archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 11
17 oktober 2013
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Merkwaardigheden Peter Schröder

1101BS 126.1
Mythe en werkelijkheid
De wereld kent veel flauwekul, dat was vroeger niet anders dan nu. Toen de postkaart aan het eind van de 19e eeuw was ‘uitgevonden’ werd (in samenhang daarmee?) ook het leven buiten de grote stad, op het platteland, ontdekt. Vaak als een exotisch gebied waar vreemde mensen woonden, die er vreemde zeden en gewoonten op na hielden. Spannend! De paradox wil weer dat het platteland ten tijde van die ‘ontdekking’ steeds minder exotisch werd. Nieuwe vervoerstechnologie (wegen, vooral spoorwegen) ontsloten dat platteland voor de stadsbewoners, maar ontsloten tegelijk het modernere stadsleven ook voor de plattelanders.

Toen de ondernemende postkaart makers/ uitgevers op stap gingen om de veronderstelde landelijke ‘merkwaardigheden’ per camera vast te leggen was het platteland in cultureel opzicht al verder gemoderniseerd. Er moest goed gezocht worden naar mensen in rare kostuums en mannen met enorm lange baarden en vrouwen met ongelooflijk dikke varkens. Als er niks merkwaardigs gevonden werd, schrokken de postkaartmakers natuurlijk niet terug voor het in scène zetten van historiserende folkloristische scènes. Voor een paar stuivers haalden de plattelanders oude kostuums en toeters uit de mottenballen en gingen gerust in kringetjes dansen.

Cultureel erfgoed
Een tot de verbeelding sprekende bezigheid van grensbewoners uit die tijd was de smokkel. Denk nu niet aan de eigentijdse illegale grensoverschrijdende handel in drugs/ stupéfiants/ rauschgift die toch vooral per vliegtuig en per privé-jacht plaatsvindt. En ook niet aan de gruwelijke, geglobaliseerde mensensmokkel in vrachtruimen van auto’s en schepen. Nee, denk aan de smokkel uit bijvoorbeeld de eerste helft van de 20e eeuw. Een mooie sportieve bezigheid van wild en jagers, met een cluster van smokkelaars en douaniers. Smokkelen, weet u nog wat dat in de tijd van vóór de EU te betekenen had? Bij nacht en ontij met door hun veren gezakte auto’s vol boter de grens over en dan weer met sloffen sigaretten en drank terug; en daarvoor, met zware zakken sjouwen en soms met gammele karren. Ook al weer zoiets dat door Brussel onmogelijk is gemaakt!
 
Kent u dit vers nog?
Hij was een smokkelaar
Die diep in de nacht
Steeds weer zijn smokkelwaar
De grens over bracht
Klein was het smokkelloon
En groot het gevaar
Zo is het leven van een smokkelaar

Mooi hè? Het was het zangduo de Twee Jantjes, bestaande uit Johnny Hoes en Jan Hendriks, 1955/1957. Jawel, Johnny Hoes, Volkszanger geboren op Katendrecht en uitgegroeid tot de (vanuit Weert) onbetwiste smartlapkoning van Nederland. Te elfder ure (1965), in een vlaag van populisme omarmd door de Vereninging van Arbeiders Radio Amateurs, en later in 2003 zelfs als halve zool afgegaan op Lowlands.

Ruwe gasten, met hart van goud
Genoeg, op naar de plaatjes. Op postkaart 1.a. Contrebandiers chargeant leurs chiens, zien we twee jeugdige boerenjongens bezig met zes stevige honden en goed gevulde zakken. Het is 1902 in het departement Nord in Frankrijk en de mannen zijn bezig hun honden te beladen met zakken vol tabak, koffie en boter. Van Frankrijk naar België en dan weer terug. Een lucratieve bezigheid en ook veiliger dan de bedrijfsvoering waarin de mannen zelf met die zakken zouden moeten zeulen, tussen die actieve schietgrage teams van gendarmen. Het kostte vooral honden, die de tocht niet overleefden of door de gendarmerie werden1101BS 126.2 buitgemaakt. Geen zuivere koffie, die foto, deze achterdochtige grensbewoners waren vast geen smokkelaars, smokkelaars keken wel uit om zich te laten fotograferen. Maar waarschijnlijk gewone boerenjongens, die wilden best een toneelstukje opvoeren.
Toneel, hoe gekunsteld kan je het op de postkaart maken! Kijk naar postkaart 1.b., A la frontière: un passage périlleux, ongeveer dezelfde tijd (1902) en plaats (département Nord). Vier volwassen acteurs (geleend van de plaatselijke toneelvereniging?), twee in het uniform van de douaniers en twee smokkelaars in zwerverstenue beladen met goed gevulde zakken. De smokkelaars dalen af van een holle weg en ze kijken voorzichtig of de kust achter een heuveltje veilig is. Laten daar nu net die twee douanemensen op hun wandelstokken leunen om die twee deugnieten in te rekenen! Ze kunnen rekenen op een warm onthaal. In de onvergetelijke taal van de 50er jaren Nederlandse Kuifjesboeken heette dat Het zal er stuiven! Chapeau!

