archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 9
30 augustus 2012
Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Reddende engelen Abdelrachid Khalil

0918BZ Roosendaal
Er moest een nieuwe auto opgehaald worden in Roosendaal. De occasiondealer bleef op ons wachten, omdat wij niet eerder dan zeven uur in de avond bij hem konden zijn. Hij vond dit geen probleem. Hij verkocht weer een auto. We moesten op een industrieterrein zijn aan de rand van Roosendaal. Het duurde een eeuw voor we Roosendaal wisten te bereiken en het juiste industrieterrein vinden was ook niet de makkelijkste opgaaf die we die dag kregen. We zouden na de aanschaf uit eten gaan om te vieren dat er een nieuwe auto onder ons was. Ik zat achterin in en ergerde mij aan de rijstijl van de vriend achter het stuur. Niet alleen zijn snelheid was te hard, maar elke beweging die hij maakte was hoekig. Zijn bochten waren te scherp. Ik vroeg mij af wat ik hier eigenlijk deed. Ik was niet de persoon die een nieuwe auto ging kopen, noch moest ik hem besturen. Ik was eigenlijk het derde wiel aan de wagen. Eindelijk, daar lag het industrieterrein, we waren er bijna.
 
We reden het industrieterrein op. Met een te scherpe bocht en te hoge snelheid draaide onze chauffeur de hoek om. En daar ging het mis. Er stond een grote oplegger zonder vrachtwagen. Hoe hard hij ook aan zijn stuur trok, de auto had zijn baan gevonden en ging recht op de oplegger af. Ik hoopte dat wij er onder door zouden schuiven, maar dat was slechts wishfull thinking. Ik wist dat we de oplegger zouden raken, maar ondertussen was hij zo hard aan het remmen, dat het niet een heel harde klap zou worden. Hoe de chauffeur het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar op het laatste moment wist hij naar rechts te sturen. Door deze manoeuvre raakte alleen de linkerzijspiegel een deel van de oplegger. De spiegel vloog van de auto af en door de abrupte beweging van de chauffeur vloog de auto een groot terrein op. We kwamen tot stilstand voor een pand met een afbeelding van een groot wietblad op de gevel. Boven het grote wietblad stond ‘Growshop De Zwarte Tulp’. Ik zag dat er binnen lichten aanstonden, maar betwijfelde of dit de beste plek zou zijn om een glaasje water te vragen. Ik was misselijk geworden,stapte uit en liep op de deur van de growshop af.
 
‘Waar ga je heen?' : hoorde ik onze chauffeur roepen. ’Ik ga vragen of ik een glaasje water kan krijgen en dan vraag ik meteen of ze weten waar de garage staat die wij moeten hebben. Wellicht komen we er dan vandaag nog.’: gaf ik als antwoord op zijn vraag. ‘’Wacht even! Dan lopen wij met je mee. Wij willen ook wat drinken.’: zei de vriend die als enige echt iets in Roosendaal te zoeken had. Hij was slechts meters verwijderd van zijn nieuwe auto. Ik stapte naar binnen met mijn twee vrienden in mijn kielzog.
 
Bij binnenkomst deinsde ik even terug. Er zat een tiental langharige mannen met baarden aan een bar in de growshop. Allen droegen zij het teken van de Hell’s Angels op hun jassen of vesten. Ik had in mijn leven veel gehoord over Hell’s Angels maar ik had ze nog nooit in het echt gezien. Ik las verhalen over Sam Klepper die vermoord was en door Hell’s Angels naar zijn laatste rustplaats werd gebracht. Ik las stukken over de ruzies tussen rivaliserende motorclubs, maar eigenlijk begreep ik het allemaal niet heel erg. Ik vond een growshop geen vreemde verzamelplek voor Hell’s Angels. Eén van de mannen stond en kwam op mij aflopen. Ik vroeg mij af of ik klappen zou krijgen.
 
Ik keek achter de man langs en zag dat niet alle Angels er zo indrukwekkend uitzagen. Er zaten er ook een paar zonder lang haar en baard. Het merendeel had eigenlijk geen baard of lang haar. Ze zagen er redelijk normaal uit. Er kwam een vriendelijke stem uit de man. Onverwachts vriendelijk. ‘Kan ik jullie helpen, jongens?’: vroeg de Angel. Ik wist even niet zo snel wat ik moest zeggen. Ik keek naar de man waar ik twee, misschien wel drie, keer in paste. ‘Uhm. Wij hebben. Uhm. Net een klein ongelukje gehad. We zouden. Uhm. Graag een glaasje water willen hebben, mijnheer. Kan dat?’: stotterde ik. Er ontstond een glimlach op het gezicht van de man. ‘Natuurlijk kan dat! Heb je een momentje? En hoe ernstig is het ongeluk kunnen jullie nog rijden?’: vroeg de man. Ik was even verbaasd over de vriendelijkheid van de man.
 
