archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 9
27 september 2012
Beschouwingen > Van de redactie delen printen terug
Als dit Europa is René Cuperus

0920BS Grafeuropa
Wordt er eindelijk eens over Europa gediscussieerd in een Nederlandse verkiezingscampagne, presteert men het om er een totaal geestloos, materialistisch debat van te maken. Europa = handel. Europa = ’onze banen’. Europa = ’ons geld over de heg gooien naar de Grieken’. Europa = onze welvaart. Europa = 1000 euro per Nederlander per maand.

Het hele Europadebat is een totaal rekenkundige, boekhoudkundige exercitie die vanuit een nationaal isolement wordt gevoerd. Het ruikt helemaal niet naar Europa. Naar Italië, Zweden of Letland. Een serieus Europadebat zou op zijn minst iets moeten zeggen over hoe de vlag erbij hangt in Europa. Hoe wordt er in andere landen over de eurocrisis gedacht en gesproken? Waarom hoor je, ook zo’n eurofiel mannetje als Pechtold nooit over het Duitse Europa-debat, van levensbelang voor Nederland? En krijgen we nauwelijks informatie over hoe vergelijkbare landen als Nederland aankijken tegen wat er in Europa aan de hand is. Denk aan landen als Finland, Oostenrijk, Denemarken.

Het Europadebat is totaal provinciaal van toon en kleur, en gaat heel plat alleen maar over geld. De eurozone laten ploffen kost meer geld dan de eurozone met veel kunst- en vliegwerk overeind houden, dus alle ballen op de muntunie. Griekenland eruit is riskanter dan Griekenland erin: dus ongedekte cheques naar Griekenland.
Wat een gebrek aan Europese geestdrift! Wat een gebrek aan internationale nieuwsgierigheid!
 
De eurocrisis als ultieme Europa-test
De eurocrisis zet ons nu, onverhoeds en onbedoeld, het mes op de keel. Hoe Europagezind zijn we werkelijk als het erop aankomt? We zijn voor Europese samenwerking. We zijn tegen enghartig, vulgair en naar binnen gekeerd nationalisme. We zijn wereldwijs en internationaal georiënteerd. We houden er zekere gevoelens van Europese saamhorigheid en lotsverbondenheid op na. Maar in welke mate en waar ligt de grens? Hoeveel willen we voor het Europese ideaal betalen? Lopen we echt warm voor een ‘schuldenunie’, waarbij rijkere landen armere landen permanent op sleeptouw nemen? Ervaren we Europa werkelijk als een ‘solidariteitsgemeenschap’? Is daarvoor de kennis, de wederzijdse betrokkenheid en het onderling vertrouwen in Europa (al) groot genoeg? Of forceert de eurocrisis – ‘er is geen alternatief, het opbreken van de muntunie ruïneert onze economie pas echt’ - ons noodgedwongen tot één brug, ja misschien wel twee bruggen, te ver?

Zien we een democratie en verzorgingsstaat voor ons in de gedaante van een Verenigde Staten van Europa, of is dat op die schaal en met de rijke Europese culturele variatie per definitie een monsterlijk mission impossible? Vormt een Europees Imperium van 500 miljoen mensen niet juist eerder een ernstige bedreiging van de nationale democratie en de sociale rechtsstaat zoals we die na de Tweede Wereldoorlog, mede dankzij Europese samenwerking, hebben opgebouwd? Iets wat juist zou pleiten voor een bescheidener Europa. Tegen de Wilde Vaart van permanente uitbreiding, harmonisatie en uniformering. En voor het serieus respecteren en naleven van het EU-mantra ’Eenheid in verscheidenheid’.

De eurocrisis is, zo gezien, de ultieme Europa-test geworden. Het legt de ernst, de dubbelheid en de broosheid van onze Europagezindheid bloot. Immers, de eurocrisis dwingt - althans zo wordt het ons, al dan niet manipulatief, voorgehouden - tot een heftige stroomversnelling in de Europese integratie. Een muntunie zou niet zonder fiscale unie kunnen, niet zonder politieke unie, niet zonder vergaande economische afstemming en coördinatie. De onderlinge economische verwevenheid in de eurozone zou meer bemoeienis met elkaar en meer macht van Europese instellingen om in te grijpen, vereisen.

