archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 10
Jaargang 9
15 maart 2012
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Vermomd als Sherlock Frits Hoorweg

0910VG Vermomd
Hans Aarsman begon als fotograaf, maar langzaam verdween zijn geloof in dat vak. Zeg maar: omdat de vorm de inhoud teveel in de weg zat. Pogingen om van stijl te veranderen liepen snel vast in een nieuw ‘maniertje’. Tijdens werkzaamheden aan een reportage over de Gentse feesten, een opdracht die hij toch al met tegenzin had aanvaard, kwam hij vrij toevallig tot een belangrijk inzicht.

Hij kocht, om de zinnen te verzetten, een boek van Arthur Conan Doyle: ‘The Adventures of Sherlock Holmes’ en raakte prompt gefascineerd door de detective die alles in één oogopslag ziet. Dat ging hij ook doen! Zo werd hij ‘fotodetective’ en maakt hij nu zijn werk van het onder een vergrootglas leggen van op het eerste gezicht onbeduidende foto’s. Nou ja, vergrootglas, uitvergrotingen worden tegenwoordig vooral mogelijk gemaakt door de computer, die een onmisbaar hulpmiddel voor hem is. Zijn analyses verschijnen regelmatig in de Volkskrant en hij zit ook wel eens aan in het Tv-programma van Matthijs van Nieuwkerk.

De Sherlock Holmes anekdote is afkomstig uit zijn recente boek, dat natuurlijk ‘De Fotodetective’ heet. Daarin wijdt hij nog wat verder uit over de essentie van Holmes’ gave, als je het zo wilt noemen. Het gaat, zoals hij zeer terecht opmerkt, niet alleen om goed kijken maar ook om veel weten. Pas als je veel weet vallen je afwijkingen op van het gewone. Verder doet hij verslag van een bezoek aan Bakerstreet 221B in Londen, de fictieve woonplek van de grote detective, waarin een soort van museum gevestigd is. Tot zijn verrassing heeft de trap zeventien treden, net als in een van de verhalen. Weer thuis gekomen verbaast hij zich over het feit dat hij geen foto van die trap heeft gemaakt. Blijkbaar is hij ‘genezen’!

Eerlijk gezegd heb ik dat vermogen van Holmes, om bliksemsnel de essentialia van een ‘plaats delict’ op te merken, altijd nogal potsierlijk en absurd gevonden. Misschien moet ik mijn oordeel herzien. Zo zie ik wel dat Aarsman dingen opvallen die ik niet zie omdat hij fotograaf is geweest en er veel van af weet. Iets dergelijks zou zich ook af kunnen spelen in het hoofd van Sherlock Holmes, zo gek is die fantasie van Conan Doyle nou ook weer niet.

Laatst las ik iets dat een ander oordeel over zijn verhalen ook op losse schroeven zette. Holmes bedient zich regelmatig van vermommingen, die blijkbaar zo effectief zijn dat zelfs zijn vaste begeleider Watson erin tuint. Ook verdachten in moordzaken weten zich vaak langdurig onherkenbaar te maken. Volkomen ongeloofwaardig vond ik dat altijd. Tot ik geconfronteerd werd met het volgende verhaal, dat ik haal uit een dik boek over Londen, van de hand van Peter Ackroyd. In 1904 besloot een jonge politieman een luciferverkoper te volgen. Hij ontdekte dat deze zijn verlamde lijf naar Crosby Square sleepte en dat plein verliet via een andere hoek, als een kwieke jongeman. Bij nader onderzoek bleek hij een burgerman te zijn die een goed inkomen verdiende uit de verkoop van lucifers en de aalmoezen die hem daarbij ten deel vielen. Tot zover valt het nog wel mee met de geloofwaardigheid van dit verhaal, maar nu komt het.

In ‘The Adventures of Sherlock Holmes’ uit 1892, hetzelfde boek dat zo belangrijk was voor Hans Aarsman, staat het verhaal van ‘The Man with the Twisted Lip’. Daarin wordt een hoofdrol gespeeld door ene Neville St. Clair, een welvarende man die in de buitenwijken woont. Die blijkt, maar dat is pas nadat Holmes zijn heilzame speurwerk heeft verricht, al jaren zijn geld te verdienen als …. luciferverkoper. ’s Ochtends gaat hij als een eerzame forens van huis, hij verkleedt zich op een huurkamertje en gaat dan als een mismaakte kreupele de straat op. Als hij niet buiten zijn schuld betrokken zou zijn geraakt bij een ernstig misdrijf, en daardoor in contact met Sherlock Holmes, had hij er waarschijnlijk nog jaren mee kunnen doorgaan.

Wat leren we hieruit? Misschien imiteert de werkelijkheid fictie, al is niet helemaal uitgesloten dat het (ook) andersom werkt. In ieder geval houd ik er aan over dat het niet aangaat neerbuigend te doen over vermommingen.

*********
Het plaatje toont de auteur van dit artikel in vermomming. Hij is direct herkenbaar aan de zakdoek die half uit zijn broek steekt, en aan de afmeting van zijn schoenen.

