archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 2
14 oktober 2004
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Fiets-ongeluk Marianne Bernard

0201Een fiets-ongeluk
 
Maandag is altijd een zware dag: eerst de hele dag van negen tot vijf op het werk en daarna van half zes tot half zeven naar de gymclub. Zo ging het ook op die onheilsmaandag in augustus. Het was een drukke dag geweest met ‘s middags een druk spreekuur. De gymclub daarna is altijd leuk: ik zie mijn vriendinnen en we doen samen een serieuze inspanning – dat schept een band. Ik voelde me goed en voldaan toen ik om een uur of zeven op de fiets naar huis reed. Jammer dat het weer zo tegenzat: de hele dag had het al een beetje geregend, maar nu begon het serieus te hozen. Op de Haarlemmerdijk besloot ik even onder een afdakje te gaan schuilen. Daartoe moest ik eerst een stoepje op. Vlak voor het stoepje dacht ik nog: dit is hoger dan het eerst leek en... dit loopt niet goed af.
 
Ik kwam weer bij bewustzijn op het moment dat ik door twee vriendelijke broeders in een ambulance werd gedragen. Wat was er intussen gebeurd? Dat hele halve uur (zoiets moet het geweest zijn) is uit mijn geheugen gewist. Ik merkte dat ik onder het bloed zat, ik werd me bewust van hevige hoofdpijn en mijn schouder, oei, mijn schouder, daarmee moest iets heel ergs zijn, die deed vreselijk pijn. We gingen naar de eerste hulp in het ziekenhuis en daar aangekomen zag ik dat ze mijn tas hadden meegenomen, die stond op mijn buik. Er bleek een hele lieve mevrouw al die tijd bij mij te hebben gewaakt. Ze had niet alleen mij maar ook mijn spullen beschermd. Er lopen dus in het centrum van Amsterdam aardige, sociaal voelende mensen rond, die 112 bellen, die niet alleen bij je blijven omdat je buiten westen op straat ligt, maar je ook behoeden voor dieven. Dat het ook wel eens anders kan gaan hoorde ik later van mijn baas: hij was al telefonerend van zijn fiets gevallen en toen hij weer overeind krabbelde zag hij nog net vanuit een ooghoek hoe een jonge allochtoon er met zijn mobieltje vandoor ging.
 
In het ziekenhuis haalde de arts de papieren uit mijn tas. Gelukkig vond hij daartussen ook mijn verzekeringspasje en de allergie-informatie die ik altijd op een briefje bij me heb (anders hadden ze zeker jodium op mijn hoofdwond gesmeerd) en ook mijn codicil, stelden ze lachend vast. Maakt u zich geen zorgen, zeiden ze, de politie heeft uw man gebeld, die komt zo.Later hoorde ik hoe dat gaat. De politie belt en zegt: ‘Meneer, u spreekt met de politie, u moet niet schrikken, maar uw vrouw heeft een ongeluk gehad en ligt in het ziekenhuis.’ Nou ja, wel schrikken dus. Hij stond inderdaad zó naast mijn bed.
 
Ze maakten röntgenfoto’s. Eerst van mijn hoofd: gelukkig daar niets gebroken. Daarna van mijn schouder (ze zegt dat ze daar ook pijn heeft, dus vooruit) en inderdaad, helaas: linker sleutelbeen gebroken. De wond werd gehecht, ze deden een verband om mijn hoofd en mijn arm in een mitella. Een gebroken sleutelbeen wordt niet gezet, je krijgt geen gips. Het moet vanzelf helen. En zo mag je dan naar huis, verdoofd door de pijn en in een shock van ongeloof dat dit zomaar is gebeurd. Die eerste nacht moest mijn man mij om het uur wakker maken vanwege de hersenschudding, voor hem slopend, voor mij geen probleem: ik deed ondanks de meegekregen pijnstillers van de opwinding geen oog dicht.
 
De volgende dag belde ik naar mijn werk om me langdurig ziek te melden. Tja, de prima assistente die mijn werk probleemloos zou kunnen overnemen, is juist wegens bezuiniging ontslagen, dus er is geen vervanging. Mijn baas stond al diezelfde middag met bloemen aan mijn bed, en hij kon slechts schertsend en tandenknarsend zeggen: ‘Dat ziet er inderdaad overtuigend uit. Mijn fiets is door mijn zoon gehaald. De politie had – zeer attent – mijn fiets op slot gezet en het sleuteltje in mijn tas gedaan.  Ter plaatse kon mijn zoon slechts vaststellen dat iemand met minder positieve plannen de fiets met een ander slot in een rek had vastgezet. Hij laat zich door kleine tegenslagen niet uit het veld slaan, dus hij heeft even een betonschaar geleend en met hulp en instemming van een paar opgetrommelde mannen uit het café het slot gesloopt en mijn fiets alsnog meegenomen. Onderweg bleek direct dat mijn terugtraprem het niet deed. Dat zou mijn ongeluk kunnen verklaren.
 
Vervolgens leef je een paar weken met hevige pijn tussen bed en bank. Je moet rust houden, maar door de verdovende pijnstillers gaat dat vanzelf. Heel langzaam kom je weer terug in de wereld. Het leven als one-armed bandit blijkt niet eenvoudig.
 