We worden gechanteerd met onmogelijke keuzen: het is Scylla of Charybdis. Meer Europa of de Catastrofe. Onbeperkte miljardentransfers naar Zuid-Europa of de totale ineenstorting van de economie. De redding van de euro tot elke prijs, of een terugkeer naar de demonen uit de zwartste bladzijden van de Europese geschiedenis. There is no Alternative dan meer Europese integratie, harmonisatie en centralisatie.

Zijn wij, de niet echt in Europese politiek ingevoerde burgers, bereid in die stroomversnelling mee te gaan? Zijn wij, Europeanen met een inmiddels wat zoetzuur, ambivalent Europagevoel, in staat om ons nationaal burgerschap naar het Europees niveau ‘op te schalen’, zoals technocraten dat lelijk noemen? Dat is de grote vraag.

Voor alle begrip: ik ben, net als de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking, niet anti-Europees of tegen Europese samenwerking. ‘Voor of tegen Europa’: dat is niet de kernkwestie. Ik ben allesbehalve een anti-Europeaan. Eerder een ontgoochelde Europeaan. Ik ben er in teleurgesteld dat de EU, anders dan gehoopt, nauwelijks onderlinge nieuwsgierigheid en politiek-culturele uitwisseling tussen nationale bevolkingen heeft weten te stimuleren. In plaats daarvan werd de EU vooral een neoliberaal project van louter ‘markt en munt’, bevolkt en overheerst door technocraten, lobbykantoren en het grote bedrijfsleven.
En blijkt er een dwangmatige logica in het Europees proces te zijn geslopen, die het denken in alternatieve Europa’s uitsluit, ja zelfs saboteert. Er is slechts een one-track-Europa.
Het is vanuit democratisch oogpunt uiterst problematisch dat over ‘het hoe’ en ‘het tot hoever precies’ van Europese samenwerking nauwelijks een open discussie bestaat in de politieke mainstream van Europa.

Veel mensen staan in beginsel niet afwijzend tegenover de Europese Unie en de Europese samenwerking, maar zij hebben wel het steeds sterker wordende gevoel steeds minder te zeggen te hebben over een Europa dat steeds meer over hen te zeggen krijgt. Slechts 11 procent van de kiezers heeft er vertrouwen in ‘dat Nederlandse politici hun belangen goed behartigen in Brussel’. Eén op de drie kiezers vindt ‘dat de EU gedomineerd wordt door een paar landen en dat Nederland geen rol van betekenis speelt’. Zo bleek recent uit een peiling die Maurice de Hond uitvoerde in opdracht van instituut Clingendael. Dat democratische alarmsignaal – men voelt zich niet vertegenwoordigd in Europa! – moet uiterst serieus worden genomen. ‘Globaliserende elites’ kunnen niet onbeperkt en zonder vertrouwen voor de troepen uitlopen. No taxation and penetration without representation.

De Nederlandse politicoloog André Krouwel omschreef laatst fraai het ambivalente Europagevoel van veel mensen: ‘’Bij veel Nederlanders leeft een 'unheimisch gevoel' over Europa. Het is alsof Nederland heel hard door een donkere tunnel rijdt – de elite heeft het licht uitgelaten – en aan het einde weten we niet of er licht gloort of dat er een muur staat. Nederland heeft in 2005 bij het referendum over de Europese grondwet gedacht, laten we maar op de rem trappen, dat is veel veiliger. De elite wil nu alleen maar harder op het gas trappen. Dat is wat er met Europa aan de hand is.'’
Dit donkere tunnel-gevoel van ‘zich niet vertegenwoordigd weten’ en oriëntatieloosheid, wreekt zich temeer, omdat onder het Europees Project een grote sociale ongelijkheidkloof schuilgaat. De Franse, Nederlandse en Ierse grondwetsreferenda brachten aan het licht, dat well to do-hogeropgeleiden massaal ja stemden, en minder bemiddelde lageropgeleiden massaal nee. De Europese Unie blijkt, als we niet oppassen, geen ’Internationale van het proletariaat’ maar een ‘’Internationale van kosmopolitische elites’’ te worden, gewantrouwd door mensen die zich niet internationaal aangehaakt voelen. Zo’n tegenstelling tussen het pro-Europa van de academische professionals en het anti-Europa van links-en rechtspopulisten is riskant, en dient ontregeld te worden.