**************************************
Hans Aarsman, De fotodetective, Podium 2012
Arthur Conan Doyle, The Adventures of Sherlock Holmes, George Newes Ltd, 1892
Peter Ackroyd, London, the biography, Chatto&Windus 2000


© 2012 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Vermomd als Sherlock Frits Hoorweg
0910VG Vermomd
Hans Aarsman begon als fotograaf, maar langzaam verdween zijn geloof in dat vak. Zeg maar: omdat de vorm de inhoud teveel in de weg zat. Pogingen om van stijl te veranderen liepen snel vast in een nieuw ‘maniertje’. Tijdens werkzaamheden aan een reportage over de Gentse feesten, een opdracht die hij toch al met tegenzin had aanvaard, kwam hij vrij toevallig tot een belangrijk inzicht.

Hij kocht, om de zinnen te verzetten, een boek van Arthur Conan Doyle: ‘The Adventures of Sherlock Holmes’ en raakte prompt gefascineerd door de detective die alles in één oogopslag ziet. Dat ging hij ook doen! Zo werd hij ‘fotodetective’ en maakt hij nu zijn werk van het onder een vergrootglas leggen van op het eerste gezicht onbeduidende foto’s. Nou ja, vergrootglas, uitvergrotingen worden tegenwoordig vooral mogelijk gemaakt door de computer, die een onmisbaar hulpmiddel voor hem is. Zijn analyses verschijnen regelmatig in de Volkskrant en hij zit ook wel eens aan in het Tv-programma van Matthijs van Nieuwkerk.

De Sherlock Holmes anekdote is afkomstig uit zijn recente boek, dat natuurlijk ‘De Fotodetective’ heet. Daarin wijdt hij nog wat verder uit over de essentie van Holmes’ gave, als je het zo wilt noemen. Het gaat, zoals hij zeer terecht opmerkt, niet alleen om goed kijken maar ook om veel weten. Pas als je veel weet vallen je afwijkingen op van het gewone. Verder doet hij verslag van een bezoek aan Bakerstreet 221B in Londen, de fictieve woonplek van de grote detective, waarin een soort van museum gevestigd is. Tot zijn verrassing heeft de trap zeventien treden, net als in een van de verhalen. Weer thuis gekomen verbaast hij zich over het feit dat hij geen foto van die trap heeft gemaakt. Blijkbaar is hij ‘genezen’!

Eerlijk gezegd heb ik dat vermogen van Holmes, om bliksemsnel de essentialia van een ‘plaats delict’ op te merken, altijd nogal potsierlijk en absurd gevonden. Misschien moet ik mijn oordeel herzien. Zo zie ik wel dat Aarsman dingen opvallen die ik niet zie omdat hij fotograaf is geweest en er veel van af weet. Iets dergelijks zou zich ook af kunnen spelen in het hoofd van Sherlock Holmes, zo gek is die fantasie van Conan Doyle nou ook weer niet.

Laatst las ik iets dat een ander oordeel over zijn verhalen ook op losse schroeven zette. Holmes bedient zich regelmatig van vermommingen, die blijkbaar zo effectief zijn dat zelfs zijn vaste begeleider Watson erin tuint. Ook verdachten in moordzaken weten zich vaak langdurig onherkenbaar te maken. Volkomen ongeloofwaardig vond ik dat altijd. Tot ik geconfronteerd werd met het volgende verhaal, dat ik haal uit een dik boek over Londen, van de hand van Peter Ackroyd. In 1904 besloot een jonge politieman een luciferverkoper te volgen. Hij ontdekte dat deze zijn verlamde lijf naar Crosby Square sleepte en dat plein verliet via een andere hoek, als een kwieke jongeman. Bij nader onderzoek bleek hij een burgerman te zijn die een goed inkomen verdiende uit de verkoop van lucifers en de aalmoezen die hem daarbij ten deel vielen. Tot zover valt het nog wel mee met de geloofwaardigheid van dit verhaal, maar nu komt het.

In ‘The Adventures of Sherlock Holmes’ uit 1892, hetzelfde boek dat zo belangrijk was voor Hans Aarsman, staat het verhaal van ‘The Man with the Twisted Lip’. Daarin wordt een hoofdrol gespeeld door ene Neville St. Clair, een welvarende man die in de buitenwijken woont. Die blijkt, maar dat is pas nadat Holmes zijn heilzame speurwerk heeft verricht, al jaren zijn geld te verdienen als …. luciferverkoper. ’s Ochtends gaat hij als een eerzame forens van huis, hij verkleedt zich op een huurkamertje en gaat dan als een mismaakte kreupele de straat op. Als hij niet buiten zijn schuld betrokken zou zijn geraakt bij een ernstig misdrijf, en daardoor in contact met Sherlock Holmes, had hij er waarschijnlijk nog jaren mee kunnen doorgaan.

Wat leren we hieruit? Misschien imiteert de werkelijkheid fictie, al is niet helemaal uitgesloten dat het (ook) andersom werkt. In ieder geval houd ik er aan over dat het niet aangaat neerbuigend te doen over vermommingen.

*********
Het plaatje toont de auteur van dit artikel in vermomming. Hij is direct herkenbaar aan de zakdoek die half uit zijn broek steekt, en aan de afmeting van zijn schoenen.

**************************************
Hans Aarsman, De fotodetective, Podium 2012
Arthur Conan Doyle, The Adventures of Sherlock Holmes, George Newes Ltd, 1892
Peter Ackroyd, London, the biography, Chatto&Windus 2000
© 2012 Frits Hoorweg
powered by CJ2