Het duurde niet lang of er kwam een lange, slungelige en boos kijkende jongen ergens van achter lopen. Het zag er vreemd uit. Hij was namelijk de enige Marokkaan tussen allemaal Hell’s Angels. De Angel die eerder met mij sprak zei: ‘Willen jullie anders geen thee?' Hij wees op de lange Marokkaanse jongens en sprak verder ‘Hij heeft net Marokkaanse thee gezet. Is heel lekker je moet alleen uitkijken dat je niet in die bladeren stikt of je tong verbrandt.’ Ik wist niet goed wat ik moest zeggen, maar ik zei maar ja. Ik vertelde wel meteen dat we ook een garage zochten daar in de buurt. We moesten er om zeven uur zijn en het was nu kwart voor zeven. De angel begon te lachen. ‘Maak je niet druk. Die garage zit hier heel dichtbij. Eén van ons helpt jullie wel de garage te vinden.’
 
Hij keek naar de Marokkaanse jongen en riep: ‘Badr, heb je nog drie kopjes thee. Deze jongens hebben net een ongelukje gehad. Dan kunnen ze even bijkomen van de schrik.’ Op dat moment herkende ik de slome Marokkaanse jongen. Hij glimlachte netjes naar ons en vroeg: ‘Met suiker, of zonder?’ Het was Badr Hari. De K1-vechter Badr Hari was ook nog ober in een growshop? Ik snapte het even niet. Wij kregen onze thee en Badr Hari heeft geen woord tegen ons gezegd. Hij kreeg af en toe bevelen van de man die ons had verwelkomd. Hij volgde de bevelen zonder mokken op. Na tien minuutjes hadden we onze thee op en bekomen van de schrik stapten we weer op. Badr Hari zei niets meer. Hij keek ons na, de deur uit. We kregen twee Angels mee die ons zouden begeleiden naar de garage. Ik bedankte de Angel die blijkbaar op dat moment daar de baas was. Ik bedankte Badr Hari voor zijn thee, maar die gaf geen antwoord.
 
Eenmaal bij de garage aangekomen vroeg de occasiondealer of die Hell’s Angels bij ons hoorden. Ik zei: ‘Zoiets. Waarom?’ De garagehouder haalde zijn smalle schouders op. De auto was goed en werd gekocht. De garagehouder had ook nog een zijspiegel voor de andere auto en die wilde hij er wel gratis opzetten. Het was een kleine moeite, volgens de man. De dagen en weken die volgden vertelde ik iedereen het verhaal over Badr Hari. Niemand wilde mij geloven. En toch was het echt waar. Op de universiteit werd ik uitgelachen. Badr Hari die thee aan het zetten was voor Hell’s Angels.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2012 Abdelrachid Khalil meer Abdelrachid Khalil - meer "Ontmoetingen" -
Bezigheden > Ontmoetingen
Reddende engelen Abdelrachid Khalil
0918BZ Roosendaal
Er moest een nieuwe auto opgehaald worden in Roosendaal. De occasiondealer bleef op ons wachten, omdat wij niet eerder dan zeven uur in de avond bij hem konden zijn. Hij vond dit geen probleem. Hij verkocht weer een auto. We moesten op een industrieterrein zijn aan de rand van Roosendaal. Het duurde een eeuw voor we Roosendaal wisten te bereiken en het juiste industrieterrein vinden was ook niet de makkelijkste opgaaf die we die dag kregen. We zouden na de aanschaf uit eten gaan om te vieren dat er een nieuwe auto onder ons was. Ik zat achterin in en ergerde mij aan de rijstijl van de vriend achter het stuur. Niet alleen zijn snelheid was te hard, maar elke beweging die hij maakte was hoekig. Zijn bochten waren te scherp. Ik vroeg mij af wat ik hier eigenlijk deed. Ik was niet de persoon die een nieuwe auto ging kopen, noch moest ik hem besturen. Ik was eigenlijk het derde wiel aan de wagen. Eindelijk, daar lag het industrieterrein, we waren er bijna.
 
We reden het industrieterrein op. Met een te scherpe bocht en te hoge snelheid draaide onze chauffeur de hoek om. En daar ging het mis. Er stond een grote oplegger zonder vrachtwagen. Hoe hard hij ook aan zijn stuur trok, de auto had zijn baan gevonden en ging recht op de oplegger af. Ik hoopte dat wij er onder door zouden schuiven, maar dat was slechts wishfull thinking. Ik wist dat we de oplegger zouden raken, maar ondertussen was hij zo hard aan het remmen, dat het niet een heel harde klap zou worden. Hoe de chauffeur het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar op het laatste moment wist hij naar rechts te sturen. Door deze manoeuvre raakte alleen de linkerzijspiegel een deel van de oplegger. De spiegel vloog van de auto af en door de abrupte beweging van de chauffeur vloog de auto een groot terrein op. We kwamen tot stilstand voor een pand met een afbeelding van een groot wietblad op de gevel. Boven het grote wietblad stond ‘Growshop De Zwarte Tulp’. Ik zag dat er binnen lichten aanstonden, maar betwijfelde of dit de beste plek zou zijn om een glaasje water te vragen. Ik was misselijk geworden,stapte uit en liep op de deur van de growshop af.
 