Wat mensen terecht opstandig maakt, is dat de eurocrisis als stormram wordt gebruikt voor verdiepte Europese integratie en voor een neoliberale terugsnoeiing van de publieke uitgaven. Nieuwe spelregels voor Europese samenwerking worden, zonder veel deliberatie, geforceerd afgedwongen. Daar waar we allemaal dachten dat de mooie naoorlogse Europese samenwerking een soort huwelijk op huwelijkse voorwaarden was, blijken we – met dank aan die vervloekte euro – plotsklaps in gemeenschap van goederen te zijn getrouwd. Met de Finnen, Grieken, Spanjaarden, Duitsers en Ieren. Hun schulden zijn onze schulden. Onze pensioenen zijn hun pensioenen.

In het echte leven heet het dan dat je er bent ingeluisd, en sprint je als Usain Bolt naar een echtscheidingsadvocaat. In Europa werkt dat anders. Daar steunt zo’n beetje iedereen de redding van de euro. Tot elke prijs.
Integratie in de hoogste versnelling bij draagvlak op een dieptepunt. Zo kan de situatie van Europa op dit moment het meest navrant worden gekarakteriseerd. Voor de redding van de euro ‘tegen zo goed als elke prijs’ staan alle seinen op meer Europa - meer verplichtende vormen van politieke integratie, van begrotingssamenwerking en wederzijds afgedwongen financiële discipline. Terwijl Europa qua legitimiteit en draagvlak juist eerder aan een sabbatical toe was, aan een rustpauze om de wonden te likken van de kortsluiting tussen het uit zijn voegen gegroeide eliteproject Europa en grote delen van de bevolking

De paradox is dat ’Brussel’ uiteindelijk Europeser moet worden. Wil de steun voor het Europees Project niet verder eroderen, dan zal de EU minder neoliberaal, minder uniform en minder ondemocratisch moeten worden gemaakt. Niet plat economisme, maar onbevangen culturele nieuwsgierigheid is het elixer om animositeit tussen landen duurzaam te voorkomen. Europa is de optelsom (met een som die meer dan de delen is) van Europese landen, culturen, talen en samenlevingservaringen. Die rijkdom, met alle overeenkomst en verschil, dat is de pracht van Europa. Maar in het Brusselse DNA zit juist te weinig respect voor die nationale en culturele verscheidenheid, wat veel anti-Europese korzeligheid veroorzaakt. Zie hoe economen, juristen en bestuurskundigen met hun beroepsmatige ‘gelijkheidsdenken’ Europa naar hun hand zetten. Zie de centraliserende en uniformerende muntunie. Welke prijs zijn bevolkingen bereid voor een eenheidsmunt te betalen?
 
Brussel heeft meer mensen nodig die zich Europeaan voelen, in de beste betekenis van dat woord. De Europese Unie is – mind you: een fragiel samenwerkingsverband van voormalige vijanden -, moet veel meer zijn dan begrotingspacten, uniformerende richtlijnen of Brusselse lobbykantoren. De natte eenheidsdroom van de Eurocraten is een belediging van de Europese geschiedenis. De culturele rijkdom en variëteit van Europa is te dierbaar om aangetast en bezoedeld te worden door de Brusselse Harmonisatiemachine. Niet Brussel is Europa. Europa is: Barcelona, Warschau, Stockholm, Boedapest, Parijs, Lissabon, Amsterdam en Riga. Laten de burgers uit die steden elkaar vaker opzoeken, en nieuwe, elkaar bevruchtende transnationale netwerkgemeenschappen vormen. Zo’n Europa is het tegendeel van het oppervlakkig en geestloos One-Size-Fits-All-Europe, dat nu als enige smaak door Brussel verkocht wordt.
 
