archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 1
6 november 2003
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Rondje Dordt Frits Hoorweg

0103 Rondje DordtIn het blad Grasduinen had een enthousiast stuk gestaan over de Brabantse Biesbosch. Daar gingen we dus heen om een mooie wandeling te maken. De bus bracht ons van station Dordrecht naar Kop van ’t Land (prachtige namen hebben ze er) en daar bleek dat we voor één strip extra, in de bus, met de pont meekonden naar de overkant van de Nieuwe Merwede.

Bij de jachthaven van Spieringsluis werd koffie gedronken. Vandaar gingen we over een dijkje door de polder naar het Biesboschmuseum. Het viel ons niet mee; het weer was saai (warm en bewolkt) en de polder waar wij geacht werden van te genieten ook. Als alle toekomstplannen van Staatsbosbeheer verwezenlijkt worden (“opbreken wegen, graven van geulen en afbreken woonhuizen en boerderijen, aantakking op buitenwater”) zal het vast erg leuk worden. Bij het museum stapten we voor een rondvaart op de ‘fluisterboot’. Deze voerde ons door kreken en langs spaarbekkens die met vooruitziende blik zijn aangelegd voor droge perioden. Voor de geoefende vogelaar zal het vast genieten zijn, maar wij zaten een beetje verveeld naar riet en water te kijken. De schipper gaf ons de namen door van de wateren die we bevoeren (vaak iets met ‘gat’) en de eilandjes (vaak iets met ‘plaat’) die we passeerden. Verder vertelde hij sappige verhalen over avonturen die hij zoal beleefde op de fluisterboot. Zo te horen maakte hij er graag een gezellige boel van; dat ‘fluister-’ slaat niet op de manier van spreken aan boord, maar op het beheerste geluid van de elektrische motor. Na 1 uur werden we weer bij het museum af gezet. Met z’n vijven wil de besluitvorming nog wel eens moeizaam gaan, maar deze keer niet: we hadden het met de Biesbosch wel gehad. We gingen met de bus terug naar Dordrecht om een stadswandeling te maken.

Bij de VVV verkochten ze ons een alleraardigst boekje dat Rondje Dordt heet. We volgden braaf de aangegeven route en vergaapten ons onderweg aan het ene monument na het andere. Wie het boekje goed bestudeert krijgt een opfriscursus vaderlandse geschiedenis en wordt herinnerd aan de beroemdheden die de stad heeft voortgebracht. De in 1985 overleden dichter Buddingh stond mij nog vrij scherp voor de geest. Een gezellig aan zijn pijp lurkende man, die het op radio en TV aardig deed met een zwaar accent en een wat trage manier van spreken. Zijn gorgelrijmen – gedichten over bedachte dieren met onzinnige namen – werden pas nog gebundeld in een boek met leuke tekeningen. We gingen even kijken op het Buddinghplein, dat niet ver van de route lag. Veel stelt het plein niet voor, maar dat zou Buddingh niet gedeerd hebben. “Ik houd van het onaanzienlijke,” is de openingszin van een stukje dat hij voor Het Parool schreef. Daarin deelde hij mee dat een klein wit bloemetje tussen twee tegels hem liever is dan een rozenperk. Nou, dat heeft het gemeentebestuur van Dordrecht letterlijk opgevat. Aan het eind van de middag belandden we in een café waar ze een lofdicht op de stad van hem op de muur hebben gezet.

Hier op dit eiland,
dat sinds lang geen eiland meer is:
drie bruggen, twee tunnels,
heb ik alles zich af zien spelen
wat zich op aarde afspelen kan.
In dat kleine pannekoekplatte driehoekje
Tussen Willemsdorp, Kop van ’t Land en Groothoofd.


De dichter kan tevreden zijn, waar het er echt toe doet, wordt zijn werk op passende wijze geëerd.

© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Rondje Dordt Frits Hoorweg
0103 Rondje DordtIn het blad Grasduinen had een enthousiast stuk gestaan over de Brabantse Biesbosch. Daar gingen we dus heen om een mooie wandeling te maken. De bus bracht ons van station Dordrecht naar Kop van ’t Land (prachtige namen hebben ze er) en daar bleek dat we voor één strip extra, in de bus, met de pont meekonden naar de overkant van de Nieuwe Merwede.

Bij de jachthaven van Spieringsluis werd koffie gedronken. Vandaar gingen we over een dijkje door de polder naar het Biesboschmuseum. Het viel ons niet mee; het weer was saai (warm en bewolkt) en de polder waar wij geacht werden van te genieten ook. Als alle toekomstplannen van Staatsbosbeheer verwezenlijkt worden (“opbreken wegen, graven van geulen en afbreken woonhuizen en boerderijen, aantakking op buitenwater”) zal het vast erg leuk worden. Bij het museum stapten we voor een rondvaart op de ‘fluisterboot’. Deze voerde ons door kreken en langs spaarbekkens die met vooruitziende blik zijn aangelegd voor droge perioden. Voor de geoefende vogelaar zal het vast genieten zijn, maar wij zaten een beetje verveeld naar riet en water te kijken. De schipper gaf ons de namen door van de wateren die we bevoeren (vaak iets met ‘gat’) en de eilandjes (vaak iets met ‘plaat’) die we passeerden. Verder vertelde hij sappige verhalen over avonturen die hij zoal beleefde op de fluisterboot. Zo te horen maakte hij er graag een gezellige boel van; dat ‘fluister-’ slaat niet op de manier van spreken aan boord, maar op het beheerste geluid van de elektrische motor. Na 1 uur werden we weer bij het museum af gezet. Met z’n vijven wil de besluitvorming nog wel eens moeizaam gaan, maar deze keer niet: we hadden het met de Biesbosch wel gehad. We gingen met de bus terug naar Dordrecht om een stadswandeling te maken.

Bij de VVV verkochten ze ons een alleraardigst boekje dat Rondje Dordt heet. We volgden braaf de aangegeven route en vergaapten ons onderweg aan het ene monument na het andere. Wie het boekje goed bestudeert krijgt een opfriscursus vaderlandse geschiedenis en wordt herinnerd aan de beroemdheden die de stad heeft voortgebracht. De in 1985 overleden dichter Buddingh stond mij nog vrij scherp voor de geest. Een gezellig aan zijn pijp lurkende man, die het op radio en TV aardig deed met een zwaar accent en een wat trage manier van spreken. Zijn gorgelrijmen – gedichten over bedachte dieren met onzinnige namen – werden pas nog gebundeld in een boek met leuke tekeningen. We gingen even kijken op het Buddinghplein, dat niet ver van de route lag. Veel stelt het plein niet voor, maar dat zou Buddingh niet gedeerd hebben. “Ik houd van het onaanzienlijke,” is de openingszin van een stukje dat hij voor Het Parool schreef. Daarin deelde hij mee dat een klein wit bloemetje tussen twee tegels hem liever is dan een rozenperk. Nou, dat heeft het gemeentebestuur van Dordrecht letterlijk opgevat. Aan het eind van de middag belandden we in een café waar ze een lofdicht op de stad van hem op de muur hebben gezet.

Hier op dit eiland,
dat sinds lang geen eiland meer is:
drie bruggen, twee tunnels,
heb ik alles zich af zien spelen
wat zich op aarde afspelen kan.
In dat kleine pannekoekplatte driehoekje
Tussen Willemsdorp, Kop van ’t Land en Groothoofd.


De dichter kan tevreden zijn, waar het er echt toe doet, wordt zijn werk op passende wijze geëerd.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2