Somalische onafhankelijkheid en de samenvoeging van Brits en Italiaans Somaliland met grote politieke spanningen. Britse onderdanen waren niet langer welkom. Travis hield het betrekkelijk lang uit maar werd toch tot ongewenste vreemdeling verklaard en moest ‘met de volgende vlucht’ uit het land vertrekken.

Kortom, Travis heeft een spoor van vernieling achtergelaten, maar doet daar opgewekt en innemend verslag van. In 1970 duikt hij overigens op als Fisheries Officer in Samoa, waar hij o.a. een rapport schrijft over het ‘turtle conservation’ programma daar. De groene zeeschildpad staat inmiddels op de IUCN lijst van bedreigde diersoorten.

Het kan verkeren.

-------------------------------------------------
Het plaatje is gemaakt door Henk Klaren
---------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Jan Dekker
powered by CJ2