archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 9
30 augustus 2012
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Vakantieleed Rebecca van Putten

0918BZ Pubervakantieleed
Mijn gedachten dwalen in de zomer altijd onwillekeurig af naar de vakanties uit mijn jeugd in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Omdat mijn ouders zeer principieel waren bleef een groot aantal landen qua vakantie een no go area. We gingen niet naar Spanje (Franco), Portugal (Salazar), Griekenland (generaals) en Duitsland (Duitsers). Liever sleepten ze ons mee naar grauwe Oostbloklanden, waar het in mijn idee altijd regende en iedereen naar uien stonk. We stonden vaak urenlang vast aan de grens, wachtend op een visum. Daarna zaten we weer urenlang in een leeg politiebureau te wachten op Godot, omdat de wet voorschreef dat toeristen zich binnen 24 uur bij de politie moesten melden.

Teruggekomen van die vakanties vroeg ik me altijd wanhopig af waar ik zulke ouders nou toch aan verdiend had. Jaloers luisterde ik naar de opgetogen verhalen van vriendinnetjes die gebruind terugkwamen van kampeervakanties in Frankrijk of strandvakanties in Spanje. Ik kon alleen maar vertellen dat ik alle kerken en musea in Polen en Hongarije had gezien en dat het socialisme een systeem was dat blijdschap bracht onder de mensen. En dat het veel had geregend.

Eén keer onderbraken mijn ouders dit regime. We zouden naar Zwitserland gaan en onze zomervakantie doorbrengen in de wintersportplaats Saas-Grund. Ook zouden we dat jaar niet van hotel naar hotel reizen maar in een chalet verblijven. Chalet Steinelli, de naam staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift en tevens synoniem voor ultieme verveling. Uiteraard had de beruchte 'Van Putten regenwolk' ons gevolgd, dus we zaten weer eens op de enige plek in Europa waar het regende die zomer. Het chalet straalde de burgerlijke treurigheid uit die zo kenmerkend is voor de Zwitserse cultuur: schoon, keurig en saai. Boven ons glom het hippere Saas-Fee, waar disco's waren en cafés en restaurants. In Saas-Grund was geen enkele vorm van verderfelijk Westers vermaak te vinden. Dat hadden mijn ouders weer goed geregeld. Mijn broers en ik keken elkaar gedeprimeerd aan en wisten dat dit 3 hele lange weken zouden gaan worden.

Wandelen, dat deden we dus veel. Wandelen in de regen in de bergen. Wandelen in de regen in de bergen met 3 pubers. Het werd dus a ‘vacation from hell’. In regenkleding sjokten we verveeld achter onze ouders aan en keken moedeloos en verbijsterd naar mijn moeder die op iedere bergtop verrukt 'Wat een mieters uitzicht!' riep. Wij zagen namelijk helemaal niets dat 'mieters' was: hoge grijze bergen, hier en daar een boom en onder ons droevige dorpen met rookpluimpjes. Ons enige vermaak tijdens die wandelingen bestond uit het elkaar laten struikelen en tegen elkaar opbotsen aan de rand van een gapend ravijn.

Waar we gezamenlijk ook veel tijd in staken was leedvermaak waar mijn moeder vaak het slachtoffer van was. Zo sprak mijn moeder eens de onsterfelijke woorden 'Kijk uit Han! Een bocht!!' terwijl we door de mist naar de top van de Matterhorn reden. Wij lagen slap van het lachen achter in de auto en bedachten de rest van de vakantie allerlei variaties op dit thema (Kijk uit Han! Een café/een winkel enzovoort). Hoe chagrijniger mijn moeder werd, des te vrolijker werden wij.
Het toppunt van feestvreugde was echter als mijn moeder schreeuwend de auto verliet als ze vond dat mijn vader, die werkelijk stapvoets reed, te hard door de bochten vloog in de bergen. 'Ik stap uit!' gilde ze, terwijl ze tegelijkertijd het portier opende. Wij keken vergenoegd in onze handen wrijvend toe omdat we wisten dat mijn vader gewoon door zou rijden en mijn moeder langzaam een scheldend stipje aan de horizon werd.

Het jaar daarop kozen mijn ouders, wijs geworden, weer voor een van hotel-naar-hotel vakantie. Een vakantie waarbij wij bijna de hele dag in de auto doorbrachten, reizend van kerk naar museum naar hotel. Een vakantie waarbij wij steeds hulpeloos moesten toekijken hoe mijn ouders, beiden met 2 brillen op, eindeloos keken naar prijskaarten van hotels en restaurants en mijn vader heel vaak 'neuh, te duur' zei en wij weer moedeloos in de auto gingen zitten.

Misschien ging mijn fantasie met mij aan de haal, maar heel vaak dacht ik mijn ouders 's-avonds zachtjes te horen grinniken op hun hotelkamer.
 