************
René Cuperus is cultuurhistoricus, publicist, Volkskrant-columnist en verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, denktank van de PvdA.
*************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl


© 2012 René Cuperus meer René Cuperus - meer "Van de redactie"
Beschouwingen > Van de redactie
Als dit Europa is René Cuperus
0920BS Grafeuropa
Wordt er eindelijk eens over Europa gediscussieerd in een Nederlandse verkiezingscampagne, presteert men het om er een totaal geestloos, materialistisch debat van te maken. Europa = handel. Europa = ’onze banen’. Europa = ’ons geld over de heg gooien naar de Grieken’. Europa = onze welvaart. Europa = 1000 euro per Nederlander per maand.

Het hele Europadebat is een totaal rekenkundige, boekhoudkundige exercitie die vanuit een nationaal isolement wordt gevoerd. Het ruikt helemaal niet naar Europa. Naar Italië, Zweden of Letland. Een serieus Europadebat zou op zijn minst iets moeten zeggen over hoe de vlag erbij hangt in Europa. Hoe wordt er in andere landen over de eurocrisis gedacht en gesproken? Waarom hoor je, ook zo’n eurofiel mannetje als Pechtold nooit over het Duitse Europa-debat, van levensbelang voor Nederland? En krijgen we nauwelijks informatie over hoe vergelijkbare landen als Nederland aankijken tegen wat er in Europa aan de hand is. Denk aan landen als Finland, Oostenrijk, Denemarken.

Het Europadebat is totaal provinciaal van toon en kleur, en gaat heel plat alleen maar over geld. De eurozone laten ploffen kost meer geld dan de eurozone met veel kunst- en vliegwerk overeind houden, dus alle ballen op de muntunie. Griekenland eruit is riskanter dan Griekenland erin: dus ongedekte cheques naar Griekenland.
Wat een gebrek aan Europese geestdrift! Wat een gebrek aan internationale nieuwsgierigheid!
 
De eurocrisis als ultieme Europa-test
De eurocrisis zet ons nu, onverhoeds en onbedoeld, het mes op de keel. Hoe Europagezind zijn we werkelijk als het erop aankomt? We zijn voor Europese samenwerking. We zijn tegen enghartig, vulgair en naar binnen gekeerd nationalisme. We zijn wereldwijs en internationaal georiënteerd. We houden er zekere gevoelens van Europese saamhorigheid en lotsverbondenheid op na. Maar in welke mate en waar ligt de grens? Hoeveel willen we voor het Europese ideaal betalen? Lopen we echt warm voor een ‘schuldenunie’, waarbij rijkere landen armere landen permanent op sleeptouw nemen? Ervaren we Europa werkelijk als een ‘solidariteitsgemeenschap’? Is daarvoor de kennis, de wederzijdse betrokkenheid en het onderling vertrouwen in Europa (al) groot genoeg? Of forceert de eurocrisis – ‘er is geen alternatief, het opbreken van de muntunie ruïneert onze economie pas echt’ - ons noodgedwongen tot één brug, ja misschien wel twee bruggen, te ver?

Zien we een democratie en verzorgingsstaat voor ons in de gedaante van een Verenigde Staten van Europa, of is dat op die schaal en met de rijke Europese culturele variatie per definitie een monsterlijk mission impossible? Vormt een Europees Imperium van 500 miljoen mensen niet juist eerder een ernstige bedreiging van de nationale democratie en de sociale rechtsstaat zoals we die na de Tweede Wereldoorlog, mede dankzij Europese samenwerking, hebben opgebouwd? Iets wat juist zou pleiten voor een bescheidener Europa. Tegen de Wilde Vaart van permanente uitbreiding, harmonisatie en uniformering. En voor het serieus respecteren en naleven van het EU-mantra ’Eenheid in verscheidenheid’.

De eurocrisis is, zo gezien, de ultieme Europa-test geworden. Het legt de ernst, de dubbelheid en de broosheid van onze Europagezindheid bloot. Immers, de eurocrisis dwingt - althans zo wordt het ons, al dan niet manipulatief, voorgehouden - tot een heftige stroomversnelling in de Europese integratie. Een muntunie zou niet zonder fiscale unie kunnen, niet zonder politieke unie, niet zonder vergaande economische afstemming en coördinatie. De onderlinge economische verwevenheid in de eurozone zou meer bemoeienis met elkaar en meer macht van Europese instellingen om in te grijpen, vereisen.