‘Waar ga je heen?' : hoorde ik onze chauffeur roepen. ’Ik ga vragen of ik een glaasje water kan krijgen en dan vraag ik meteen of ze weten waar de garage staat die wij moeten hebben. Wellicht komen we er dan vandaag nog.’: gaf ik als antwoord op zijn vraag. ‘’Wacht even! Dan lopen wij met je mee. Wij willen ook wat drinken.’: zei de vriend die als enige echt iets in Roosendaal te zoeken had. Hij was slechts meters verwijderd van zijn nieuwe auto. Ik stapte naar binnen met mijn twee vrienden in mijn kielzog.
 
Bij binnenkomst deinsde ik even terug. Er zat een tiental langharige mannen met baarden aan een bar in de growshop. Allen droegen zij het teken van de Hell’s Angels op hun jassen of vesten. Ik had in mijn leven veel gehoord over Hell’s Angels maar ik had ze nog nooit in het echt gezien. Ik las verhalen over Sam Klepper die vermoord was en door Hell’s Angels naar zijn laatste rustplaats werd gebracht. Ik las stukken over de ruzies tussen rivaliserende motorclubs, maar eigenlijk begreep ik het allemaal niet heel erg. Ik vond een growshop geen vreemde verzamelplek voor Hell’s Angels. Eén van de mannen stond en kwam op mij aflopen. Ik vroeg mij af of ik klappen zou krijgen.
 
Ik keek achter de man langs en zag dat niet alle Angels er zo indrukwekkend uitzagen. Er zaten er ook een paar zonder lang haar en baard. Het merendeel had eigenlijk geen baard of lang haar. Ze zagen er redelijk normaal uit. Er kwam een vriendelijke stem uit de man. Onverwachts vriendelijk. ‘Kan ik jullie helpen, jongens?’: vroeg de Angel. Ik wist even niet zo snel wat ik moest zeggen. Ik keek naar de man waar ik twee, misschien wel drie, keer in paste. ‘Uhm. Wij hebben. Uhm. Net een klein ongelukje gehad. We zouden. Uhm. Graag een glaasje water willen hebben, mijnheer. Kan dat?’: stotterde ik. Er ontstond een glimlach op het gezicht van de man. ‘Natuurlijk kan dat! Heb je een momentje? En hoe ernstig is het ongeluk kunnen jullie nog rijden?’: vroeg de man. Ik was even verbaasd over de vriendelijkheid van de man.
 
Het duurde niet lang of er kwam een lange, slungelige en boos kijkende jongen ergens van achter lopen. Het zag er vreemd uit. Hij was namelijk de enige Marokkaan tussen allemaal Hell’s Angels. De Angel die eerder met mij sprak zei: ‘Willen jullie anders geen thee?' Hij wees op de lange Marokkaanse jongens en sprak verder ‘Hij heeft net Marokkaanse thee gezet. Is heel lekker je moet alleen uitkijken dat je niet in die bladeren stikt of je tong verbrandt.’ Ik wist niet goed wat ik moest zeggen, maar ik zei maar ja. Ik vertelde wel meteen dat we ook een garage zochten daar in de buurt. We moesten er om zeven uur zijn en het was nu kwart voor zeven. De angel begon te lachen. ‘Maak je niet druk. Die garage zit hier heel dichtbij. Eén van ons helpt jullie wel de garage te vinden.’
 
Hij keek naar de Marokkaanse jongen en riep: ‘Badr, heb je nog drie kopjes thee. Deze jongens hebben net een ongelukje gehad. Dan kunnen ze even bijkomen van de schrik.’ Op dat moment herkende ik de slome Marokkaanse jongen. Hij glimlachte netjes naar ons en vroeg: ‘Met suiker, of zonder?’ Het was Badr Hari. De K1-vechter Badr Hari was ook nog ober in een growshop? Ik snapte het even niet. Wij kregen onze thee en Badr Hari heeft geen woord tegen ons gezegd. Hij kreeg af en toe bevelen van de man die ons had verwelkomd. Hij volgde de bevelen zonder mokken op. Na tien minuutjes hadden we onze thee op en bekomen van de schrik stapten we weer op. Badr Hari zei niets meer. Hij keek ons na, de deur uit. We kregen twee Angels mee die ons zouden begeleiden naar de garage. Ik bedankte de Angel die blijkbaar op dat moment daar de baas was. Ik bedankte Badr Hari voor zijn thee, maar die gaf geen antwoord.
 
Eenmaal bij de garage aangekomen vroeg de occasiondealer of die Hell’s Angels bij ons hoorden. Ik zei: ‘Zoiets. Waarom?’ De garagehouder haalde zijn smalle schouders op. De auto was goed en werd gekocht. De garagehouder had ook nog een zijspiegel voor de andere auto en die wilde hij er wel gratis opzetten. Het was een kleine moeite, volgens de man. De dagen en weken die volgden vertelde ik iedereen het verhaal over Badr Hari. Niemand wilde mij geloven. En toch was het echt waar. Op de universiteit werd ik uitgelachen. Badr Hari die thee aan het zetten was voor Hell’s Angels.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2012 Abdelrachid Khalil
powered by CJ2