© 2004 Marianne Bernard meer Marianne Bernard - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Fiets-ongeluk Marianne Bernard
0201Een fiets-ongeluk
 
Maandag is altijd een zware dag: eerst de hele dag van negen tot vijf op het werk en daarna van half zes tot half zeven naar de gymclub. Zo ging het ook op die onheilsmaandag in augustus. Het was een drukke dag geweest met ‘s middags een druk spreekuur. De gymclub daarna is altijd leuk: ik zie mijn vriendinnen en we doen samen een serieuze inspanning – dat schept een band. Ik voelde me goed en voldaan toen ik om een uur of zeven op de fiets naar huis reed. Jammer dat het weer zo tegenzat: de hele dag had het al een beetje geregend, maar nu begon het serieus te hozen. Op de Haarlemmerdijk besloot ik even onder een afdakje te gaan schuilen. Daartoe moest ik eerst een stoepje op. Vlak voor het stoepje dacht ik nog: dit is hoger dan het eerst leek en... dit loopt niet goed af.
 
Ik kwam weer bij bewustzijn op het moment dat ik door twee vriendelijke broeders in een ambulance werd gedragen. Wat was er intussen gebeurd? Dat hele halve uur (zoiets moet het geweest zijn) is uit mijn geheugen gewist. Ik merkte dat ik onder het bloed zat, ik werd me bewust van hevige hoofdpijn en mijn schouder, oei, mijn schouder, daarmee moest iets heel ergs zijn, die deed vreselijk pijn. We gingen naar de eerste hulp in het ziekenhuis en daar aangekomen zag ik dat ze mijn tas hadden meegenomen, die stond op mijn buik. Er bleek een hele lieve mevrouw al die tijd bij mij te hebben gewaakt. Ze had niet alleen mij maar ook mijn spullen beschermd. Er lopen dus in het centrum van Amsterdam aardige, sociaal voelende mensen rond, die 112 bellen, die niet alleen bij je blijven omdat je buiten westen op straat ligt, maar je ook behoeden voor dieven. Dat het ook wel eens anders kan gaan hoorde ik later van mijn baas: hij was al telefonerend van zijn fiets gevallen en toen hij weer overeind krabbelde zag hij nog net vanuit een ooghoek hoe een jonge allochtoon er met zijn mobieltje vandoor ging.
 
In het ziekenhuis haalde de arts de papieren uit mijn tas. Gelukkig vond hij daartussen ook mijn verzekeringspasje en de allergie-informatie die ik altijd op een briefje bij me heb (anders hadden ze zeker jodium op mijn hoofdwond gesmeerd) en ook mijn codicil, stelden ze lachend vast. Maakt u zich geen zorgen, zeiden ze, de politie heeft uw man gebeld, die komt zo.Later hoorde ik hoe dat gaat. De politie belt en zegt: ‘Meneer, u spreekt met de politie, u moet niet schrikken, maar uw vrouw heeft een ongeluk gehad en ligt in het ziekenhuis.’ Nou ja, wel schrikken dus. Hij stond inderdaad zó naast mijn bed.
 
Ze maakten röntgenfoto’s. Eerst van mijn hoofd: gelukkig daar niets gebroken. Daarna van mijn schouder (ze zegt dat ze daar ook pijn heeft, dus vooruit) en inderdaad, helaas: linker sleutelbeen gebroken. De wond werd gehecht, ze deden een verband om mijn hoofd en mijn arm in een mitella. Een gebroken sleutelbeen wordt niet gezet, je krijgt geen gips. Het moet vanzelf helen. En zo mag je dan naar huis, verdoofd door de pijn en in een shock van ongeloof dat dit zomaar is gebeurd. Die eerste nacht moest mijn man mij om het uur wakker maken vanwege de hersenschudding, voor hem slopend, voor mij geen probleem: ik deed ondanks de meegekregen pijnstillers van de opwinding geen oog dicht.
 
De volgende dag belde ik naar mijn werk om me langdurig ziek te melden. Tja, de prima assistente die mijn werk probleemloos zou kunnen overnemen, is juist wegens bezuiniging ontslagen, dus er is geen vervanging. Mijn baas stond al diezelfde middag met bloemen aan mijn bed, en hij kon slechts schertsend en tandenknarsend zeggen: ‘Dat ziet er inderdaad overtuigend uit. Mijn fiets is door mijn zoon gehaald. De politie had – zeer attent – mijn fiets op slot gezet en het sleuteltje in mijn tas gedaan.  Ter plaatse kon mijn zoon slechts vaststellen dat iemand met minder positieve plannen de fiets met een ander slot in een rek had vastgezet. Hij laat zich door kleine tegenslagen niet uit het veld slaan, dus hij heeft even een betonschaar geleend en met hulp en instemming van een paar opgetrommelde mannen uit het café het slot gesloopt en mijn fiets alsnog meegenomen. Onderweg bleek direct dat mijn terugtraprem het niet deed. Dat zou mijn ongeluk kunnen verklaren.
 
Vervolgens leef je een paar weken met hevige pijn tussen bed en bank. Je moet rust houden, maar door de verdovende pijnstillers gaat dat vanzelf. Heel langzaam kom je weer terug in de wereld. Het leven als one-armed bandit blijkt niet eenvoudig.
 
© 2004 Marianne Bernard
powered by CJ2