Hellepoort
Nu iets heel anders. Op postkaart 2.a. alweer twee boerenjongens, ditmaal bezig naar buiten te komen uit een spleet in een berg ordeloos neergelegde rotsblokken. Vriendelijk kijken ze naar de fotograaf. Het onderschrift luidt: Pointe du Raz, Nour-en-Ifern, la Porte de l’Enfer. Iedereen die te voet de kaap wil ronden moet door dat gat tussen de rotsen heen. Ja, daar had u niet bij stilgestaan, maar gewoon daar aan de Bretonse kust kan het enorm spoken! Vooral bij naderend onweer zou ik me tweemaal bedenken voor ik door zo’n hellepoort zou willen kruipen. Avontuur is leuk, maar dit lijkt meer iets voor stoere jongens. ‘Dag Els en Sjaan, vandaag zijn we door de poort van de hel gegaan. Het was een heel geklauter, maar we hebben ons er dapper doorheen geslagen’. Voor stoere jongens. En niet voor saaie wijsneuzen die weten dat er in de Franse provincie honderden hellepoorten, duivelsbruggen, spookmoerassen drakengrotten bestaan.

Heldenhond
Tot slot een merkwaardigeid van een heel ander gehalte: een grafmonument voor de reddingshond Barry in het plaatsje Asnières. De inscriptie van postkaart 2.b luidt: ‘Hij redde het leven van 40 personen en werd gedood door de 41e. Het vraagt om enige toelichting; wilde no. 41 wel gered worden? Was het niet eerder een schoft die door Barry was betrapt bij zaken die het daglicht niet konden velen? Of was hij gewoon bezweken bij een net even te stoutmoedige redding die redder zowel als slachtoffer fataal werd? Barry was een Sint Bernard die zijn reddingspraktijk in het begin van de 19e eeuw bedreef onder de mensen die verdwaald waren in de sneeuw. Barry stierf in 1814, zijn monument siert de hondenbegraafplaats in Asnières, maar de hond werd daar niet begraven. Hij werd opgezet (opgezet? Gemummificeerd?) en is te bezichtigen in het Naturhistorisches Museum in Bern (CH).

Nou, het was weer leerzaam. Hallo thuisfront, hier wonen rare gasten hoor! Hier werken ook nog echte eerlijke smokkelaars, we zijn verder door de poort van de hel gegaan en zagen dit monument dat onze Bello zeker zal aanspreken! Als we weer thuis zijn zullen we nog veel meer spannende verhalen vertellen!
 
*****************************************
De plaatjes komen uit de collectie van Peter Schröder


© 2013 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Merkwaardigheden Peter Schröder
1101BS 126.1
Mythe en werkelijkheid
De wereld kent veel flauwekul, dat was vroeger niet anders dan nu. Toen de postkaart aan het eind van de 19e eeuw was ‘uitgevonden’ werd (in samenhang daarmee?) ook het leven buiten de grote stad, op het platteland, ontdekt. Vaak als een exotisch gebied waar vreemde mensen woonden, die er vreemde zeden en gewoonten op na hielden. Spannend! De paradox wil weer dat het platteland ten tijde van die ‘ontdekking’ steeds minder exotisch werd. Nieuwe vervoerstechnologie (wegen, vooral spoorwegen) ontsloten dat platteland voor de stadsbewoners, maar ontsloten tegelijk het modernere stadsleven ook voor de plattelanders.

Toen de ondernemende postkaart makers/ uitgevers op stap gingen om de veronderstelde landelijke ‘merkwaardigheden’ per camera vast te leggen was het platteland in cultureel opzicht al verder gemoderniseerd. Er moest goed gezocht worden naar mensen in rare kostuums en mannen met enorm lange baarden en vrouwen met ongelooflijk dikke varkens. Als er niks merkwaardigs gevonden werd, schrokken de postkaartmakers natuurlijk niet terug voor het in scène zetten van historiserende folkloristische scènes. Voor een paar stuivers haalden de plattelanders oude kostuums en toeters uit de mottenballen en gingen gerust in kringetjes dansen.

Cultureel erfgoed
Een tot de verbeelding sprekende bezigheid van grensbewoners uit die tijd was de smokkel. Denk nu niet aan de eigentijdse illegale grensoverschrijdende handel in drugs/ stupéfiants/ rauschgift die toch vooral per vliegtuig en per privé-jacht plaatsvindt. En ook niet aan de gruwelijke, geglobaliseerde mensensmokkel in vrachtruimen van auto’s en schepen. Nee, denk aan de smokkel uit bijvoorbeeld de eerste helft van de 20e eeuw. Een mooie sportieve bezigheid van wild en jagers, met een cluster van smokkelaars en douaniers. Smokkelen, weet u nog wat dat in de tijd van vóór de EU te betekenen had? Bij nacht en ontij met door hun veren gezakte auto’s vol boter de grens over en dan weer met sloffen sigaretten en drank terug; en daarvoor, met zware zakken sjouwen en soms met gammele karren. Ook al weer zoiets dat door Brussel onmogelijk is gemaakt!
 