********************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.


© 2012 Rebecca van Putten meer Rebecca van Putten - meer "Lopen"
Bezigheden > Lopen
Vakantieleed Rebecca van Putten
0918BZ Pubervakantieleed
Mijn gedachten dwalen in de zomer altijd onwillekeurig af naar de vakanties uit mijn jeugd in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Omdat mijn ouders zeer principieel waren bleef een groot aantal landen qua vakantie een no go area. We gingen niet naar Spanje (Franco), Portugal (Salazar), Griekenland (generaals) en Duitsland (Duitsers). Liever sleepten ze ons mee naar grauwe Oostbloklanden, waar het in mijn idee altijd regende en iedereen naar uien stonk. We stonden vaak urenlang vast aan de grens, wachtend op een visum. Daarna zaten we weer urenlang in een leeg politiebureau te wachten op Godot, omdat de wet voorschreef dat toeristen zich binnen 24 uur bij de politie moesten melden.

Teruggekomen van die vakanties vroeg ik me altijd wanhopig af waar ik zulke ouders nou toch aan verdiend had. Jaloers luisterde ik naar de opgetogen verhalen van vriendinnetjes die gebruind terugkwamen van kampeervakanties in Frankrijk of strandvakanties in Spanje. Ik kon alleen maar vertellen dat ik alle kerken en musea in Polen en Hongarije had gezien en dat het socialisme een systeem was dat blijdschap bracht onder de mensen. En dat het veel had geregend.

Eén keer onderbraken mijn ouders dit regime. We zouden naar Zwitserland gaan en onze zomervakantie doorbrengen in de wintersportplaats Saas-Grund. Ook zouden we dat jaar niet van hotel naar hotel reizen maar in een chalet verblijven. Chalet Steinelli, de naam staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift en tevens synoniem voor ultieme verveling. Uiteraard had de beruchte 'Van Putten regenwolk' ons gevolgd, dus we zaten weer eens op de enige plek in Europa waar het regende die zomer. Het chalet straalde de burgerlijke treurigheid uit die zo kenmerkend is voor de Zwitserse cultuur: schoon, keurig en saai. Boven ons glom het hippere Saas-Fee, waar disco's waren en cafés en restaurants. In Saas-Grund was geen enkele vorm van verderfelijk Westers vermaak te vinden. Dat hadden mijn ouders weer goed geregeld. Mijn broers en ik keken elkaar gedeprimeerd aan en wisten dat dit 3 hele lange weken zouden gaan worden.

Wandelen, dat deden we dus veel. Wandelen in de regen in de bergen. Wandelen in de regen in de bergen met 3 pubers. Het werd dus a ‘vacation from hell’. In regenkleding sjokten we verveeld achter onze ouders aan en keken moedeloos en verbijsterd naar mijn moeder die op iedere bergtop verrukt 'Wat een mieters uitzicht!' riep. Wij zagen namelijk helemaal niets dat 'mieters' was: hoge grijze bergen, hier en daar een boom en onder ons droevige dorpen met rookpluimpjes. Ons enige vermaak tijdens die wandelingen bestond uit het elkaar laten struikelen en tegen elkaar opbotsen aan de rand van een gapend ravijn.

Waar we gezamenlijk ook veel tijd in staken was leedvermaak waar mijn moeder vaak het slachtoffer van was. Zo sprak mijn moeder eens de onsterfelijke woorden 'Kijk uit Han! Een bocht!!' terwijl we door de mist naar de top van de Matterhorn reden. Wij lagen slap van het lachen achter in de auto en bedachten de rest van de vakantie allerlei variaties op dit thema (Kijk uit Han! Een café/een winkel enzovoort). Hoe chagrijniger mijn moeder werd, des te vrolijker werden wij.
Het toppunt van feestvreugde was echter als mijn moeder schreeuwend de auto verliet als ze vond dat mijn vader, die werkelijk stapvoets reed, te hard door de bochten vloog in de bergen. 'Ik stap uit!' gilde ze, terwijl ze tegelijkertijd het portier opende. Wij keken vergenoegd in onze handen wrijvend toe omdat we wisten dat mijn vader gewoon door zou rijden en mijn moeder langzaam een scheldend stipje aan de horizon werd.

Het jaar daarop kozen mijn ouders, wijs geworden, weer voor een van hotel-naar-hotel vakantie. Een vakantie waarbij wij bijna de hele dag in de auto doorbrachten, reizend van kerk naar museum naar hotel. Een vakantie waarbij wij steeds hulpeloos moesten toekijken hoe mijn ouders, beiden met 2 brillen op, eindeloos keken naar prijskaarten van hotels en restaurants en mijn vader heel vaak 'neuh, te duur' zei en wij weer moedeloos in de auto gingen zitten.

Misschien ging mijn fantasie met mij aan de haal, maar heel vaak dacht ik mijn ouders 's-avonds zachtjes te horen grinniken op hun hotelkamer.
 
********************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
© 2012 Rebecca van Putten
powered by CJ2