We worden gechanteerd met onmogelijke keuzen: het is Scylla of Charybdis. Meer Europa of de Catastrofe. Onbeperkte miljardentransfers naar Zuid-Europa of de totale ineenstorting van de economie. De redding van de euro tot elke prijs, of een terugkeer naar de demonen uit de zwartste bladzijden van de Europese geschiedenis. There is no Alternative dan meer Europese integratie, harmonisatie en centralisatie.

Zijn wij, de niet echt in Europese politiek ingevoerde burgers, bereid in die stroomversnelling mee te gaan? Zijn wij, Europeanen met een inmiddels wat zoetzuur, ambivalent Europagevoel, in staat om ons nationaal burgerschap naar het Europees niveau ‘op te schalen’, zoals technocraten dat lelijk noemen? Dat is de grote vraag.

Voor alle begrip: ik ben, net als de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking, niet anti-Europees of tegen Europese samenwerking. ‘Voor of tegen Europa’: dat is niet de kernkwestie. Ik ben allesbehalve een anti-Europeaan. Eerder een ontgoochelde Europeaan. Ik ben er in teleurgesteld dat de EU, anders dan gehoopt, nauwelijks onderlinge nieuwsgierigheid en politiek-culturele uitwisseling tussen nationale bevolkingen heeft weten te stimuleren. In plaats daarvan werd de EU vooral een neoliberaal project van louter ‘markt en munt’, bevolkt en overheerst door technocraten, lobbykantoren en het grote bedrijfsleven.
En blijkt er een dwangmatige logica in het Europees proces te zijn geslopen, die het denken in alternatieve Europa’s uitsluit, ja zelfs saboteert. Er is slechts een one-track-Europa.
Het is vanuit democratisch oogpunt uiterst problematisch dat over ‘het hoe’ en ‘het tot hoever precies’ van Europese samenwerking nauwelijks een open discussie bestaat in de politieke mainstream van Europa.

Veel mensen staan in beginsel niet afwijzend tegenover de Europese Unie en de Europese samenwerking, maar zij hebben wel het steeds sterker wordende gevoel steeds minder te zeggen te hebben over een Europa dat steeds meer over hen te zeggen krijgt. Slechts 11 procent van de kiezers heeft er vertrouwen in ‘dat Nederlandse politici hun belangen goed behartigen in Brussel’. Eén op de drie kiezers vindt ‘dat de EU gedomineerd wordt door een paar landen en dat Nederland geen rol van betekenis speelt’. Zo bleek recent uit een peiling die Maurice de Hond uitvoerde in opdracht van instituut Clingendael. Dat democratische alarmsignaal – men voelt zich niet vertegenwoordigd in Europa! – moet uiterst serieus worden genomen. ‘Globaliserende elites’ kunnen niet onbeperkt en zonder vertrouwen voor de troepen uitlopen. No taxation and penetration without representation.

De Nederlandse politicoloog André Krouwel omschreef laatst fraai het ambivalente Europagevoel van veel mensen: ‘’Bij veel Nederlanders leeft een 'unheimisch gevoel' over Europa. Het is alsof Nederland heel hard door een donkere tunnel rijdt – de elite heeft het licht uitgelaten – en aan het einde weten we niet of er licht gloort of dat er een muur staat. Nederland heeft in 2005 bij het referendum over de Europese grondwet gedacht, laten we maar op de rem trappen, dat is veel veiliger. De elite wil nu alleen maar harder op het gas trappen. Dat is wat er met Europa aan de hand is.'’
Dit donkere tunnel-gevoel van ‘zich niet vertegenwoordigd weten’ en oriëntatieloosheid, wreekt zich temeer, omdat onder het Europees Project een grote sociale ongelijkheidkloof schuilgaat. De Franse, Nederlandse en Ierse grondwetsreferenda brachten aan het licht, dat well to do-hogeropgeleiden massaal ja stemden, en minder bemiddelde lageropgeleiden massaal nee. De Europese Unie blijkt, als we niet oppassen, geen ’Internationale van het proletariaat’ maar een ‘’Internationale van kosmopolitische elites’’ te worden, gewantrouwd door mensen die zich niet internationaal aangehaakt voelen. Zo’n tegenstelling tussen het pro-Europa van de academische professionals en het anti-Europa van links-en rechtspopulisten is riskant, en dient ontregeld te worden.