Kent u dit vers nog?
Hij was een smokkelaar
Die diep in de nacht
Steeds weer zijn smokkelwaar
De grens over bracht
Klein was het smokkelloon
En groot het gevaar
Zo is het leven van een smokkelaar

Mooi hè? Het was het zangduo de Twee Jantjes, bestaande uit Johnny Hoes en Jan Hendriks, 1955/1957. Jawel, Johnny Hoes, Volkszanger geboren op Katendrecht en uitgegroeid tot de (vanuit Weert) onbetwiste smartlapkoning van Nederland. Te elfder ure (1965), in een vlaag van populisme omarmd door de Vereninging van Arbeiders Radio Amateurs, en later in 2003 zelfs als halve zool afgegaan op Lowlands.

Ruwe gasten, met hart van goud
Genoeg, op naar de plaatjes. Op postkaart 1.a. Contrebandiers chargeant leurs chiens, zien we twee jeugdige boerenjongens bezig met zes stevige honden en goed gevulde zakken. Het is 1902 in het departement Nord in Frankrijk en de mannen zijn bezig hun honden te beladen met zakken vol tabak, koffie en boter. Van Frankrijk naar België en dan weer terug. Een lucratieve bezigheid en ook veiliger dan de bedrijfsvoering waarin de mannen zelf met die zakken zouden moeten zeulen, tussen die actieve schietgrage teams van gendarmen. Het kostte vooral honden, die de tocht niet overleefden of door de gendarmerie werden1101BS 126.2 buitgemaakt. Geen zuivere koffie, die foto, deze achterdochtige grensbewoners waren vast geen smokkelaars, smokkelaars keken wel uit om zich te laten fotograferen. Maar waarschijnlijk gewone boerenjongens, die wilden best een toneelstukje opvoeren.
Toneel, hoe gekunsteld kan je het op de postkaart maken! Kijk naar postkaart 1.b., A la frontière: un passage périlleux, ongeveer dezelfde tijd (1902) en plaats (département Nord). Vier volwassen acteurs (geleend van de plaatselijke toneelvereniging?), twee in het uniform van de douaniers en twee smokkelaars in zwerverstenue beladen met goed gevulde zakken. De smokkelaars dalen af van een holle weg en ze kijken voorzichtig of de kust achter een heuveltje veilig is. Laten daar nu net die twee douanemensen op hun wandelstokken leunen om die twee deugnieten in te rekenen! Ze kunnen rekenen op een warm onthaal. In de onvergetelijke taal van de 50er jaren Nederlandse Kuifjesboeken heette dat Het zal er stuiven! Chapeau!

Hellepoort
Nu iets heel anders. Op postkaart 2.a. alweer twee boerenjongens, ditmaal bezig naar buiten te komen uit een spleet in een berg ordeloos neergelegde rotsblokken. Vriendelijk kijken ze naar de fotograaf. Het onderschrift luidt: Pointe du Raz, Nour-en-Ifern, la Porte de l’Enfer. Iedereen die te voet de kaap wil ronden moet door dat gat tussen de rotsen heen. Ja, daar had u niet bij stilgestaan, maar gewoon daar aan de Bretonse kust kan het enorm spoken! Vooral bij naderend onweer zou ik me tweemaal bedenken voor ik door zo’n hellepoort zou willen kruipen. Avontuur is leuk, maar dit lijkt meer iets voor stoere jongens. ‘Dag Els en Sjaan, vandaag zijn we door de poort van de hel gegaan. Het was een heel geklauter, maar we hebben ons er dapper doorheen geslagen’. Voor stoere jongens. En niet voor saaie wijsneuzen die weten dat er in de Franse provincie honderden hellepoorten, duivelsbruggen, spookmoerassen drakengrotten bestaan.

Heldenhond
Tot slot een merkwaardigeid van een heel ander gehalte: een grafmonument voor de reddingshond Barry in het plaatsje Asnières. De inscriptie van postkaart 2.b luidt: ‘Hij redde het leven van 40 personen en werd gedood door de 41e. Het vraagt om enige toelichting; wilde no. 41 wel gered worden? Was het niet eerder een schoft die door Barry was betrapt bij zaken die het daglicht niet konden velen? Of was hij gewoon bezweken bij een net even te stoutmoedige redding die redder zowel als slachtoffer fataal werd? Barry was een Sint Bernard die zijn reddingspraktijk in het begin van de 19e eeuw bedreef onder de mensen die verdwaald waren in de sneeuw. Barry stierf in 1814, zijn monument siert de hondenbegraafplaats in Asnières, maar de hond werd daar niet begraven. Hij werd opgezet (opgezet? Gemummificeerd?) en is te bezichtigen in het Naturhistorisches Museum in Bern (CH).

Nou, het was weer leerzaam. Hallo thuisfront, hier wonen rare gasten hoor! Hier werken ook nog echte eerlijke smokkelaars, we zijn verder door de poort van de hel gegaan en zagen dit monument dat onze Bello zeker zal aanspreken! Als we weer thuis zijn zullen we nog veel meer spannende verhalen vertellen!
 
*****************************************
De plaatjes komen uit de collectie van Peter Schröder
© 2013 Peter Schröder
powered by CJ2