Wat mensen terecht opstandig maakt, is dat de eurocrisis als stormram wordt gebruikt voor verdiepte Europese integratie en voor een neoliberale terugsnoeiing van de publieke uitgaven. Nieuwe spelregels voor Europese samenwerking worden, zonder veel deliberatie, geforceerd afgedwongen. Daar waar we allemaal dachten dat de mooie naoorlogse Europese samenwerking een soort huwelijk op huwelijkse voorwaarden was, blijken we – met dank aan die vervloekte euro – plotsklaps in gemeenschap van goederen te zijn getrouwd. Met de Finnen, Grieken, Spanjaarden, Duitsers en Ieren. Hun schulden zijn onze schulden. Onze pensioenen zijn hun pensioenen.

In het echte leven heet het dan dat je er bent ingeluisd, en sprint je als Usain Bolt naar een echtscheidingsadvocaat. In Europa werkt dat anders. Daar steunt zo’n beetje iedereen de redding van de euro. Tot elke prijs.
Integratie in de hoogste versnelling bij draagvlak op een dieptepunt. Zo kan de situatie van Europa op dit moment het meest navrant worden gekarakteriseerd. Voor de redding van de euro ‘tegen zo goed als elke prijs’ staan alle seinen op meer Europa - meer verplichtende vormen van politieke integratie, van begrotingssamenwerking en wederzijds afgedwongen financiële discipline. Terwijl Europa qua legitimiteit en draagvlak juist eerder aan een sabbatical toe was, aan een rustpauze om de wonden te likken van de kortsluiting tussen het uit zijn voegen gegroeide eliteproject Europa en grote delen van de bevolking

De paradox is dat ’Brussel’ uiteindelijk Europeser moet worden. Wil de steun voor het Europees Project niet verder eroderen, dan zal de EU minder neoliberaal, minder uniform en minder ondemocratisch moeten worden gemaakt. Niet plat economisme, maar onbevangen culturele nieuwsgierigheid is het elixer om animositeit tussen landen duurzaam te voorkomen. Europa is de optelsom (met een som die meer dan de delen is) van Europese landen, culturen, talen en samenlevingservaringen. Die rijkdom, met alle overeenkomst en verschil, dat is de pracht van Europa. Maar in het Brusselse DNA zit juist te weinig respect voor die nationale en culturele verscheidenheid, wat veel anti-Europese korzeligheid veroorzaakt. Zie hoe economen, juristen en bestuurskundigen met hun beroepsmatige ‘gelijkheidsdenken’ Europa naar hun hand zetten. Zie de centraliserende en uniformerende muntunie. Welke prijs zijn bevolkingen bereid voor een eenheidsmunt te betalen?
 
Brussel heeft meer mensen nodig die zich Europeaan voelen, in de beste betekenis van dat woord. De Europese Unie is – mind you: een fragiel samenwerkingsverband van voormalige vijanden -, moet veel meer zijn dan begrotingspacten, uniformerende richtlijnen of Brusselse lobbykantoren. De natte eenheidsdroom van de Eurocraten is een belediging van de Europese geschiedenis. De culturele rijkdom en variëteit van Europa is te dierbaar om aangetast en bezoedeld te worden door de Brusselse Harmonisatiemachine. Niet Brussel is Europa. Europa is: Barcelona, Warschau, Stockholm, Boedapest, Parijs, Lissabon, Amsterdam en Riga. Laten de burgers uit die steden elkaar vaker opzoeken, en nieuwe, elkaar bevruchtende transnationale netwerkgemeenschappen vormen. Zo’n Europa is het tegendeel van het oppervlakkig en geestloos One-Size-Fits-All-Europe, dat nu als enige smaak door Brussel verkocht wordt.
 
************
René Cuperus is cultuurhistoricus, publicist, Volkskrant-columnist en verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, denktank van de PvdA.
*************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2012 René Cuperus
powered by CJ2